Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xxiiij. Capittel.

1 De vrouwen gaen na het graf, ende vinden 'tselve ledigh. 4 Twee Engelen verkondigen haer de opstandinge Christi. 9 't welck sy den Apostelen, ende andere discipelen gaen boodschappen, die het niet en gelooven. 12 Petrus loopt uyt na het graf. 13 Christus openbaert hem aen twee discipelen gaende na Emmaus, ende wort aldaer van haer bekent in het breken des broodts. 33 welcke wederkeeren na Ierusalem, ende verhalen't den Apostelen. 36 Christus verschijnt selve allen sijnen Apostelen, toont haer sijne handen ende voeten, ende eet in hare tegenwoordigheyt. 44 Opent haer het verstant der Schriften, steltse tot sijne getuygen onder alle volcken, ende belooft haer sijnen heyligen Geest. 50 Segentse, neemt van haer sijn afscheydt, ende vaert op ten hemel.

1

Ga naar margenoota ENde op den Ga naar margenoot1 eersten [dagh] Ga naar margenoot2 der weke, Ga naar margenoot3 zeer vroech in den morgenstondt, gingen sy na het graf, draegende de speceryen, die sy bereyt hadden, ende Ga naar margenoot4 sommige met haer.

2

Ende sy vonden den steen afgewentelt van het graf.

3

Ende ingegaen zijnde en vonden sy het lichaem des Heeren Iesu niet.

4

Ende het geschiedde, als sy daer over Ga naar margenoot5 twijffelmoedigh waren, siet, twee Ga naar margenoot6 mannen stonden by haer in Ga naar margenoot7 blinckende cleederen.

5

Ende als sy zeer bevreest wierden, ende het aengesicht na de aerde neygden, seyden sy tot haer, Wat soeckt ghy den levenden by de doode?

6

Hy en is hier niet, maer hy is opgestaen. Ga naar margenootb Gedenckt hoe hy tot u Ga naar margenoot8 gesproken heeft, als hy noch in Galilea was:

7

Seggende, De Sone des menschen moet overgelevert worden in de handen der sondige menschen, ende gecruycight worden, ende ten derden dage weder opstaen.

8

Ende sy wierden Ga naar margenootc indachtigh sijner woorden.

9

Ga naar margenootd Ende wedergekeert zijnde van het graf, boodschapten sy alle dese dingen aen de elve, ende aen Ga naar margenoot9 alle de andere.

10

Ende [dese] waren Maria Magdalene, ende Ga naar margenoot10 Ioanna, ende Maria Ga naar margenoot11 Iacobi [moeder], ende de andere met haer, die dit tot de Apostelen seyden.

11

Ende hare woorden schenen voor haer als Ga naar margenoot12 ydel geclap, ende sy en geloofden haer niet.

12

Ga naar margenoote Doch Petrus opstaende Ga naar margenoot13 liep tot het graf, ende nederbuckende sagh hy de lijnen doecken liggende alleen, ende ginck wech, sich verwonderende by hem selven van 't gene geschiet was.

13

Ga naar margenootf Ende siet twee Ga naar margenoot14 van haer gingen op den selven dagh na een vleck dat tsestich Ga naar margenoot15 stadien van Ierusalem was, welckes name was Emmaus:

14

Ende sy spraken t'samen onder malkandren van alle dese dingen, die daer gebeurt waren.

15

Ende het geschiedde, terwijle sy t' samen spraken, ende malcanderen ondervraeghden, Ga naar margenootg dat Iesus selve by [haer] quam, ende met haer ginck.

16

Ende hare oogen wierden Ga naar margenoot16 gehouden, Ga naar margenoot17 dat sy hem niet en kenden.

17

Ende hy seyde tot haer, Wat redenen zijn dit, die ghy wandelende onder malcandren verhandelt? ende [waerom] siet ghy Ga naar margenoot18 droevigh?

18

Ende de eene, wiens name was Cleopas, antwoordende seyde tot hem, Zijt ghy alleen Ga naar margenoot19 een vremdelinck te Ierusalem, ende en weet niet de dingen, die dese dagen daer in geschiet zijn?

19

Ende hy seyde tot haer, Welcke? ende sy seyden tot hem, De dingen aengaende Iesum den Nazarener, Ga naar margenooth welcke Ga naar margenoot20 een Propheet was, crachtigh Ga naar margenoot21 in wercken ende woorden, Ga naar margenoot22 voor Godt, ende alle Ga naar margenoot23 het volck.

20

Ende hoe onse Overpriesters ende Overste den selven overgelevert hebben tot het oordeel des doots, ende hem gecruycight hebben.

[Folio 43r]
[fol. 43r]

21

Ende wy hoopten dat hy was de gene Ga naar margenooti die Ga naar margenoot24 Israël Ga naar margenoot25 verlossen soude. Doch oock beneven dit alles is 't heden de derde dagh, van dat dese dingen geschiet zijn.

22

Ga naar margenootk Maer oock sommige vrouwen Ga naar margenoot26 uyt ons, hebben ons ontstelt, die vroech in den morgenstont aen het graf geweest zijn:

23

Ende sijn lichaem niet vindende quamen sy ende seyden, dat sy oock een gesichte van Engelen gesien hadden, die seggen dat hy leeft.

24

Ende sommige der gene die met ons zijn, gingen henen tot het graf, en bevonden 't alsoo, gelijck oock de vrouwen geseght hadden, maer hem en sagen sy niet.

25

Ende hy seyde tot haer, O onverstandige ende traege van herten, om te gelooven al het gene dat de Propheten gesproken hebben,

26

Ga naar margenootl En moeste de Christus niet dese dingen lijden, ende [alsoo] in sijne heerlickheyt Ga naar margenoot27 ingaen?

27

Ga naar margenootm Ende begonnen hebbende van Mose ende Ga naar margenootn alle de Propheten, leyde hy haer uyt, in alle de Schriften, 't gene van hem [geschreven] was.

28

Ende sy quamen na by het vleck, daer sy nae toe gingen, ende hy Ga naar margenoot28 hield hem als of hy verder gaen soude.

29

Ga naar margenooto Ende sy Ga naar margenoot29 dwongen hem, seggende, Ga naar margenootp Blijft met ons, want het is by den avont, ende de dagh is gedaelt. Ende hy ginck in, om met haer te blijven.

30

Ende het geschiedde, als hy met haer aensat, nam hy het broodt, ende Ga naar margenoot30 segende het, ende als hy het Ga naar margenoot31 gebroken hadde gaf hy het haer.

31

Ende hare oogen wierden geopent, ende sy kenden hem: ende hy Ga naar margenoot32 quam wech uyt haer gesichte.

32

Ende sy seyden tot malcanderen, En was ons' herte niet brandende in ons, als hy tot ons sprack op den wegh, ende als hy ons de Schriften Ga naar margenoot33 opende?

33

Ende sy opstaende ter selver uyre, keerden weder na Ierusalem, ende vonden de elve te samen vergadert, ende die met haer waren:

34

Ga naar margenoot34 Welcke seyden, De Heere is waerlick opgestaen, Ga naar margenootq ende is van Simon gesien.

35

Ende sy vertelden 't gene op den wegh [geschiet was], ende hoe hy haer bekent was geworden in't breken des broodts.

36

Ga naar margenootr Ende als sy van dese dingen spraken, stondt Iesus selve in't midden van haer, ende seyde tot haer, Vrede sy u lieden.

37

Ende sy verschrickt ende zeer bevreest geworden zijnde, meynden dat sy Ga naar margenoot35 eenen geest sagen.

38

Ende hy seyde tot haer, Wat zijt ghy ontroert? ende waerom klimmen [sulcke] overleggingen in uwe herten?

39

Siet mijne handen ende mijne voeten: Ga naar margenoot36 want ick ben't selve. Tast my aen, ende siet, want een geest en heeft geen vleesch ende beenen, gelijck ghy siet dat ick hebbe.

40

Ende als hy dit seyde, toonde hy haer de handen ende voeten.

41

Ende doe sy't van blijdtschap noch niet en geloofden, ende haer verwonderden, seyde hy tot haer, Ga naar margenoots Hebt ghy hier yet Ga naar margenoot37 om te eten?

42

Ende sy gaven hem een stuck van eenen gebraden visch, ende van honichraten.

43

Ende hy nam't, ende Ga naar margenoot38 at het voor hare oogen.

44

Ende hy seyde tot haer, Ga naar margenoott Dit zijn de woorden, die ick tot u sprack, als ick noch Ga naar margenoot39 met u was, [namelick] dat het alles moest vervult worden, wat van my geschreven is inde wet Mosis, ende Propheten, ende Psalmen.

45

Doe Ga naar margenoot40 opende hy haer verstant, op dat sy de Schriften verstonden:

46

Ende seyde tot haer, Ga naar margenootv Alsoo isser geschreven, ende alsoo moest de Christus lijden, ende van den dooden opstaen ten derden dage:

47

Ende in sijnen name gepredickt worden bekeeringe ende Ga naar margenootx vergevinge der sonden, onder alle volcken, Ga naar margenooty Ga naar margenoot41 beginnende van Ierusalem.

48

Ende ghy zijt getuygen van dese dingen.

49

Ga naar margenootz Ende siet ick sende de Ga naar margenoot42 belofte mijns vaders op u, Ga naar margenoota maer Ga naar margenoot43 blijft ghy inde stadt Ierusalem, tot dat ghy sult aengedaen zijn met Ga naar margenoot44 kracht Ga naar margenoot45 uyt de hooghte.

50

Ga naar margenootb Ende hy leydde haer Ga naar margenoot46 buyten tot aen Bethanien, ende sijne handen opheffende segende hy haer.

51

Ga naar margenootc Ende het geschiedde als hyse segende, dat hy van haer scheydde, ende wierdt opgenomen inden hemel.

52

Ende sy aenbaden hem, ende keerden weder na Ierusalem met groote blijdtschap.

53

Ende sy waren alle tijdt in den Tempel, lovende ende Ga naar margenoot47 danckende Godt. Amen.

Het eynde des Heyligen Euangeliums, na [de beschrijvinge] LUCAE.

FINIS

margenoota
Matth. 28.1. Marc. 16.1. Ioan. 20.1.
margenoot1
Gr. op eene.
margenoot2
Gr. der Sabbathen. Siet Matth. 28.1. Marc. 16.2.
margenoot3
Siet hier van de aenteeckeninge op Marc. 16.2. Gr. diep in de morgen-stont.
margenoot4
N. andere vrouwen, van welcke siet nader vers 10.
margenoot5
Ofte, zeer bekommert.
margenoot6
D. Engelen in mans gedaenten. Siet Matth. 28.2. die maer van eenen verhaelt, om dat die het woort voerde.
margenoot7
Gr. blicksemende, D. glinsterende gelijck de blicksem.
margenootb
Matth. 16.21. ende 17.22. ende 20.18. Marc. 8.31. ende 9.31. ende 10.33. Luc. 9.22. ende 18.31.
margenoot8
Waer van siet Matth. 16.21.
margenootc
Ioan. 2.22.
margenootd
Matth. 28.8. Marc. 16.10.
margenoot9
N. Discipelen, die daer vergadert waren.
margenoot10
Siet van dese Ioanna Luc. 8.3.
margenoot11
N. des kleynen. Siet Marc. 15.40.
margenoot12
Ofte, raserye, sufferye.
margenoote
Ioan. 20.3, 6.
margenoot13
N. met Ioannes. siet Ioan. 20.3.
margenootf
Marc. 16.12.
margenoot14
Niet van de Apostelen, maer van de andere discipelen, gelijck blijckt vers 18. ende 33.
margenoot15
Een stadie is hondert ende vijf en twintigh schreden, so dat acht stadien maken een Italiaensche mijle, waer van dry ontrent een uyre gaens zijn: so dat sestigh stadien maken ontrent twee uyren gaens ende een halve.
margenootg
Matth. 18.20. Luc. 24.36.
margenoot16
D. wederhouden door Christi macht.
margenoot17
Ofte, op dat sy hem niet en souden kennen.
margenoot18
Ofte, stuer.
margenoot19
Ofte, een inwoonder.
margenooth
Luc. 7.16. Ioan. 4.19. ende 6.14.
margenoot20
Gr. een man, een propheet.
margenoot21
Gr. inde daet, ofte in 't werck, ende in het woort.
margenoot22
N. die door vele wonder-teeckenen sulcks van hem betuyghde
margenoot23
N. dat sulcks met verwonderinge ende prijsen hoorde ende sagh.
margenooti
Actor. 1.6.
margenoot24
D. het Israelitisch ofte Ioodsch volck.
margenoot25
D. verlost soude hebben.
margenootk
Matth. 28.8. Marc. 16.10. Ioan. 20.18.
margenoot26
D. van ons geselschap.
margenootl
Iesa. 50.6. ende 53.5. Phil. 2.7. Hebr. 12.2. 1.Pet. 1.11.
margenoot27
N. na ofte door sijn lijden. Heb. 2.9. 1.Pet. 1.11.
margenootm
Gen. 3.15. ende 22.18. ende 26.4. ende 49.10. Deuter. 18.15.
margenootn
Psal. 132.11. Iesa. 7.14. ende 9.5. ende 40.10. Ierem. 23.5. ende 33.14. Ezech. 34.23. ende 37.25. Dan. 9.24. Mich. 7.20.
margenoot28
Ofte, stelde hem so aen: 't welck sonder veynsinge geschiet is, om haer te beproeven: also hy 't selve gedaen soude hebben, ten ware dat sy hem met bidden gehouden hadden.
margenooto
Gen. 19.3.
margenoot29
N. met bidden ende aenhouden. siet Gen. 33.11.
margenootp
Actor. 16.15. Hebr. 13.2.
margenoot30
N. door 't gebedt, ende dancksegginge. 1.Tim. 4. versen 4, 5.
margenoot31
N. na de wijse der Ioden in 't begin van hare maeltijden, welcker brooden soo gebacken waren, datse bequamelick gebroken konden worden. Actor. 2.46.
margenoot32
Gr. hy wiert onschijnbaer van haer, D. hy ontrock hem haestelick van haer gesichte.
margenoot33
D. verklaerde, ofte, uytleyde.
margenoot34
N. Elve, ende die by haer waren.
margenootq
1.Cor. 15.5.
margenootr
Marc. 16.14. Ioan. 20.19. 1.Cor. 15.5.
margenoot35
D. spoocksel. Siet Matt. 14.26. Ofte, een Engel in menschelicke gedaente. Actor. 12.9.
margenoot36
Ofte, dat ick 't selve ben.
margenoots
Ioan. 21.10.
margenoot37
Gr. eetlijcks, ofte eetbaer.
margenoot38
Niet dat hy sulcks van nooden hadde, dewijle hy nu onsterflick geworden was: maer om haer te versekeren, dat hy het selve lichaem noch hadde. Siet Actor. 10.41.
margenoott
Matth. 16.21. ende 17.22. ende 20.18. Marc. 8.31. ende 9.31. ende 10.33. Luc. 9.22. ende 18.31. ende 24.6.
margenoot39
D. openbaerlick ende geduyrichlick met u verkeerde voor mijn doodt.
margenoot40
N. door de verlichtinge sijns heyligen Geests. Act. 16. vers 14. 1.Cor. 2.13.
margenootv
Psal. 22.7. Actor. 17.3.
margenootx
Actor. 13.38. 1.Ioan. 2.12.
margenooty
Actor. 2.4.
margenoot41
Dewijle den Ioden voornamelick de Messias belooft was. Rom. 1.16. ende het Euangelium uyt Zion ende Ierusalem moeste uytgaen. Iesa. 2.3.
margenootz
Ioan. 14.26. ende 15.26. ende 16.7. Actor. 1.4.
margenoot42
D. den heyligen Geest, die ick u belooft hebbe van den Vader te sullen senden. Ioan. 14.16. ende 15.26. Actor. 1.4.
margenoota
Actor 1.4.
margenoot43
Gr. set u neder.
margenoot44
N. met den H. geest. Actor. 1.8.
margenoot45
D. uyt den hemel. Hebr. 1.3. Actor. 2.2.
margenootb
Actor. 1.12.
margenoot46
Siet hier van breeder Actor. 1.12.
margenootc
Marc. 16.19. Actor. 1.9.
margenoot47
Gr. segende.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken