Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xvj. Capittel.

1 Door de gelijckenisse van de voorsichticheydt van een onrechtveerdich rentmeester leert Christus, datmen van den onrechtveerdigen Mammon sal vrienden maken. 13 ende datmen den Mammon niet en moet dienen. 14 Bestraft der gelt-gieriger Phariseen geveynstheyt ende hoochmoet. 16 Leert dat de Wet ende de Propheten tot op Ioannem geduert hebben, ende tot den minsten tittel vervult moeten worden. 18 ende handelt van de echtscheydinge. 19 Stelt voor de gelijckenisse van den rijcken man, ende den armen Lazarus, ende beyder verscheydene staet, soo in dit leven, als hier namaels.

1

ENde hy seyde oock tot sijne Discipelen, Daer was een seker rijck mensche, welcke eenen Ga naar margenoot1 rentmeester hadde, ende dese wierdt by hem verclaeght, als die sijne goederen Ga naar margenoot2 doorbracht.

2

Ende hy riep hem, ende seyde tot hem, Hoe hoore ick dit van u? Geeft rekenschap van uw' Ga naar margenoot3 rentmeesterschap: want ghy en sult niet meer konnen rentmeester zijn.

3

Ende de rentmeester seyde by hem selven, Wat sal ick doen, dewijle mijn heere dit rentmeesterschap van my neemt? Graven en can ick niet, te bedelen schame ick my.

4

Ick weet wat ick doen sal, op dat, wanneer ick van 't rentmeesterschap afgeset sal wesen, Ga naar margenoot4 sy my in hare huysen ontfangen.

5

Ende hy riep tot hem een yegelick van de schuldenaers sijns heeren, ende seyde tot den eersten, Hoe veel zijt ghy mijnen heere schuldich?

6

Ende hy seyde, Hondert Ga naar margenoot5 vaten olye. Ende hy seyde tot hem, Neemt uw' handschrift, ende nedersittende schrijft haestelick vijftich.

7

Daer na seyde hy tot eenen anderen, Ende ghy, hoe veel zijt ghy schuldigh? Ende hy seyde, Hondert Ga naar margenoot6 mudden terwe. Ende hy seyde tot hem, Neemt uw' handschrift, ende schrijft tachtentich.

8

Ende de Ga naar margenoot7 heere Ga naar margenoot8 prees den onrecht-

[Folio 38r]
[fol. 38r]

veerdigen rent-meester, om dat hy voorsichtelick gedaen hadde: want de Ga naar margenoot9 kinderen deser werelt zijn voorsichtiger dan Ga naar margenoota de kinderen des lichts in haren geslachte.

9

Ende ick segge u lieden, Ga naar margenootb Maeckt u selven Ga naar margenoot10 vrienden uyt den onrechtveerdigen Ga naar margenoot11 Mammon, op dat wanneer Ga naar margenoot12 u ontbreken sal, sy u mogen Ga naar margenoot13 ontfangen inde eeuwige tabernakelen.

10

Die getrouw' is in't minste, die is oock in't Ga naar margenoot14 groote getrouw': ende die in Ga naar margenoot15 het minste onrechtveerdich is, die is oock in het groote onrechtveerdich.

11

So ghy dan in den Ga naar margenoot16 onrechtveerdigen Mammon niet getrouw' en zijt geweest, wie sal u Ga naar margenoot17 het ware vertrouwen?

12

Ende so ghy in Ga naar margenoot18 een anders [goet] niet getrouw' en zijt geweest, wie sal u Ga naar margenoot19 het uwe geven?

13

Ga naar margenootc Geen huysknecht en can twee heeren dienen: want of hy sal den eenen haten, ende den anderen lief hebben: ofte hy sal den eenen Ga naar margenoot20 aenhangen, ende den anderen verachten. Ghy en condt Gode niet dienen ende den Mammon.

14

Ende alle dese dingen hoorden oock de Phariseen, Ga naar margenootd die geltgierigh waren, ende sy beschimpten hem.

15

Ende hy seyde tot haer, Ghy zijt die u selven rechtveerdight voor de menschen: maer Ga naar margenoote Godt kent uwe herten. Ga naar margenootf Want Ga naar margenoot21 dat hooge is onder de menschen, is een grouwel voor Godt.

16

Ga naar margenootg De Wet, ende de Propheten [zijn] tot op Ioannem: van dier tijdt af wort het Ga naar margenoot22 Coninckrijcke Godts Ga naar margenoot23 verkondight, ende een yegelick doet Ga naar margenoot24 gewelt op het selve.

17

Ga naar margenooth Ende het is lichter dat de hemel ende de aerde voor-by-gaen, dan dat een Ga naar margenoot25 tittel der Wet Ga naar margenoot26 valle.

18

Ga naar margenooti Een yegelijck die sijn wijf Ga naar margenoot27 verlaet, ende een andere trouwt, die doet overspel: ende een yegelijck die de verlatene van den man trouwt, die doet [oock] overspel.

19

Ende daer was een seker rijck mensche, ende was gekleedt met Ga naar margenoot28 purper ende Ga naar margenoot29 zeer fijn lijnwaet, levende alle dage vrolijck ende prachtich.

20

Ende daer was een seker bedelaer, met name Lazarus, welcke lach voor sijn Ga naar margenoot30 poorte, vol sweeren,

21

Ende begeerde versadight te worden van de kruymkens, die van de tafel des rijcken vielen: maer oock de honden quamen ende leckten sijne sweeren.

22

Ende het geschiedde dat de bedelaer stierf, ende van de Engelen gedragen wiert inden Ga naar margenoot31 schoot Abrahams.

23

Ende de rijcke stierf oock, ende wiert Ga naar margenoot32 begraven. Ende als hy in de helle sijne Ga naar margenoot33 oogen ophief, zijnde in de pijne, sagh hy Abraham van verre, ende Lazarum in sijnen schoot.

24

Ende hy riep ende seyde, Vader Abraham ontfermt u mijner, ende sendt Lazarum, dat hy het uyterste sijns vingers in het water doope, ende verkoele mijn tonge: Ga naar margenootk want ick lijde smerten in dese vlamme.

25

Maer Abraham seyde, Ga naar margenootl Kindt, gedenckt dat ghy uw' goet ontfangen hebt in uw' leven, ende Lazarus desgelijcks het quade: ende nu wort hy vertroost, ende ghy lijdt smerten.

26

Ende boven dit alles, tusschen ons ende u lieden is een groote Ga naar margenoot34 klove gevestight, so dat de gene die van hier tot u willen overgaen, niet en souden konnen, noch oock die [daer zijn], van daer tot ons overkomen.

27

Ende hy seyde, Ick bidde u dan vader, dat ghy hem sendet tot mijns vaders huys.

28

Want ick hebbe vijf broeders: dat hy haer [dit] betuyge, op dat oock sy niet en komen in dese plaetse der pijninge.

29

Abraham seyde tot hem, Ga naar margenootm Sy hebben Ga naar margenoot35 Mosem ende de Propheten: dat'se die Ga naar margenoot36 hooren.

30

Ende hy seyde, Neen vader Abraham: maer so yemandt van de dooden tot haer henen ginge, sy souden haer bekeeren.

31

Doch [Abraham] seyde tot hem, Indien sy Mosem ende de Propheten niet en hooren, so en sullen sy oock, alwaer't datter yemant uyt den dooden opstonde, haer niet laten Ga naar margenoot37 geseggen.

margenoot1
Gr. huys-houder, ofte, huys-besorger, die gestelt is over den ontfanck ende uytgeef der goederen.
margenoot2
Gr. verstroyde, ofte, verquiste.
margenoot3
Ofte, bedieninge, N. uwes ampts.
margenoot4
N. de schuldenaers mijns heeren.
margenoot5
Gr. Batos, 't welck beteeckent een groote mate van natte waren, waer van siet 1.Reg. 7.26.
margenoot6
Gr. Coros, het welck beteeckent een drooge mate van drooge waren, 1.Reg. 4.22.
margenoot7
N. deses rentmeesters.
margenoot8
Niet van wegen sijne onrechtveerdicheyt, maer van wegen dese sijne voorsichticheyt, om hem selven tegen het toekomende te voorsien.
margenoot9
Gr. sonen. D. die niet anders en soecken dan dingen deses werelts, gelijck daer tegen gestelt worden de kinderen des lichts, dat is, die door den heyligen Geest verlicht zijnde soecken het gene dat hemelsch is. Ioa. 12.36. Ephes. 5.8. 1.Thess. 5.58. 1.Ioan. 1.5, 6.
margenoota
Ephes. 5.8. 1.Thes. 5.5.
margenootb
Matth. 6.19. ende 19.21. 1.Tim. 6.19.
margenoot10
D. maeckt door uwe mildadicheyt tegen den armen, voornamelick den geloovigen, dat deselve over u niet en klagen, maer u mogen segenen voor Godt. Siet Deut. 24.13.
margenoot11
Van dit woort siet Matth. 6.24.
margenoot12
Ofte, wanneer ghy sult beswijcken, N. door den doot: als alle uwe wereltsche goederen u sullen begeven. ofte, verlaten sult, N. den mammon.
margenoot13
N. als getuygen van uwe mildadigheyt ende liefde aen haer bewesen.
margenoot14
Gr. vele.
margenoot15
Ofte, het weynichste.
margenoot16
Om dat de rijckdommen veeltijts ofte onrechtveerdelick verkregen, ofte niet recht besteedt ofte gebruyckt en worden. Andere setten't over, valsch, ofte, bedrieghlick, om dat het gestelt wort tegen het ware goet, vers 11.
margenoot17
D. de ware, onvergancklicke, ende hemelsche rijckdommen. Matth. c. 6. vers 20.
margenoot18
N. dat u Godt maer voor eenen tijd en leent, om niet alleen voor u, maer oock voor andere te gebruycken.
margenoot19
D. dat ghy altijt ende eeuwelick sult behouden.
margenootc
Matth. 6.24.
margenoot20
D. hem aen den eenen houden.
margenootd
Matth. 23.14.
margenoote
Psal. 7.10.
margenootf
1.Sam. 16.7.
margenoot21
D. wat de wereltsche ende vleeschelicke menschen hooch achten.
margenootg
Matth. 11.12, 13.
margenoot22
D. de vervullinge van het gene de Wet ende de Propheten van den Messias voorseght hebben.
margenoot23
Gr. ge-euangelizeert.
margenoot24
Siet Mat. 11. vers 12.
margenooth
Matth. 5.18. Iesa. 40.8. ende 51.6. Psal. 102.27.
margenoot25
Siet Matt. 5. vers 18.
margenoot26
D. dat niet volbracht en werde 't gene inde Wet ende Propheten voorgeseght ende geleert wort.
margenooti
Matth. 5.32. ende 19.9. Marc. 10.11. 1.Cor. 7.10.
margenoot27
T.w. anders als om hoererie, gelijck uyt-gedruckt wort Matth. cap. 5. vers 32. ende 19.9.
margenoot28
D. met purpere kleederen. Siet Matth. 27.28. Marc. 15. vers 17.
margenoot29
Gr. Byssos: dit was een soorte van seer fijn doeck, ofte lijnwaet, het welck Plinius seght dat tegen goudt gewaerdeert wierdt. Hist. Nat. lib. 19. cap. 10. ende wort van zijde uytdruckelick onderscheyden, Apoc. 18.12.
margenoot30
Ofte, poortael, voor poorte.
margenoot31
D. in den hemel, ofte in 't Paradijs, alwaer de geloovige met Abraham den vader aller geloovige sullen vergadert worden, rusten, aensitten, ende vertroost worden. Matth. 8.11. Ioan. 13.23.
margenoot32
N. met groote pracht ende statie. Van Lazari begraeffenisse en wort niet vermelt maer in plaetse van dien, alles wat sijn ziele weder-varen is.
margenoot33
Dese woorden gelijck oock eenige navolgende en moeten niet eygentlick verstaen worden, want de ziele een geestelick wesen zijnde, en heeft noch ooge, noch tonge, noch vinger: maer by gelijckenisse, om daer mede uyt te drucken soo de grootheyt der pijnen in de helle, als de onveranderlickheyt van den staet der zielen na dit leven, soo in den hemel, als in de helle zijnde.
margenootk
Iesa. 66.24. Marc. 9.44.
margenootl
Iob 21.13.
margenoot34
Ofte, afgrondt, D. een wijde ende diepe tusschen-scheydinge, door Godts wille ende macht vast gemaeckt.
margenootm
Iesa. 8.20. ende 34.16. Ioan. 5.39. Actor. 17.11.
margenoot35
D. de schriften Mosis ende der Propheten.
margenoot36
D. gehoorsaem zijn.
margenoot37
Ofte, overreden.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken