Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xiij. Capittel.

1 Barnabas ende Saulus worden uyt de Leeraers van Antiochien van den heyligen Geest gesonden tot de Heydenen. 4 welcke reysen door Seleucien na Cypren, prediken tot Salamis ende Paphos. 7 alwaer de Stadt-houder Sergius Paulus haer begeert te hooren. 8 'twelck Barjesus de tooveraer soeckende te beletten, wort van Paulo met blintheyt geslagen. 12 ende de Stadt-houder bekeert. 13 Van daer reysen sy na Pergen. 14 ende voorts na Antiohien in Pisidien. 15 alwaer Paulus inde Synagoge predikende verhaelt de weldaden Godts den Israeliten bewesen tot op David. 23 ende bewijst dat de belofte van Davids zaedt gedaen, vervult is in Iesu Christo, die te Ierusalem is gekruyst, ende van den dooden opgeweckt. 33 gelijck van David was voorseght. 38 ende dat door hem gerechtveerdight worden alle die in hem gelooven. 40 ende dat hy straft die hem ongehoorsaem zijn. 42 Eenige van de Ioden gelooven, ende andere wederspreken. 46 waerom sy haer tot de Heydenen keeren, van welcke gelooven die ten eeuwigen leven verordineert waren. 50 De Ioden verwecken vervolginge tegen Paulum ende Barnabam, die't stof van hare voeten schudden, ende wijcken na Iconien.

1

ENde daer waren Ga naar margenoota tot Antiochien in de Gemeynte die daer was, eenige Ga naar margenoot1 Propheten ende Leeraers, namelijck Barnabas, ende Symeon genaemt Niger, ende Lucius van Cyrenen, ende Manahen, die met Ga naar margenoot2 Herodes den Vier-vorst opgevoedt was, ende Saulus.

2

Ende als sy den Heere Ga naar margenoot3 dienden, ende vasteden, Ga naar margenoot4 seyde de heylige Geest, Ga naar margenootb Ga naar margenoot5 Sondert my af beyde Barnabam ende Saulum, tot het werck daer toe ick'se Ga naar margenootc geroepen hebbe.

3

Ga naar margenootd Doe vasteden ende baden sy, ende haer Ga naar margenoote de handen Ga naar margenoot6 opgeleght hebbende lieten sy'se gaen.

4

Dese dan uytgesonden zijnde vanden heyligen Geest, quamen af tot Ga naar margenoot7 Seleucien, ende van daer scheepten sy af na Cypren.

5

Ende gekomen zijnde tot Ga naar margenoot8 Salamis, verkondighden sy het woort Godts in de Synagogen der Ioden: ende sy hadden oock Ga naar margenootf Ioannem tot eenen dienaer.

6

Ende als sy het eylandt doorgegaen waren tot Ga naar margenoot9 Paphos toe, vonden sy Ga naar margenootg eenen sekeren tooveraer, eenen valschen Propheet, eenen Iode, wiens naeme was Ga naar margenoot10 Bar-jesus,

7

Welcke was by den Ga naar margenoot11 Stadthouder Sergius Paulus, eenen verstandigen man. Dese, Barnabam ende Saulum tot hem geroepen hebbende, socht zeer het woort Godts te hooren.

8

Ga naar margenooth Maer Elymas de tooveraer, (want alsoo wort sijnen naem overgeset) wederstondt haer, soeckende den Stadt-houder van het geloove af te keeren.

9

Doch Saulus (Ga naar margenoot12 die oock Paulus [genaemt is]) vervult met den Heylighen Geest, ende de oogen op hem houdende, seyde,

10

Ga naar margenoot13 O ghy kindt des Duyvels, vol van alle bedroch, ende van alle arghlisticheyt, vyandt van alle gerechticheyt, sult ghy niet ophouden Ga naar margenoot14 te verkeeren de rechte wegen des Heeren?

11

Ende nu siet, Ga naar margenoot15 de handt des Heeren [is] tegen u: ende ghy sult blindt zijn, ende de Sonne niet sien voor eenen tijdt. Ende van stonden aen viel op hem Ga naar margenoot16 donckerheyt ende duysternisse: ende rontom gaende socht hy, die [hem] met de handt mochten leyden.

12

Als de Stadthouder sagh 't gene geschiet was, doe geloofde hy, verslagen zijnde over de leere des Heeren.

13

Ende Ga naar margenoot17 Paulus ende die met hem waren, van Papho afgevaren zijnde, quamen tot Pergen [een stadt] in Ga naar margenoot18 Pamphylia. Ga naar margenooti Maer Ga naar margenoot19 Ioannes van haer scheydende Ga naar margenoot20 keerde weder na Ierusalem.

14

Ende sy van Pergen 'tlandt doorgaende, quamen tot Antiochien [een stadt] Ga naar margenoot21 in Pisidien: ende gegaen zijnde in de Synagoge op den dagh des Sabbaths, saten sy neder.

15

Ende na Ga naar margenoot22 het lesen der Wet ende der Propheten, sonden Ga naar margenoot23 de Overste der Synagoge tot haer, seggende, Mannen broeders, indien daer [eenigh] woort van Ga naar margenoot24 vertroostinge tot den volcke in u is, so spreeckt.

16

Ende Paulus stond op, ende Ga naar margenootk wenckte met de handt, ende seyde, Ghy Israëlitische mannen, ende ghy die Godt vreest, hoort toe.

17

De Godt deses volcks Israëls, heeft onse Vaderen Ga naar margenootl uytverkoren, ende het volck Ga naar margenoot25 verhooght, als sy vremdelin-

[Folio 66v]
[fol. 66v]

gen in't landt van Egypten, ende heeft'se Ga naar margenoot26 met eenen hoogen arm daer uytgeleydt.

18

Ga naar margenootm Ende heeft ontrent den tijdt van veertigh jaren Ga naar margenoot27 hare zeden verdragen in de woestijne.

19

Ende seven volckeren uytgeroeyt hebbende in het landt Chanaan, heeft haer Ga naar margenootn Ga naar margenoot28 door het lot het landt der selve uytgedeelt.

20

Ende daer na, ontrent Ga naar margenoot29 vier hondert ende vijftich jaren, gaf hy [haer] Ga naar margenooto Rechters tot op Samuel den Propheet.

21

Ga naar margenootp Ende van doen aen begeerden sy eenen Coninck, ende Godt gaf haer Ga naar margenootq Saul den sone Kis, eenen man uyt de stamme Benjamin, Ga naar margenoot30 veertich jaren.

22

Ende desen afgeset hebbende, verweckte hy haer Ga naar margenootr David tot eenen Coninck: den welcken hy oock getuygenisse gaf, ende seyde, Ga naar margenoots Ick hebbe gevonden David den sone Iesse, eenen man na mijn herte, die alle mijnen wille sal doen.

23

Van deses zaedt heeft Godt Israël, Ga naar margenoot31 na de belofte, verweckt den Salichmaker Iesum:

24

Ga naar margenoott Als Ioannes eerst alle den volcke Iraëls, Ga naar margenoot32 voor sijne aenkomste, gepredickt hadde den Doop der bekeeringe.

25

Doch als Ioannes den loop Ga naar margenoot33 vervulde, seyde hy, Wie meynt ghy lieden dat ick ben? Ga naar margenootv Ick en ben [de Christus] niet, maer siet, hy komt na my, Ga naar margenootx wien ick niet weerdich en ben de schoenen [sijner] voeten te ontbinden.

26

Mannen broeders, Ga naar margenoot34 kinderen van't geslachte Abrahams, ende die onder u Godt vreesen, Ga naar margenooty Ga naar margenoot35 tot u is het woordt deser salicheyt gesonden.

27

Want die te Ierusalem woonen, ende hare Overste, Ga naar margenootz desen niet kennende, hebben oock Ga naar margenoot36 de stemmen der Propheten, die op elcken Sabbath - [dagh] gelesen worden, [hem] veroordeelende, vervult:

28

Ga naar margenoota Ende geen Ga naar margenoot37 oorsaecke des doots vindende, hebben sy van Pilato begeert dat hy soude gedoodt worden.

29

Ende als sy alles volbracht hadden dat van hem geschreven was, namen sy [hem] af van Ga naar margenoot38 het hout, ende leyden [hem] in het graf.

30

Ga naar margenootb Maer Godt heeft hem uyt de dooden opgeweckt.

31

Ga naar margenootc Welcke gesien is geweest Ga naar margenoot39 vele dagen lanck, van de gene Ga naar margenoot40 die met hem opgekomen waren van Galilea tot Ierusalem, die sijne getuygen zijn by het volck.

32

Ende wy Ga naar margenoot41 vercondigen u Ga naar margenootd de belofte die tot den Vaderen geschiet is, dat [namelick] Godt de selve vervult heeft aen ons hare kinderen, als hy Iesum Ga naar margenoot42 verweckt heeft:

33

Gelijck oock in den den tweeden Psalm geschreven staet, Ghy zijnt mijn Sone, Ga naar margenoot43 heden hebbe ick u gegenereert.

34

Ende dat hy hem uyt de dooden heeft opgeweckt, alsoo dat hy niet meer en sal Ga naar margenoot44 tot verdervinge keeren, heeft hy aldus geseght, Ga naar margenoote Ick sal u lieden de weldadicheden Ga naar margenoot45 Davids geven die Ga naar margenoot46 getrouwe zijn.

35

Waerom hy oock in eenen anderen [Psalm] seght, Ga naar margenootf Ghy en sult Ga naar margenoot47 uwen Heyligen niet [over] geven, om verdervinge te sien.

36

Ga naar margenootg Want David, als hy in sijnen tijdt Ga naar margenoot48 den raedt Godts gedient hadde, is ontslapen, ende is by sijne Vaderen gelegt, ende heeft wel verdervinge gesien:

37

Maer Ga naar margenoot49 hy, dien Godt opgeweckt heeft, en heeft geen verdervinge gesien.

38

So zy u dan bekent, Mannen broeders, Ga naar margenooth dat door Ga naar margenoot50 desen u vergevinge der sonden vercondight wort.

39

Ga naar margenooti Ende [dat] van allen, daer van ghy niet en kondet gerechtveerdight worden Ga naar margenoot51 door de wet Mosis, door desen Ga naar margenootk een yegelick die gelooft, gerechtveerdight wort.

40

Siet dan toe, dat over u lieden niet en kome 't gene gesegt is Ga naar margenoot52 inde Propheten,

41

Ga naar margenootl Siet ghy verachters, ende verwondert u, ende verdwijnt: want ick wercke een werck in uwe dagen, een werck 't welck ghy niet en sult gelooven, so het u yemandt verhaelt.

42

Ende Ga naar margenoot53 als de Ioden uyt-gegaen waren uyt de Synagoge, baden Ga naar margenoot54 de Heydenen dat Ga naar margenoot55 tegen den naesten Sabbath haer de selve woorden souden gesproken worden.

43

Ende als de Synagoge gescheyden was, volghden vele van de Ioden, ende van de Godts-dienstige Iode-genooten, Paulum ende Barnabam: welcke tot haer spraken, Ga naar margenootm ende haer vermaenden te blijven Ga naar margenoot56 by de genade Godts.

44

Ende op den volgenden Sabbath, quam by na de geheele stadt te samen, om het woordt Godts te hooren.

45

Doch de Ioden de scharen siende wierden met nijdicheyt vervult, ende wederspraken het gene van Paulo geseght wiert, weder-sprekende ende lasterende.

46

Maer Paulus ende Barnabas vrymoedicheyt gebruyckende seyden, Ga naar margenootn Het was noodich dat eerst tot u het woordt Godts gesproken soude worden: Ga naar margenooto doch nademael ghy het selve verstoot, ende u selven des eeuwigen levens Ga naar margenoot57 niet weerdigh en oordeelt, siet, wy keeren ons tot de Heydenen.

47

Want alsoo heeft ons de Heere geboden, [seggende], Ga naar margenootp Ick hebbe u gestelt Ga naar margenoot58 tot een licht der Heydenen, op dat ghy soudt zijn tot salicheyt, tot aen het uyterste der aerde.

48

Als nu de Heydenen [dit] hoorden verblijdden sy haer, ende presen het woort des Heeren: ende daer geloofden soo vele als'er Ga naar margenoot59 geordineert waren tot het eeuwige leven.

49

Ende het woordt des Heeren wert door het geheele landt uytgebreydt.

50

Maer de Ioden maeckten op de Ga naar margenoot60 Godsdienstige ende eerlicke vrouwen,

[Folio 67r]
[fol. 67r]

ende de voornaemste van de stadt, Ga naar margenootq ende verweckten vervolginge tegen Paulum ende Barnabam, ende wierpen'se uyt hare landtpalen.

51

Doch sy Ga naar margenoot61 schuddeden het stof van hare voeten af tegen de selve, ende quamen tot Ga naar margenoot62 Iconien.

52

Ende de Discipelen wierden vervult met blijdtschap ende met den heyligen Geest.

margenoota
Actor. 14.26.
margenoot1
Sommige nemen dese twee woorden voor een sake, andere onderscheyden die alsoo, dat Propheten geweest zijn, die door ingeven des Heyligen Geests extra-ordinarise gaven hadden om toekomende dingen te voorseggen, ende de heylige Schrifture te verklaren: maer Leeraers, die ordinarise beroepinge ende gaven hadden, om de Gemeynte in den geheelen Godts-dienst te onderwijsen ende regeren Siet 1.Corinth. 14.1. Ephes. 4.11.
margenoot2
Namel. Herodes Antipas, die Ioannem den Dooper heeft gedoodt. Matth. 14.1. Marc. 6.14. Luc. 3.19. ende Christum bespot, ende weder tot Pilatum ghesonden heeft. Luc. 23.11. Waer uyt blijckt dat dese Manahen een man van aensien, oock nae de wereldt, geweeest is.
margenoot3
Het Griecksch woort Leitourgein, dat hier gebruyckt wort, beteeckent meest allerley publijcken dienst doen, ende wort toegeschreven den Overheden Rom. 13.6. ende den Engelen, Hebr. 1.14. ende wort hier daer onder verstaen de publijcke dienst van predicatie ofte propheteringe, met de publijcke gebeden, ende de bedieninge der Sacramenten, met het gene daer aen kleeft.
margenoot4
Namel. door de voorseyde Propheten.
margenootb
Actor. 9.15. ende 22.21. Rom. 1.1. Galat. 1.15. ende 2.8. Ephes. 3.8. 1.Timoth. 2.7. 2.Timoth. 1.11.
margenoot5
Namelick, van den dienst deser Gemeynte, daer andere Leeraers genoech zijn, om haer te senden nae de Heydenen, daer toe ick'se van het begin verordineert hebbe. Actor. 26.16, etc.
margenootc
Matth. 9.38. Rom. 10.15. Hebr. 5.4.
margenootd
Actor. 6.6. ende 8.15. ende 19.6.
margenoote
Actor. 14.26.
margenoot6
Niet om haer daer mede tot Apostelen te verkiesen, daer toe sy al te voren van Godt verkoren waren, vers 1. ende Actor. 9.15. maer om haer in dese sendinge tot de Heydenen met gebeden ende op-legginge der handen te verstercken.
margenoot7
Dit was een stadt van Syrien, nae by Antiochien, gebouwt van den Coninck Seleucus, van waer men lichtelick nae Cypren konde overvaren.
margenoot8
Dit was een stadt van Cypren, aen het Oosten van 't eylant tegen over Syrien, nu genaemt Famaugosta.
margenootf
Actor. 12.25.
margenoot9
Dit was mede een stadt van Cypren aen 't Westen van het selve eylant.
margenootg
Actor. 8.9. ende 19.13.
margenoot10
D. een sone van Iesus.
margenoot11
Gr. Anthypatos, dat is, die daer gestelt was, om met Burgermeesterlicke macht het eylandt van weghen het Roomsche rijck te regeren.
margenooth
Exod. 7.11. 2.Timot. 3.8.
margenoot12
Tot noch toe is hy Saulus genaemt, ende voortaen wordt hy soo van Luca, als van hem selven in 't op-schrift sijner brieven Paulus genaemt. De gene nu die by de Hebreen ende Syriers Saulus genaemt was, die wiert vande Romeynen ende Griecken Paulus genaemt: so dat hy Saulus is genaemt gheweest soo lange hy onder de Ioden, Syriers, ende Arabiers verkeert heeft, maer daer nae, als hy door Godts sonderlinge roepinge voornamelick tot de Heydenen, D. tot de Romeynen ende Griecken, is gesonden, heeft hy van dien tijdt aen altijdt den name Paulus behouden, om by haer te aengenamer te zijn, die hem van het huysgesin Sergij Pauli, als by haer gewoonlick, schijnt eerst te zijn gegeven.
margenoot13
Gr. sone: D. die den Duyvel, als een kint sijn vader, volgt ende ghehoorsaemt. Ioan. 8.44.
margenoot14
Ofte, om te keeren, ende als op te graven, ende te beletten dat men daer op niet en kan gaen. Ofte, te verdraeyen, krom te maken.
margenoot15
D. de straffende hand, ofte kracht des Heeren.
margenoot16
D. blindtheyt: want den blinden alles doncker ende duyster is.
margenoot17
Gr. die ontrent Paulum waren, door welcke maniere van spreken verstaen wordt, ofte de persoon selve Ioan. 11.19. ofte die van sijn geselschap Luc. 22.49. ofte beyde Actor. 21.8. gelijck het hier oock genomem wordt, als blijckt uyt vers 16.
margenoot18
Dit was een landtschap in't vaste landt van kleyn Asien, palende aen Cilicien.
margenooti
Actor. 15.38.
margenoot19
Toegenaemt Marcus. Actor. 12. versen 12, 25.
margenoot20
Dit schijnt van hem geschiedt te zijn uyt menschelicke swackheydt, ende vervelinge van reysen, ofte begeerte om sijne moeder ende vrienden Actor. 12.12. te Ierusalem te besoecken: het welck van Paulo evenwel qualick genomen is, Actor. 15.38.
margenoot21
Dit was een deel van Pamphylien, daer dit Antiochien in lagh, alsoo toegenaemt om het selve te onderscheyden van het ander Antiochien in Syrien, daer van sy uytgevaren waren vers 1. ende 4.
margenoot22
Namel. nae de loflicke gewoonte der Ioden in alle Synagogen op alle Sabbathen gebruycklick. Siet vers 27. ende Actor. 15.21.
margenoot23
Dese waren eenige Priesters ende Ouderlingen des volcks, die den kercken-raedt maeckten in alle Synagogen. Siet Marc. 5.22.
margenoot24
Ofte, vermaninge.
margenootk
Actor. 12.17. ende 19.33. ende 21.40.
margenootl
Exod. 1.1.
margenoot25
N. insonderheyt doe hy alle de wonderen dede in Egypten, ende alle de plagen over Pharao ende sijn volck sondt, om haer te verlossen.
margenoot26
D. met uytnemende kracht. Exod. 13.16. Iesai. 63.12.
margenootm
Exod. 16.35. Num. 14.34. Psal. 95.10.
margenoot27
D. hare wederspannigheyt, versoeckingen, ende murmureringen. Psal. 95. versen 8, 9. Hebr. 3. versen 8, 9.
margenootn
Iosu. 14.2.
margenoot28
Ofte, tot een erfdeel gegeven.
margenoot29
Dese 450 jaren tellen sommige vande geboorte Isaacs tot op de Rechteren, tusschen welcken tijt 447 jaren verloopen zijn: ende voegen 't woort daer nae met het beginsel van 't 17 vers, als of hy seyde, na de verkiesinge van onse vaders, etc. Andere achten, dat dese woorden daer nae moeten gevoegt worden met het eynde van het 17 vers, D. beginnende van den uytganck der kinderen Israels uyt Egypten tot de doot Samuels, welcke tijt by nae 440 jaren begrijpt, gelijck te sien is 1.Reg. 6.1. ende dat Paulus om een ront getal te noemen daerom geseght heeft ontrent 450 jaren, gelijck dat in alle talen gebruycklick is, wanneer het weynigh min ofte meer is.
margenooto
Iud. 2.16. ende 3.9.
margenootp
1.Sam. 8.5. Ose.13.11.
margenootq
1.Sam. 9.15. ende 10.1.
margenoot30
N. hier in begrepen zijnde de jaren die Samuel voor ende met Saul geregeert hadde.
margenootr
1.Sam. 16.12.
margenoots
1.Sam. 13.14. Psal. 89.21. Actor. 7.45.
margenoot31
N. aen David gedaen. 2.Sam. 7. versen 12, 13. Psal. 89.21. ende 132.11. Iesai. 11.1. Actor. 2.30. Rom. 1.3. 2.Timot. 2.8.
margenoott
Matth. 3.1. Marc 1.2. Luc. 3.2. Ioan. 3.23.
margenoot32
Gr. voor het aengesichte sijner komste. dat is, voor het aenschijn Iesu, die nu gekomen was.
margenoot33
D. noch besich was om sijnen loop te vervullen. Ioan. 1.19.
margenootv
Ioan. 1.20.
margenootx
Matth. 3.11.
margenoot34
Gr. sonen.
margenooty
Matth. 10.6. Actor. 3.26. ende 13.46.
margenoot35
N. eerst ende voor al vers 46.
margenootz
Ioan. 16.3. Actor. 3.17. 1.Corint. 2.8. 1.Timot. 1.13.
margenoot36
D. de voorsegginge der Propheten dat hy lijden moeste ende alsoo ingaen in sijne heerlickheydt. Luc. 24. versen 25, 36.
margenoota
Matth. 27.20. Marc. 15.11. Luc. 23.18. Ioan. 19.6.
margenoot37
Ofte, schult des doodts.
margenoot38
Namel. des cruyces. Actor. 5.30. ende 10.39. 1.Pet. 2.24.
margenootb
Matth. 28.6. Marc. 16.6. Luc. 24.6.
margenootc
Marc. 16.14. Ioan. 20.19. ende 21.1. Actor. 1.3. 1.Corinth. 15.5.
margenoot39
Namel. veertigh dagen nae sijne verrijsenisse tot sijne hemel-vaert toe.
margenoot40
Namel. van sijne Apostelen ende andere Discipelen tot 500 toe. Siet 1.Corinth. 15. versen 5, 6.
margenoot41
Gr. Euangelizeren.
margenootd
Genes. 3.15. ende 22.18. ende 26.4. ende 49.10. Deuter. 18.15. 2.Sam. 7.12. Psal. 132.11. Iesai. 4.2. ende 7.14. ende 9.5. ende 40.10. Ierem. 23.5. ende 33.14. Ezech. 34.23. ende 37.24. Dan. 9.24. 25.
margenoot42
D. in de werelt gesonden heeft, om het werck der verlossinge te volbrengen. Actor. 3.22.
margenoot43
Dit wort verstaen van de eeuwige geboorte des Soons uyt den Vader: ende van de openbaringe des selven in de volheyt des tijds. Waer van siet naerder verklaringe in de aenteeck. Hebr. 1.5. ende 5.5.
margenoot44
D. tot het graf, daer de lichamen plegen te verderven, ende verrotten.
margenoote
Iesai. 55.3.
margenoot45
D. die David belooft zijn van 't eeuwigh Coninckrijck, dat Godt door desen sijnen Sone soude op-rechten, waer toe sijne op-standinge uyt den dooden noodigh was. Luc. 1.31, 32.
margenoot46
D. vast ende onbeweeghlick.
margenootf
Psal. 16.10. Actor. 2.27.
margenoot47
D. het lichaem uwes Heyligen, die ghy geheylight hebt om te zijn een verlosser uwes volcx. Siet Actor. 2.27.
margenootg
1.Reg. 2.10. Actor. 2 29.
margenoot48
D. de voorsienigheyt Godts in 't regeren sijns volcx, als Propheet ende Coninck.
margenoot49
N. de Heylige, ofte, geheylighde, waer van hy propheteert.
margenooth
Luc. 24.47. 1.Ioan. 2.12.
margenoot50
N. Iesum, dien hy verweckt heeft tot eenen salighmaker, ende uyt den dooden heeft opgeweckt.
margenooti
Rom. 3.28. ende 8.3. Galat. 2.16. Hebr. 7.19.
margenoot51
Gr. in: gelijck oock in het volgende, dat is, noch door de Wet der zeden, die wel de sonde ende vermaledydinge aenwijst, maer niet hoese wech genomen worden. Rom. 8.3. Noch door de Wet der ceremonien, die wel een schaduwe voorstelde van de reyniginge der sonden, doch de kracht selve in haer niet en hadde, maer alleen ons wees tot dien die het lichaem was van alle dese schaduwen, Iesum Christum. siet Hebr. 10.1, etc.
margenootk
Rom. 10.4.
margenoot52
D. in't boeck der kleyne Propheten, N. Habac. 1.5. siet Actor. 7.42. Hoewel oock sommige meynen dat niet alleen dese plaetse, maer oock Iesai. 28.14. soude hier t'samen aengetrocken worden, alwaer het woort verachters uyt-gedruckt wort.
margenootl
Habac. 1.5. Iesai. 28.14.
margenoot53
Ofte, ende als sy (Namel. Paulus ende Barnabas) uytgegaen waren uyt de Synagoge der Ioden.
margenoot54
Namel. Iode-genooten, ofte andere Godts-dienstige Heydenen, die daer in de Synagoge waren om de Wet te hooren. Siet vers 43.
margenoot55
Ofte, op den tusschen-Sabbath, dat is, op de dagen tusschen den Sabbath: om dat het schijnt dat Paulus ende Barnabas tusschen beyden oock met vele heydenen gehandelt hebben, waer uyt tegen den naesten Sabbath desen toe-loop des volcks is geresen. vers 44.
margenootm
Actor. 11.23. ende 14.22.
margenoot56
D. by de Leere der genade door Iesum Christum verworven, waer van hy gesproken hadde versen 38, 39. ende dat tegen de leere der Phariseesche Ioden, die de rechtveerdigheyt uyt de wet dreven.
margenootn
Matth. 10.6. Actor. 3.26. ende 13.26.
margenooto
Exod. 32.10. Ies. 55.5. Matth. 8.12. ende 21.43. Rom. 10.19.
margenoot57
D. onweerdigh ende hardtneckigh verklaert ende betoont te zijn.
margenootp
Iesa. 42.6. ende 49.6. Luc. 2.32.
margenoot58
Dese woorden worden Iesai. 49.6. van Christo geseght, ende worden van de Apostelen seer wel op haren dienst gepast: want overmits de Ioden Christum, die haer vande Apostelen verkondight wierdt, verwierpen, soo volghde dan dat sy Christum voortaen den Heydenen moesten voordragen, den welcken hy oock van den Vader tot een licht gestelt was.
margenoot59
Dat is, van Godt verkoren, ende van hem tot het eeuwige leven geschickt waren, gelijck dit woort alomme in de Heylige Schriftuere beteeckent. Ende wort dit hier niet alleen van dese eene predicatie Pauli, maer van den geduerigen voortganck ende gestadige vrucht des Euangeliums geseght, gelijck blijckt vers 49. siet Rom. 8.29, 30. ende 9.23. ende 11. versen 5, 6, 7, ende elders.
margenoot60
D. die van aensien waren, ende den Ioden ende haren Godts-dienst toegedaen: door welcke sy de voornaemste regeerders van de stadt tegen de Apostelen door eenen verkeerden yver op maeckten.
margenootq
2.Tim. 3.11.
margenoot61
Nam. na het bevel Christi Matth. 10.14. Marc. 6.11. Luc. 9.5. Act. 18.6.
margenoot62
Dit was een stadt van Lyeaonien, by den Bergh Taurus, waer van het Actor. 14.6, 11.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken