Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xv. Capittel.

1 De Phariseen murmureren om dat Christus de sondaers ontfanght. 3 'T welck Christus verantwoort met de gelijckenisse van een afgedwaelt schaep. 8 ende van een verloren penninck, welcke beyde met neerstigheyt gesocht, ende met blijdschap wedergevonden worden. 11 ende noch met de gelijckenisse van den verloren soon, welcken met leetwesen wederkeerende de vader blijdelick ontfanght. 25 ende sulck sijn doen tegen het murmureren des outsten broeders verdedight.

1

Ga naar margenoota ENde Ga naar margenoot1 alle de tollenaers ende de Ga naar margenoot2 sondaers naederden tot hem, om hem te hooren.

2

Ende de Phariseen ende de Schriftgeleerde murmureerden, seggende, Dese ontfanght de sondaers, ende eet met haer.

3

Ende hy sprack tot haer dese Ga naar margenoot3 gelijckenisse, seggende,

4

Ga naar margenootb Wat mensche onder u hebbende hondert schapen, ende een van die verliesende, en verlaet niet de negen ende tne-

[Folio 37v]
[fol. 37v]

gentich inde woestijne, ende gaet nae het verlorene, tot dat hy 't selve vinde?

5

Ende als hy 't gevonden heeft, leght hy't op sijne schouderen, verblijdt zijnde.

6

Ende te huys komende roept hy de vrienden ende de gebueren te samen, seggende tot haer, Weest blijde met my, want ick hebbe mijn schaep gevonden, Ga naar margenootc dat verloren was.

7

Ick segge u lieden, datter alsoo blijdschap Ga naar margenoot4 sal zijn inden hemel over eenen sondaer, die hem bekeert, [meer] dan over Ga naar margenootd negen en tnegentich Ga naar margenoot5 rechtveerdige, die de bekeeringe niet van nooden en hebben.

8

Ofte wat vrouwe hebbende tien Ga naar margenoot6 penningen, indien sy eenen penninck verliest, en ontsteeckt niet een keerse, ende keert het huys [met besemen], ende soeckt neerstelick tot dat sy [dien] vindt?

9

Ende als sy [dien] gevonden heeft, roept sy de vriendinnen ende de gebuerinnen te samen, seggende, Weest blijde met my, want ick hebbe den penninck gevonden, dien ick verloren hadde.

10

Alsoo (segge ick u lieden) is daer blijdschap voor de Engelen Godts over eenen sondaer die hem bekeert.

11

Ende hy seyde, Ga naar margenoot7 Een seker mensche hadde twee soonen:

12

Ende de Ga naar margenoot8 jonghste van haer seyde tot den vader, Vader, geeft my Ga naar margenoot9 het deel des goets dat [my] toekomt. Ende hy deylde haer Ga naar margenoot10 het goet.

13

Ende niet vele dagen daer na, de jongste sone, alles by een vergadert hebbende, is wech gereyst in een verre [gelegen] landt, ende heeft aldaer sijn goet Ga naar margenoot11 doorgebracht, levende overdadichlick.

14

Ende als hy het alles verteert hadde, wiert daer een Ga naar margenoot12 groote hongers noot in dat selve landt, ende hy begon gebreck te lijden.

15

Ende hy ginck henen ende voeghde hem by een vande burgers des selven landts: ende die sondt hem op sijn Ga naar margenoot13 landt, om de swijnen te weyden.

16

Ende hy begeerde sijnen buyck te vullen met den Ga naar margenoot14 draf, die de swijnen Ga naar margenoot15 aten: ende niemandt en gaf'se hem.

17

Ende Ga naar margenoot16 tot hem selven gekomen zijnde, seyde hy, Hoe vele huerlingen mijns vaders hebben overvloet van broot, ende ick vergae van honger?

18

Ick sal opstaen ende tot mijnen vader gaen, ende ick sal tot hem seggen, Vader ick hebbe gesondight tegen Ga naar margenoot17 den hemel, ende voor u.

19

Ende ick en ben niet meer weerdigh uw' sone genaemt te worden: Maeckt my als eenen van uwe huerlingen.

20

Ende opstaende ginck hy na sijnen vader. Ende Ga naar margenoote als hy noch verre [van hem] was, sagh hem sijn vader, ende wiert met innerlicke ontferminge beweeght: ende [toe] loopende viel hem om sijnen hals, ende custe hem.

21

Ende de sone seyde tot hem, Vader, Ick hebbe gesondight tegen den Hemel, ende voor u, ende en ben niet meer weerdigh uw' sone genaemt te worden.

22

Maer de vader seyde tot sijne dienstknechten, Brenght [hier] voort Ga naar margenoot18 het beste cleedt, ende doet het hem aen, ende geeft eenen rinck aen sijne handt, ende schoenen aen de voeten.

23

Ende brenght het gemeste calf, ende slacht het: ende laet ons eten ende vrolick zijn.

24

Want dese mijn soon was doodt, ende is weder levendigh geworden: ende hy was verloren, ende is gevonden. Ende sy begonden vrolick te zijn.

25

Ende sijn Ga naar margenoot19 oudtste soon was in't veldt, ende alsoo hy quam, ende het huys genaeckte, hoorde hy het gesangh, ende het Ga naar margenoot20 gerey.

26

Ende tot hem geroepen hebbende een van de knechten, vraeghde wat dat mochte zijn.

27

Ende dese seyde tot hem, Uw' broeder is gekomen, ende uw' vader heeft het gemeste calf geslachtet, om dat hy hem gesont weder ontfangen heeft.

28

Maer hy wiert toornich, ende en wilde niet ingaen. So ginck dan sijn vader uyt, ende Ga naar margenoot21 badt hem.

29

Doch hy antwoordende seyde tot den vader, Siet, ick diene u [nu] so vele jaren, ende en hebbe noyt uw' gebodt overgetreden, ende ghy en hebt my noyt een bocksken gegeven, op dat ick met mijne vrienden mochte vrolick zijn.

30

Maer als dese uwe sone gekomen is, die uw' Ga naar margenoot22 goet met hoeren Ga naar margenoot23 doorgebracht heeft, so hebt ghy hem het gemeste calf geslachtet.

31

Ende hy seyde tot hem, Kindt, ghy zijt altijdt by my, ende alle het mijne Ga naar margenoot24 is uwe.

32

Men behoorde dan vroolick ende blijde te zijn, want dese uwe broeder was doot, ende is weder levendich geworden: ende hy was verloren, ende is gevonden.

margenoota
Matth. 9.10. Marc. 2.15. Luc. 5.29.
margenoot1
D. van alle plaetsen daer ontrent.
margenoot2
D. die in openbare grove sonden leefden. siet Psal. 1. vers 1. Matth. 9.10.
margenoot3
Gr. Parabel.
margenootb
Matth. 18.12.
margenootc
1.Petr. 2.10.
margenoot4
N. onder de Engelen Godts, gelijck hier na verklaert wort, vers 10.
margenootd
Luc. 5.32.
margenoot5
D. die alsoo niet afgedwaelt en zijn, gelijck staet Matt. 18.13. ende daerom niet en behoeven haer te bekeeren van sodanige groote afdwalinge ofte sonde. Hoewel andersins oock de heylighste van nooden hebben haer van hare dagelijcksche swackheden te bekeeren, Iaco. 3. vers 2. 1.Ioan. 1.8. Andere verstaen hier door de rechtveerdige, de gene die haer selven verkeerdelijck wijs maecken datse rechtveerdich zijn, ende datse geen bekeeringe van noode en hebben. Matt. 9. vers 13. Luc. 18.9.
margenoot6
Gr. drachmen, waer van de weerde over een komt met eenen Romeynschen denarius, ofte spaenschen Reael, ende onsen schellinck. Siet Matth. 18.28.
margenoot7
Door dese als oock de twee voorgaende gelijckenissen stelt Christus voor oogen de bereyde goetwilligheydt Godts, om de sondaren, alsse haer bekeeren, in genade te ontfangen: ende wil daer mede bewijsen, tegen het murmureren der Phariseen, dat hy dan oock wel dede, als hy met de sondaren omginck, om haer tot bekeeringe te brengen, ende dat sy veel meer haer daer over behooren te verblijden.
margenoot8
Gr. jonger.
margenoot9
D. dat my soude toevallen, N. na uwe doot. siet versen 30, 31.
margenoot10
Gr. het leven, ofte, leef-tocht, D. de middelen om van te leven.
margenoot11
Gr. verstroyt, ofte, verquist.
margenoot12
Gr. stercken, ofte, geweldigen.
margenoot13
Gr. ackers.
margenoot14
Gr. Keratia, 't welck beteeckent eygentlick de peulen, huyskens, ofte bolsters van sekere vruchten, gelijck de erweten ende boonen hebben, die men in die landen de verckens gaf te eten, gelijckmen hier draf ofte spoelinge geeft. Ofte, so andere meynen, een sekere vrucht in die landen, die de arme luyden ende verckens aten, gelijck in sommige plaetsen de eyckels gegeten worden.
margenoot15
D. plachten te eten.
margenoot16
Ofte, in hem selve gaende.
margenoot17
D. Godt die in den hemel is: gelijck Dan. 4.26. Matt. 21.15.
margenoote
Actor. 2.39. Eph. 2.12, 17.
margenoot18
Gr. de eerste stole. Stolae waren lange kleederen, als tabbarden. siet Marc. 12.38.
margenoot19
Gr. de ouder.
margenoot20
Gr. Chorôn, 't welck beteeckent een gerey van luyden die t'samen dansen, ofte singen, ofte andere vreughd bedrijven.
margenoot21
Ofte, vermaende hem, namelick dat hy soude inkomen, ofte, riep hem.
margenoot22
Gr. leven, ofte, leef-tocht, gelijck vers 12.
margenoot23
Gr. opgegeten ofte, verslonden.
margenoot24
D. sal u ten laetsten toebehooren, want de jonghste hadde sijn goet wech.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken