Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het vij. Capittel.

1 Christus maeckt gesont den knecht eens hooftmans tot Capernaum, wiens geloove hy prijst boven alle andere. 11 Verweckt van den dooden eener weduwen soon tot Nain. 18 Beantwoort de vrage der Discipelen Ioannis, ende bewijst uyt sijne eygene leere ende wercken, dat by de Messias is. 24 Geeft van den persoon ende ampt Ioannis een heerlick getuygenis. 29 waer over 't volck Godt prijst, maer de Phariseen verachten den raedt Godts. 31 Verwijt den Ioden, onder de gelijckenisse van het doen der kinderen op de straten, hare onbekeerlickheyt. 36 Eet by Simon den Phariseus, waer een sondaresse sijne voeten met hare tranen nat maeckt: daer aen hem Simon stoot, ende Christus verantwoort haer met de gelijckenisse van twee schuldenaren.

1

NAe dat hy nu alle sijne woorden Ga naar margenoot1 voleyndight hadde Ga naar margenoot2 ten aenhooren des volcks, Ga naar margenoota ginck hy in tot Capernaum.

2

Ende een dienstknecht van een seker hooftman over hondert, die hem seer Ga naar margenoot3 weert was, kranck zijnde lagh op zijn sterven.

3

Ende van Iesu gehoort hebbende, sondt hy tot hem de Ga naar margenoot4 Ouderlingen der Ioden, hem biddende dat hy wilde komen, ende sijnen dienstknecht Ga naar margenoot5 gesont maken.

4

Dese nu tot Iesum gekomen zijnde, baden hem Ga naar margenoot6 ernstelick, seggende, Hy is weerdich Ga naar margenoot7 dat ghy hem dat doet.

5

Want hy heeft Ga naar margenoot8 ons volck lief, ende heeft selve ons de Ga naar margenoot9 Synagoge gebouwt.

6

Ende Iesus ginck met haer. Ende als hy nu niet verre van het huys was, sondt de hooftman over hondert tot hem [eenige] vrienden, ende Ga naar margenoot10 seyde tot hem, Heere en neemt de moeyte niet: want ick en ben niet weerdigh dat ghy onder mijn dack soudt inkomen.

7

Daerom en hebbe ick oock my selven niet weerdigh geacht om tot u te komen: maer Ga naar margenoot11 seght [het] met een woort, ende mijn knecht sal genesen worden.

8

Want ick ben oock een mensche Ga naar margenoot12 onder de macht [van andere] gestelt, hebbende krijchs-knechten onder my, ende ick segge tot desen, Gaet, ende hy gaet: ende tot den anderen, Comt, ende hy komt: ende tot mijnen dienstknecht, Doet dat, ende hy doet [het].

9

Ende Iesus dit hoorende, verwonderde hem sijner: ende sich omkeerende seyde tot de schare die hem volghde, Ick segge ulieden, ick en hebbe soo grooten geloo-

[Folio 32r]
[fol. 32r]

ve selfs Ga naar margenoot13 in Israël niet gevonden.

10

Ende die gesonden waren, wedergekeert zijnde in het huys, vonden den krancken dienstknecht gesont.

11

Ende het geschiedde op den volgenden [dagh] dat hy ginck nae een stadt genaemt Ga naar margenoot14 Nain, ende met hem gingen vele van sijne Discipelen, ende een groote schare.

12

Ende als hy de Ga naar margenoot15 poorte der stadt genaeckte, siet daer, een doode wiert uytgedragen, [die] een eenichgeboren sone sijner moeder [was], ende sy [was] weduwe, ende een groote schare van de stadt [was] met haer.

13

Ende de Heere haer siende, wiert innerlick met ontferminge over haer beweeght, ende seyde tot haer, Ga naar margenoot16 En weent niet.

14

Ende hy ginck toe, ende raeckte Ga naar margenoot17 de bare aen (de dragers nu stonden stille) ende hy seyde, Iongelinck, ick segge u, Ga naar margenootb staet op.

15

Ende de doode sat overeynde, ende begon te spreken: ende hy gaf hem sijne moeder.

16

Ende vreese bevinghse alle, ende sy Ga naar margenoot18 verheerlickten Godt, seggende, Ga naar margenootc Een groot Propheet is onder ons opgestaen, ende Ga naar margenootd Godt heeft sijn volck Ga naar margenoot19 besocht.

17

Ende dit Ga naar margenoot20 geruchte van hem ginck uyt in geheel Iudea, ende in alle het omliggende lant.

18

Ga naar margenoote Ende de discipelen Ioannis bootschapten Ga naar margenoot21 hem van alle dese dingen.

19

Ende Ioannes sekere twee van sijne Discipelen tot hem geroepen hebbende, sondt'se tot Iesum, seggende, Zijt ghy de gene Ga naar margenoot22 die komen soude, ofte verwachten wy eenen anderen?

20

Ende als de mannen tot hem gekomen waren, seyden sy, Ioannes de Dooper heeft ons tot u afgesonden, Ga naar margenoot23 seggende, Zijt ghy die komen soude, ofte verwachten wy eenen anderen?

21

Ende in de selve uyre genas hy'er vele van sieckten ende Ga naar margenoot24 qualen, ende boose geesten, ende vele blinden Ga naar margenoot25 gaf hy het gesichte.

22

Ende Iesus antwoordende seyde tot haer, Gaet henen ende boodtschapt Ioanni weder de dingen die ghy gesien ende gehoort hebt, [namelick] Ga naar margenootf dat de blinde worden siende, de kreupele wandelen, de melaetsche gereynight worden, de doove hooren, de doode opgeweckt worden, den armen het Euangelium verkondight wort.

23

Ende saligh is hy, die Ga naar margenoot26 aen my niet en sal ge-ergert worden.

24

Ga naar margenootg Als nu Ga naar margenoot27 de boden Ioannis wegh gegaen waren, begon hy tot de scharen van Ioanne te seggen, Wat zijt ghy uytgegaen inde woestijne te aenschouwen? Een riet dat van den wint gins ende weder beweeght wort?

25

Maer wat zijt ghy uytgegaen te sien? Een mensche met sachte kleederen bekleedt? Siet, die in heerlicke kleedinge ende wellust zijn, die zijn in de Conincklicke hoven.

26

Maer wat zijt ghy uytgegaen te sien? Een Propheet? Ia ick segge u, oock veel meer dan een Propheet.

27

Dese is 't van welcken geschreven is, Ga naar margenooth Siet ick sende mijnen Engel voor uw' aengesicht, die uwen wegh voor u henen bereyden sal.

28

Want ick segge u lieden, onder die van vrouwen geboren zijn, en is niemant meerder Propheet dan Ioannes de Dooper: maer de Ga naar margenoot28 minste in het Coninckrijcke Godts, is meerder dan hy.

29

Ende alle het volck [hem] hoorende, ende de tollenaers, die met den Doop Ioannis gedoopt waren, Ga naar margenoot29 rechtveerdighden Godt.

30

Maer de Phariseen ende de Wetgeleerde hebben Ga naar margenoot30 den raedt Godts Ga naar margenoot31 tegen haer selven Ga naar margenoot32 verworpen, van hem niet gedoopt zijnde.

31

Ga naar margenooti Ende de Heere seyde, By wien sal ick dan de menschen van dit geslachte vergelijcken? ende wien zijn sy gelijck?

32

Sy zijn Ga naar margenoot33 gelijck de kinderen, die op de merckt sitten, ende malkandren toeroepen ende seggen, Wy hebben u op de fluyte gespeelt, ende ghy en hebt niet gedanst: Wy hebben u klaech-lieden gesongen, ende ghy en hebt niet geweent.

33

Ga naar margenootk Want Ioannes de Dooper is gekomen, Ga naar margenoot34 noch broodt etende, noch wijn drinckende, ende ghy seght, Hy heeft den Duyvel.

34

De Sone des menschen is gekomen, etende ende drinckende, ende ghy seght, Siet daer een mensche [die] Ga naar margenoot35 een vraet ende wijn-suyper [is], een vrient van tollenaren ende sondaren.

35

Doch de wijsheyt is Ga naar margenoot36 gerechtveerdight geworden van alle hare kinderen.

36

Ga naar margenootl Ende een der Phariseen badt hem, dat hy met hem ate: ende ingegaen zijnde in des Phariseen huys sat hy aen.

37

Ende siet, een vrouwe in de stadt, welcke Ga naar margenoot37 een sondaresse was, verstaende dat hy in des Phariseen huys aensat, bracht Ga naar margenoot38 een alabaster-flessche met salve.

38

Ende staende achter aen sijne voeten, Ga naar margenoot39 weenende, begon sy sijne Ga naar margenoot40 voeten nat te maken met tranen, ende sy drooghdese af met het hayr van haer hooft, ende kuste sijne voeten, ende salfdese met de salve.

39

Ende de Phariseus, die hem genoodt hadde, [sulcks] siende, sprack by hem selven, seggende, Ga naar margenootm Dese, indien hy een Propheet ware, soude wel weten wat ende hoedanigen vrouwe dese is, die hem aenraeckt: want sy is een sondaresse.

40

Ende Iesus antwoordende seyde tot hem, Simon, ick hebbe u wat te seggen. Ende hy sprack, Meester seght het.

41

[Iesus seyde], Ga naar margenoot41 Een seker Ga naar margenoot42 schult-heer hadde twee schuldenaers: de een was schuldigh vijf hondert Ga naar margenoot43 penningen, ende de ander vijftigh.

42

Ende als sy niet en hadden om te betalen, scholt hy het haer beyden quijt. Seght dan wie van desen sal hem meer lief hebben?

43

Ende Simon antwoordende seyde, Ick achte dat hy't [is], dien hy het meeste quijt gescholden heeft. Ende hy seyde tot hem, Ghy hebt recht geoordeelt.

44

Ende hy hem omkeerende nae de vrouwe, seyde tot Simon, Siet ghy dese vrouwe? Ick ben in uw' huys gekomen, Ga naar margenoot44 water en hebt ghy niet tot mijne voeten gegeven, maer dese heeft mijne voeten met tranen nat gemaeckt, ende met het hayr hares hoofts afgedrooght.

45

Ghy en hebt my geenen kus gegeven: maer dese, Ga naar margenoot45 van dat sy ingekomen is, en heeft niet afgelaten mijne voeten te kussen.

46

Met olye en hebt ghy mijn hooft niet gesalft: maer dese heeft mijne voeten met salve gesalft.

[Folio 32v]
[fol. 32v]

47

Daerom segge ick u, hare sonden zijn [haer] vergeven die vele waren, Ga naar margenoot46 want sy heeft veel lief gehadt: maer dien weynich vergeven wort, die heeft weynich lief.

48

Endy hy seyde tot haer, Ga naar margenootn Uwe sonden zijn [u] vergeven.

49

Ende die mede aensaten begonden te seggen Ga naar margenoot47 by haer selven, Ga naar margenooto Wie is dese die oock de sonden vergeeft?

50

Maer hy seyde tot de Vrouwe, Uw' Ga naar margenoot48 geloove heeft u behouden, gaet henen in vrede.

margenoot1
Gr. vervult.
margenoot2
Gr. in 't gehoor.
margenoota
Matth. 8.5.
margenoot3
Gr. dierbaer, N. van wegen sijne getrouwe diensten.
margenoot4
Dese Ouderlingen waren de aensienelickste van den volcke, die in dien tijdt gebruyckt wierden in elcke stadt om de politie ofte kercke te regeren. Siet Matth. 26.3.
margenoot5
Gr. behouden, N. by het leven.
margenoot6
Gr. vlijtelick, neerstelick.
margenoot7
Ofte, dien ghy dat doen sult. And. dien men dat doen soude.
margenoot8
N. de Ioden: waer uyt blijckt dat hy een heyden was, als oock uyt het volgende 9 vers.
margenoot9
Van de Synagogen siet Matt. 4.23.
margenoot10
D. liet seggen door dese sijne vrienden. Alsoo kan oock verstaen worden 'tgene geseght wort by Matt. cap. 8.6, etc. dat hy selve heeft gedaen, 'tgene hy door sijne vrienden heeft laten doen.
margenoot11
D. gebiedt ofte beveelt alleen met een woordt, dat mijn knecht gesont worde. Siet Matt. 8.18.
margenoot12
Wat hy hier mede wil seggen, siet de aenteeckeninge op Matth. 8.9.
margenoot13
D. onder de Israeliten.
margenoot14
Dit was een stadt in Galileen, gelegen aen den voet vanden bergh Hermon, by de beke Kison, die in de Galileesche zee loopt.
margenoot15
Eertijts wierden de doode, so by de Ioden als andere volckeren, buyten de steden begraven, gelijck oock Christus in een hof buyten de stadt begraven is geweest. Ioan. 19.41. ende gelijck noch op sommige plaetsen geschiet. Siet oock Genes. 23.19. ende 50.13.
margenoot16
Daermede en wil Christus niet verbieden allerley weenen over de doode. 1.Thess. 4.13. maer te kennen geven, dat hy de oorsake van haer weenen wilde wech-nemen.
margenoot17
Ofte, dootkiste.
margenootb
Actor. 9.40.
margenoot18
D. presen, loofden.
margenootc
Luc. 24.19. Ioan. 4.19. ende 6.14. ende 9.17.
margenootd
Luc. 1.68.
margenoot19
N. ten goede om haer te verlossen. Exod. 4.31.
margenoot20
Gr. dit woordt.
margenoote
Matth. 11.2.
margenoot21
Gr. ende Ioanni bootschapten sijne discipelen.
margenoot22
D. de Messias. De oorsake van dese vrage siet Matth. 11.3.
margenoot23
D. Om u te laten seggen ende vragen.
margenoot24
Gr. geessels. Siet Marc. 3.10.
margenoot25
Gr. schonck hy genadelijck het sien.
margenootf
Iesa. 29.18. ende 35.5. ende 61.1
margenoot26
Gr. in my. Siet Matth. 11.6.
margenootg
Matth. 11.7.
margenoot27
Ofte, gesondene. Van dit geheel getuygenisse Christi van Ioanne den Dooper siet de aent. Matth. 11.7. ende volgens.
margenooth
Malach. 3.1. Marc. 1.2.
margenoot28
Gr. de mindere.
margenoot29
D. Erkenden ende presen sijne rechtveerdigheyt, goedigheyt, trouwe, ende waerheydt. gelijck vers 35.
margenoot30
D. de middelen die Godt na sijnen wijsen raedt verordineert heeft in 't nieuwe verbont, om daer door de menschen ter salicheyt te brengen. Siet Prov. 1.25, 30. Actor. cap. 20.vers 27. Hebr. 12.25. Andersins blijft altijt vast den raedt, dat is, het besluyt Godts over de salicheyt sijner uytverkorene. Mat. 24.24. Rom. 8.28, 29. Hebr. 6.13, etc.
margenoot31
D. tot haer eygen schade ende verderf.
margenoot32
Ofte, te niete gedaen. Ofte, krachteloos gemaeckt. Namelick door 't moetwillich verachten van de middelen die Godt tot salicheyt der menschen heeft geordineert.
margenooti
Matth. 11.16.
margenoot33
De verklaringe van dese gelijckenisse siet in d'aent. Matt. 11.16.
margenootk
Matth. 3.4. Marc. 1.6.
margenoot34
D. geen ordinarische spijse ende dranck, als andere menschen, gebruyckende. want hy at sprinck-hanen ende wilden honich. Matth. 3.4.
margenoot35
Gr. Eter ende wijn-drincker.
margenoot36
Siet Matt. 11.vers 19.
margenootl
Matth. 26.6. Marc. 14.3. Ioan.11.2. ende 12.3.
margenoot37
D. een groote sondaresse, van een oneerlick leven, ende inde stadt daer voor bekent.
margenoot38
Siet diergelijck. Matt. 26.7. Matt. 14.3.
margenoot39
N. Bedroeft zijnde over hare sonden, gelijck Petrus Luc. 22.62.
margenoot40
Dit zijn teeckenen van hare boetveerdicheyt ende liefde tot Christum, spruytende uyt het gevoelen harer sonden, ende der vergevinge der selve, als blijckt vers 47.
margenootm
Luc. 15.2.
margenoot41
Wat het oochmerck Christi in dese gelijckenisse zy, toont hy selve, als hy die toepast op dese vrouwe, vers 47.
margenoot42
Ofte, uytleener, banckhouder.
margenoot43
Gr. Denarien. siet de weerde daer van Matt. 18.28.
margenoot44
Met dese dry betooningen van vrientschap, ontfingen de oude in die landen hare vremde gasten ende vrienden, gelijck te sien is Gen. 18.4. ende 19.2. Exod. 4.27. ende 18.7. Eccl. 9.8. Psalm 23.5. Rom. 16.16. ende elders.
margenoot45
And. van dat ick ingekomen ben.
margenoot46
Hiermede en wort niet aengewesen, dat dese hare groote liefde de oorsake was van de vergevinge harer sonden, maer dat de selve een vrucht, bewijs, ende teecken was, dat haer vele sonden vergeven waren: ende dat sy daerom nu niet meer voor sulcken sondaresse was te houden: gelijck blijckt uyt de naestvolgende woorden, ende het geheel ooghmerck van dese gelijckenisse: waer uyt klaerlick kan gesien worden, dat de vergevinge der sonden gestelt wort de oorsake van de liefde, ende niet de liefde de oorsake van de vergevinge der sonden: gelijck oock in het 50 vers geseght wort, dat het geloove ende niet de liefde haer behouden heeft.
margenootn
Matth. 9.2.
margenoot47
Ofte, onder malkanderen.
margenooto
Mat. 9.3, 48
margenoot48
Dat is, door uw' geloove in my hebt ghy dese weldaet der vergevinge uwer sonden ontfangen, waer door ghy behouden wort ter salicheyt. Siet Actor. 26.18.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken