Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het vj. Capittel.

1 De Discipelen plucken koren-ayren op den Sabbath, ende worden daer over van Christo tegen de Phariseen verantwoort. 6 Christus geneest op den Sabbath een dorre handt, ende verdedight dit sijn doen. 12 Bidt op den berch, ende verkiest uyt sijne discipelen twaelf tot Apostelen. 17 Geneest verscheyden siecke ende besetene menschen. 20 Leert welcke menschen gelucksaligh zijn, ende niet en zijn. 27 Vermaent tot liefde, oock selfs tegen de vyanden. 36 tot barmherticheyt, ende tot een billick oordeel van sijnen naesten. 38 als oock tot weldadicheyt. 41 Leert dat men hem selven eerst moet besien, als men andere wil bestraffen. 43 ende dat de boom uyt sijne vruchten bekent wort. 46 Eyndelick leert hy met de gelijckenisse van een huys op een rotze, ende op sandt getimmert, dat het niet genoech is hem met den monde alleen te belijden, maer datmen oock moet sijnen wille doen.

1

Ga naar margenoota ENde het geschiedde op den Ga naar margenoot1 tweeden eersten Sabbath, dat hy door het gezaeyde ginck, ende sijne Discipelen pluckten ayren, ende aten'se, [die] wrijvende met de handen.

2

Ende sommige der Phariseen seyden tot haer, Waerom doet ghy Ga naar margenootb dat niet geoorloft en is te doen, op de Sabbathen.

3

Ende Iesus haer antwoordende seyde, En hebt ghy oock dat niet gelesen, 't welck Ga naar margenootc David dede wanneer hem hongerde, ende den genen die met hem waren?

4

Hoe hy in gegaen is in het Ga naar margenoot2 Huys Godts, ende de toon-brooden genomen ende gegeten heeft, ende oock gegeven den genen die met hem waren, welcke niet en zijn geoorloft te eten, Ga naar margenootd dan alleen den Priesteren.

5

Ende hy seyde tot haer, Ga naar margenoote De sone des menschen is Ga naar margenoot3 een Heere oock des Sabbaths.

6

Ga naar margenootf Ende het geschiedde oock op eenen anderen Sabbath, dat hy inde Synagoge ginck, ende leerde. Ende daer was een mensche, ende sijne rechterhandt was dorre.

7

Ende de Schrift-geleerde ende de Phariseen namen hem waer, of hy op den Sabbath genesen soude: op dat sy [eenige] Ga naar margenoot4 beschuldinge tegen hem mochten vinden.

8

Doch hy kende hare Ga naar margenoot5 gedachten, ende seyde tot den mensche, die de dorre handt hadde, Rijst op, ende staet in't midden. Ende hy opgestaen zijnde, stont [over eynde].

9

So seyde dan Iesus tot haer, Ick sal u vragen: Wat is geoorloft op de Sabbathen? Goet te doen, of quaet te doen? Ga naar margenoot6 [Een mensche] te behouden, of te verderven?

10

Ende haer alle rontom Ga naar margenoot7 aengesien hebende, seyde hy tot den mensche, Streckt uwe handt uyt. Ende hy dede alsoo: Ga naar margenootg ende sijne handt wiert herstelt, gesont gelijck de andere.

11

Ende sy wierden vervult Ga naar margenoot8 met uytsinnicheyt, ende spraken te samen met malkanderen, wat sy Iesu doen souden.

12

Ga naar margenooth Ende het geschiedde in die dagen, dat hy uytginck nae den bergh om te bidden, ende hy bleef den nacht over Ga naar margenoot9 in het gebedt tot Godt.

13

Ga naar margenooti Ende als het dagh was geworden, riep hy sijne Discipelen tot hem, ende verkoos'er twaelve uyt haer, die hy oock Ga naar margenoot10 Apostelen noemde.

14

[Namelick] Simonem, welcken hy oock Ga naar margenoot11 Petrum noemde, ende Andream sijnen broeder, Iacobum ende Ioannem, Philippum ende Bartholomeum.

15

Mattheum ende Thomam, Iacobum den [sone] Alphei, ende Simonem genaemt Ga naar margenoot12 Zelotem.

16

Iudam Iacobi, ende Iudam Iscariot, die oock de verrader geworden is.

17

Ga naar margenootk Ende met haer afgekomen zijnde, stont hy op een vlacke plaetse, ende [met hem] de schare sijner Discipelen, ende een groote menichte des volcks van geheel Iudea ende Ierusalem, ende van den zeekant van Tyrus ende Sidon,

18

Die gekomen waren om hem te hooren, ende om van hare sieckten genesen te worden, ende die van onreyne geesten gequelt waren: ende sy wierden genesen.

19

Ende alle de schare socht hem aen te raken: Ga naar margenootl want daer ginck Ga naar margenoot13 kracht van hem uyt, ende hy genas'se alle.

20

Ga naar margenootm Ende hy sijne oogen opslaende over sijne Discipelen, seyde, Saligh zijt ghy Ga naar margenoot14 arme: Want uwe is het Coninckrijcke Godts.

21

Ga naar margenootn Saligh zijt ghy die nu Ga naar margenoot15 hongert: want ghy sult versadight worden. Ga naar margenooto Saligh zijt ghy die nu Ga naar margenoot26[16] weent: want ghy sult lacchen.

22

Ga naar margenootp Saligh zijt ghy wanneer u de menschen haten, ende Ga naar margenoot17 wanneer sy u afscheyden, ende Ga naar margenoot18 smaden, ende uwen name als quaet Ga naar margenoot19 verwerpen, om des Soons des menschen wille.

23

Ga naar margenootq Verblijdt u in dien dage, ende Ga naar margenoot20 zijt vrolick: want siet uwen Ga naar margenoot21 loon is Ga naar margenoot22 groot inden Hemel: Ga naar margenootr want hare Vaders deden diergelijcke den Propheten.

24

Ga naar margenoots Maer wee u Ga naar margenoot23 ghy rijcke, want ghy hebt uwen troost wech.

25

Ga naar margenoott Wee u die Ga naar margenoot24 versadight zijt: want ghy sult hongeren: Wee u die nu Ga naar margenoot25 lacht: Ga naar margenootv Want ghy sult Ga naar margenoot26 treuren ende weenen.

26

Wee u wanneer Ga naar margenoot27 alle de menschen

[Folio 31v]
[fol. 31v]

wel van u spreken: Want hare Vaders deden diergelijcke den valschen Propheten.

27

Maer ick segge ulieden, die [dit] hoort, Ga naar margenootx Hebt lief uwe vyanden, doet wel den genen die u haten.

28

Segent de gene die u vervloecken, ende Ga naar margenooty bidt voor de gene, die u Ga naar margenoot28 gewelt doen.

29

Ga naar margenootz Den genen die u aen de wange slaet, Ga naar margenoot29 biedt oock de andere: ende den genen die u den mantel neemt, en verhindert oock den rock niet [te nemen].

30

Ga naar margenoota Maer geeft Ga naar margenoot30 een yegelick die van u begeert, ende van de gene, die het uwe neemt, en Ga naar margenoot31 eyscht niet weder.

31

Ga naar margenootb Ende gelijck ghy wilt dat u de menschen doen sullen, doet ghy haer oock desgelijcks.

32

Ga naar margenootc Ende indien ghy lief hebt, die u lief hebben, wat Ga naar margenoot32 danck hebt ghy? want oock Ga naar margenoot33 de sondaers hebben lief de gene die haer lief hebben.

33

Ende indien ghy goet doet, den genen die u goet doen, wat danck hebt ghy? Want oock de sondaers doen het selve.

34

Ga naar margenootd Ende indien ghy leent den genen, van welcke ghy hoopt Ga naar margenoot34 weder te ontfangen, wat danck hebt ghy? Want oock de sondaers leenen den sondaren, op dat sy even-gelijcke weder mogen ontfangen.

35

Maer hebt uwe vyanden lief, ende doet goet, ende leent Ga naar margenoot35 sonder yet weder te hopen: ende uwen loon sal Ga naar margenoot36 groot zijn, ende ghy sult Ga naar margenoote kinderen des Allerhoochsten Ga naar margenoot37 zijn: Want hy is Ga naar margenoot38 goedertieren over de ondanckbare ende boose.

36

Weest dan barmhertich, gelijck oock uwe Vader barmhertich is.

37

Ga naar margenootf Ende en Ga naar margenoot39 oordeelt niet, ende ghy en sult niet geoordeelt worden: Verdoemt niet, ende ghy en sult niet verdoemt worden: Ga naar margenoot40 laet los, ende ghy sult los gelaten worden.

38

Ga naar margenootg Geeft, ende u sal gegeven worden: een goede, neergedruckte, ende geschudde, ende overloopende Ga naar margenoot41 mate sal men in Ga naar margenoot42 uwen schoot geven: Ga naar margenooth Want met de selve mate daer mede ghy-lieden metet, sal ulieden weder gemeten worden.

39

Ende hy seyde tot haer een gelijckenisse, Ga naar margenooti Kan oock wel een blinde eenen blinden op den wech leyden? Sullen sy niet beyde in den gracht vallen?

40

Ga naar margenootk De discipel en is niet boven sijnen Ga naar margenoot43 meester: maer een yegelick Ga naar margenoot44 volmaeckt [discipel], sal zijn gelijck sijn meester.

41

Ga naar margenootl Ende wat siet ghy den Ga naar margenoot45 splinter, die in uws broeders ooge is, ende den balck die in uw' eygen ooge is, en merckt ghy niet?

42

Ofte hoe kondt ghy tot uwen broeder seggen, Broeder laet toe dat ick den splinter die in uw' ooge is Ga naar margenoot46 uyt doe, daer ghy selve den balck die in uw' ooge is, niet en siet? Ghy geveynsde, Ga naar margenootm doet eerst den balck uyt uw' ooge, ende dan sult ghy besien om den splinter uyt te doen, die in uw' broeders ooge is.

43

Ga naar margenootn Want het en is geen goede boom, die quade vrucht Ga naar margenoot47 voortbrenght, noch geen Ga naar margenoot48 quade boom, die goede vrucht voortbrenght.

44

Want een yegelick boom wort uyt sijn eygen vrucht gekent. Ga naar margenooto Want men leest geen vygen van doornen, noch men snijdt geen druyve van bramen.

45

Ga naar margenootp De goede mensche brenght het goede voort uyt den goeden schat sijns herten: ende de quade mensche Ga naar margenoot49 brenght het quade voort uyt den quaden schat sijns herten. Ga naar margenootq Want uyt den overvloet des herten spreeckt sijnen mont.

46

Ga naar margenootr Ende wat noemt ghy my Heere, Heere: ende en doet niet het gene dat ick segge?

47

Ga naar margenoots Een yegelick die tot my komt, ende mijne woorden hoort, ende de selve doet, ick sal u toonen wien hy gelijck is.

48

Hy is gelijck een mensche die een huys bouwde, ende groef, Ga naar margenoot50 ende verdiepte, ende leyde het fondament op een steenrotse: als nu Ga naar margenoot51 de hooge vloet quam, soo Ga naar margenoot52 sloegh de water-stroom tegen dat huys aen, ende en konde dat niet bewegen: want het was op de steenrotze gegrondt.

49

Maer die'se gehoort, ende niet gedaen en sal hebben, is gelijck een mensche die een huys bouwde op de aerde sonder fondament: tegen het welcke de water-stroom aensloegh: ende het viel terstont, ende Ga naar margenoot53 de val van dat selve huys was groot.

margenoota
Deut. 23.25. Matth. 12.1. Marc. 2.23.
margenoot1
Dese Sabbath wort genaemt de tweede eerste, om dat, gelijck voorname leeraers meynen, het de eerste Sabbath was na den tweeden dach van Paesschen, waer van men seven Sabbathen moeste rekenen tot het Pincxster-feest. Levit. cap. 23. vers 15. van welcke seven Sabbathen dese de eerste was, den welcken de Ioden noch hedendaechs noemen den eersten Sabbath na den tweeden dach. want dat oock ontrent dien tijt in het Ioodsche-landt de ayren groot waren, blijck Lev. 23.10. Deut. 16.9. Andere meynen dat het geweest is de laetste dach van het Paesch-feest, die een bysonder rust-dach was soo wel als de eerste. Num. c. 28. vers 25. gelijck den laetsten dagh van 't feest der tabernakelen, den grooten dach van dat feest genaemt wort. Ioan. 7.37. Doch andere meynen dat hy alsoo genaemt wort, om dattet geweest soude zijn de Sabbath in het tweede groot feest namelijck van Pincxsteren, op welcken de eerstelingen van de rijpe vruchten op-geoffert wierden. Exod. 34.22.
margenootb
Exod. 20.10.
margenootc
1.Sam. 21.6.
margenoot2
Siet van het huys Godts, ende van de Toon-brooden, d'aenteeck. op Matth. 12.4.
margenootd
Levit. 24.9.
margenoote
Matth. 12.8. Marc. 2.28.
margenoot3
Siet hier van de verklaringe Matth. 12.8.
margenootf
Matth. 12.9. Marc. 3.1.
margenoot4
Gr. sijne beschuldinge. D. eenige stoffe ofte occasie van beschuldinge, om daer mede hem als een overtreder der Wet by den volcke verdacht te maken.
margenoot5
Ofte, overleggingen.
margenoot6
Gr. een ziele. D. een mensche. Een wijse van spreken, waer door een deel voor het geheele wort genomen. want wie een mensche niet en helpt als hy kan, die is schuldich aen sijn verderf.
margenoot7
N. met toorne. Siet Marc. 3.5.
margenootg
1.Reg. 13.6.
margenoot8
D. Met eenen rasenden haet.
margenooth
Matth. 14.23.
margenoot9
Gr. in het gebedt Godts. N. om sich door den gebede tot het verkiesen van sijne Apostelen te bereyden: gelijck de Apostelen oock na dit exempel gedaen hebben, Actor. 13.3.
margenooti
Matth. 10.1. Marc. 3.13. ende 6.7. Luc. 9.1.
margenoot10
D. Afgesondene, ofte gesanten, om datse van hem eerst door het Iodische landt Matth. 10.6. ende daer na in de werelt uytgesonden souden worden, om het Euangelium te prediken.
margenoot11
Waerom hy also toegenaemt is geworden, siet Marc. 3.16. ende heeft oock dese toenaem gedient om hem te onderscheyden van den tweeden Simon, die ooc daerom hier toe-genaemt wort Zelotes, vers 15. Siet Matth. 10.4.
margenoot12
D. yveraer. siet Matth. 10.4.
margenootk
Matth. 4.25. Marc. 3.7.
margenootl
Marc. 5.30.
margenoot13
D. hy bewees aen haer sijne Goddelijcke kracht, waer door hy haer genas. Siet Marc. 5.30.
margenootm
Matth. 5.2.
margenoot14
N. van geeste. Siet Matth. 5.3.
margenootn
Ies. 65.13.
margenoot15
N. na de gerechticheyt. Matt. 5.6.
margenooto
Ies. 61.3. ende 66.10.
margenoot26[16]
N. lydende om Christi ende des Euangeliums Christi wille, gelijck blijckt uyt 't volgende vers.
margenootp
Matth. 5.11. 1.Petr. 2.19. ende 3.14. ende 4.14.
margenoot17
Ofte, afsnyden. N. van hare vergaderingen ende geselschappen. siet Ioan. 16.2.
margenoot18
N. als Godloose ofte ketters.
margenoot19
Ofte, uytdoen. Gr. uytwerpen.
margenootq
Actor. 5.41.
margenoot20
Gr. springht op, namelick van vreugde.
margenoot21
Van desen loon siet Matth. 5.12.
margenoot22
Gr. veel.
margenootr
Actor. 7.51.
margenoots
Amos 6.1, 8.
margenoot23
Dat is, die u op uwen rijckdom verlaet, ende uwen troost daer in soeckt. Marc. 10.13.
margenoott
Ies. 65.13.
margenoot24
Gr. vervult, D. die uwen lust hebt in u lichaem met spyse ende dranck op te vullen. Siet Iac. 5.5.
margenoot25
D. die u vermaeck hebt in allerley wereltsche blijdschap. Ioa. 16.20. ende in de verdruckinge der vroome. Apoc. 11.10.
margenootv
Iac. 4.9. ende 5.1.
margenoot26
N. eeuwichlick. Iac. 5.1.
margenoot27
N. de wereltsche menschen. Ioan. 15.19. als ghy haer soudt soecken te behagen ende gelijck te zijn. Galat. 1.10.
margenootx
Exod. 23.4. Prov. 25.21. Matth. 5.44. Rom. 12.20. 1.Corinth. 4.12.
margenooty
Luce 23.32. Actor. 7.60.
margenoot28
Ofte, lasteren, gelijck 1.Petr. 3.16.
margenootz
1.Corinth. 6.7.
margenoot29
N. liever dan dat ghy u selven soudet wreecken, ofte quaet met quaet vergelden.
margenoota
Deut. 15.7. Matth. 5.42.
margenoot30
Dit moet verstaen worden van de rechte arme, die gebreck lijden, den welcken wy oock geven moeten nae ons vermogen. Siet hier van den regel Pauli, 2.Corin. 8. versen 12, 13, 14.
margenoot31
N. so daer door de liefde des naesten soude worden gequetst, ofte aen andere ergernisse gegeven. 1.Corinth. 6.7.
margenootb
Matth. 7.12.
margenootc
Matth. 5.46.
margenoot32
Ofte, genade, D. genadige weldaet ofte vergeldinge van Godt.
margenoot33
D. openbare ende groote sondaren, hoedanige gehouden wierden de tollenaren, die in plaetse der selve Matth. 5. versen 46, 47 gestelt worden.
margenootd
Deut. 15.8. Matth. 5.42.
margenoot34
N. het geleende gelt, ofte diergelijcke vrientschap, wanneer ghy sulcks van doen soudt hebben, gelijck uyt de volgende woorden in't eynde vant vers. blijckt.
margenoot35
Ofte, sonder daer van yet te hopen. D. met alleen den genen die ghy hoopt dat het sullen weder-geven, ofte diergelijcke vrientschap weder doen, maer oock den genen daer van ghy die hope niet en hebt: gelijck hy hier oock gebiedt niet alleen de vrienden, maer oock de vyanden lief te hebben.
margenoot36
Gr. veel.
margenoote
Matth. 5.45.
margenoot37
D. toonen metter daet, dat ghy het zijt.
margenoot38
Ofte, weldadigh.
margenootf
Matth. 7.1. Rom. 2.1. 1.Cor. 4.5.
margenoot39
N. lichtveerdelick ofte verkeerdelick, gelijck Matth. 7.1.
margenoot40
Ofte, vergeeft, ende u sal vergeven worden.
margenootg
Prov. 10.22. ende 19.17.
margenoot41
Een gelijckenisse genomen van het meten van drooge waren, als men elck 'tsijne ruym wil toemeten.
margenoot42
Een maniere van spreken genomen van de wijse der volcken in Orienten, die lange wijde kleederen droegen, daer in sy ontfangen konden 't gene haer gegeven wiert. Psal. 79.12. Ier. 32.18.
margenooth
Matth. 7.2. Marc. 4.24.
margenooti
Iesa. 42.19. Matth. 15.14.
margenootk
Matth. 10.24. Ioan. 13.16. ende 15.20.
margenoot43
Gr. Leeraer, ofte, Leer-meester.
margenoot44
D. een recht, waer, ende getrouw discipel.
margenootl
Matth. 7.3.
margenoot45
Wat door den splinter ende balck verstaen wort, siet Matth. 7.3.
margenoot46
Gr. uytwerpe.
margenootm
Prov. 18.17.
margenootn
Matth. 7.17. ende 12.33.
margenoot47
Gr. maeckt.
margenoot48
Gr. verrotte.
margenooto
Matth. 7.16.
margenootp
Matth. 12.35.
margenoot49
N. gemeenlick, ofte ten meestendeel. want anders de geveynsde dickwijls spreken datse niet en meynen, hoewel hare geveynstheyt veeltijts aen den dagh komt.
margenootq
Matth. 12.34.
margenootr
Malach. 1.6. Matth. 7.21. ende 25.11. Luc. 13.23. Rom. 2.13. Iac. 1.22.
margenoots
Matth. 7.24.
margenoot50
D. groef diep, N. om te vaster fondament te leggen.
margenoot51
Gr. de volle vloedt, waer door, als oock door de stroomen, verstaen worden de verleydingen, versoeckingen, verdruckingen, ende vervolginge. Mat. 13.21.
margenoot52
Gr. brack.
margenoot53
Gr. de breucke, ofte, scheure.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken