Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het ix. Capittel.

1 D’Apostel betuyght dat hy genoechsaem versekert is van de genegenheyt der Corintheren tot het voorderen van dese collecte. 3 ende geeft reden, waerom hy de genoemde broeders tot haer voor uyt heeft gesonden, namelijck op dat alles soude gereedt zijn, wanneer hy sal comen. 6 Vermaent haer om mildelijck ende gewillichlijck te geven met verscheydene redenen genomen van Godts milden segen, liefde, ende genade over de gene die mildelijck sullen zaeyen. 11 ende van de dancksegginge die daer over sal geschieden tot Godt, van de gene die harer mildadicheyt sullen deelachtigh worden. 14 ende van de gebeden die sy voor haer sullen doen tot Godt.

1

Ga naar margenoota WAnt van Ga naar margenoot1 de bedieninge die voor de heylige [geschiet], is my onnoodigh Ga naar margenoot2 aen u te schrijven.

2

Want ick weet de volveerdicheyt uwes gemoets, van welcke ick roeme over u by de Macedoniers, dat Ga naar margenoot3 Achaja van over een jaer bereydt is geweest: ende den yver van u [begonnen] heeft’er vele verweckt.

3

Maer ick hebbe Ga naar margenoot4 dese broeders gesonden, op dat onsen roem die [wy] over u [hebben], niet en soude ydel gemaeckt worden in desen deele: op dat (gelijck ick geseght hebbe) ghy Ga naar margenoot5 bereydt mooght zijn.

4

[Ende] dat niet mogelijck, so Ga naar margenoot6 de Macedoniers met my quamen, ende u onbereyt vonden, wy (op dat wy niet en seggen, ghy) beschaemt en worden Ga naar margenoot7 in desen vasten gront der roeminge.

5

Ick hebbe dan noodigh geacht dese broeders te vermanen, dat sy eerst tot u souden komen, ende voor-bereyden uwen Ga naar margenoot8 te voren aen-gedienden segen, op dat die gereedt zy, alsoo Ga naar margenoot9 als eenen segen, ende niet Ga naar margenoot10 als eene vreckheyt.

6

Ende dit [segge ick], Ga naar margenootb die spaersaemlick zaeyt, sal oock spaersaemlick maeyen: ende die Ga naar margenoot11 in segeningen zaeyt, sal oock in segeningen Ga naar margenoot12 maeyen.

7

Een yegelijck [doe] gelijck hy in [sijn] herte Ga naar margenoot13 voorneemt: Ga naar margenootc niet uyt droefheyt ofte uyt Ga naar margenoot14 nootdwanck. Ga naar margenootd Want Godt heeft eenen blymoedigen gever lief.

8

Ende Godt is machtigh Ga naar margenoot15 alle genade te doen overvloedigh zijn in u: op dat ghy in alles alle tijdt, Ga naar margenoot16 alle genoechsaemheydt hebbende, tot allen goeden wercke overvloedich mooght zijn.

9

Gelijck’er Ga naar margenoot17 geschreven is, Ga naar margenoote Hy heeft gestroyt, hy heeft den armen gegeven: Ga naar margenoot18 sijne gerechticheyt Ga naar margenoot19 blijft in der eeuwicheyt.

10

Doch die het zaedt den zaeyer verleent, Ga naar margenoot20 die verleene oock broodt tot spijse, ende vermenichvuldige uw’ gezaeysel, ende vermeerdere de vruchten uwer Ga naar margenoot21 gerechticheyt:

11

Dat ghy in alles rijck wordet tot alle Ga naar margenoot22 goetdadicheydt, welcke door ons Ga naar margenoot23 werckt dancksegginge tot Godt.

12

Want de bedieninghe van desen Ga naar margenoot24 dienst en vervult niet alleen het gebreck der heylige, maer is oock overvloedigh door vele danckseggingen tot Godt:

13

Dewijle sy door de Ga naar margenoot25 beproevinge deser bedieninge Godt verheerlicken over de Ga naar margenoot26 onderwerpinge uwer belijdenisse onder het Euangelium Christi, ende [over] de goetdadicheyt der mededeylinge aen haer ende aen alle:

14

Ende door Ga naar margenoot27 haer gebedt voor u,

[Folio 102r]
[fol. 102r]

welcke Ga naar margenoot28 na u verlangen, Ga naar margenoot29 om de uytnemende genade Godts over u.

15

Ga naar margenoot30 Doch Gode zy danck voor sijne onuytsprekelijcke gave.

margenoota
Actor. 11.29. Rom. 15.26. 1.Cor. 16.2. 2.Cor. 8.4.
margenoot1
Hier door kan verstaen worden, ofte de handt-reyckinge selve, ofte de wijse van die te collecteren, ende nae Ierusalem af te senden, die hy geheel haer goetduncken over geeft, om dat hy wist dat sy daer toe al over lange volveerdigh waren geweest, ende genoechsame voorsichtigheyt hadden, om het selve wel ende behoorlick te doen.
margenoot2
Namel. breeder ofte voorder.
margenoot3
Waer van Corinthus de hooft-stadt was. Siet Rom. 15. vers 26. ende 1.Cor. 1.2.
margenoot4
N. Titum met de twee andere, daer van in het voorgaende cap. vermaent is.
margenoot5
N. tegen dat ick kome, gelijck het volgende vers verklaert.
margenoot6
Dat is, de broeders die van de Gemeynten van Macedonien verkoren waren tot het over brengen van hare collecte.
margenoot7
Gr. in die selfstendigheydt des roems, dat is, in mijn vertrouwen ende vrymoedigen roem over u, Namel. dat het aen u niet en soude gebreken.
margenoot8
Dit kan verstaen worden, ofte van het gene Titus haer van Paulo hadde aengedient in sijn wederkeeren van haer, gelijck af te nemen is uyt cap. 7.13. Ofte van het gene Paulus aen haer daer van te voren hadde gheschreven in den eersten brief aen het begin van het 16.cap.
margenoot9
D. als een vrywillige ende milde gave, gelijck eenen segen die eygenschap heeft, dat’se uyt een toe-ghenegen ende mildt herte voortkomt. een Hebr. wijse van spreken.
margenoot10
D. als een gifte van vrecke lieden af-geperst. Het Gr. woort beteekent eygentlick giericheydt, ofte begeerte om meer te hebben: van hoedanige menschen men seer qualick kan verkrijgen dat sy yet geven, ofte so’se yet geven het is onghewilligh ende als van haer uytgeperst.
margenootb
Prov. 11.24. Galat. 6.7.
margenoot11
D. vrywillighlick ende mildelick, gelijck in het voorgaende vers Verstaet altijdt, nae dat yemant heeft, gelijck 2.Corinth. 8.12.
margenoot12
D. van Godt overvloedige vergeldinge ontfangen. Galat. 6.9.
margenoot13
Ofte, willekeurt, verkiest. Namel. uyt vrywilligheydt.
margenootc
Deuter. 15.7. Rom. 12.8.
margenoot14
D. uyt vreese van andersins doende berispt te worden, ofte sijn aensien by de menschen te verliesen.
margenootd
Exod. 25.2. ende 35.5.
margenoot15
Dat is, middel om weldadigh te mogen zijn tegen een yeder.
margenoot16
Namel, niet alleen by u selven in u gemoet, het welck een groot gewin is. 1.Tim.6.6. maer oock overvloet om andere te konnen in allerley noot te hulpe komen.
margenoot17
Namel. Psal. 112.9. daer de Propheet de eygenschappen van een Godtsaligh man oock op dese wijse beschrijft.
margenoote
Psal. 112.9.
margenoot18
D. sijne weldadigheydt, ofte sijne wercken der barmhertigheydt, gelijck dit woort by de Hebreen dickmael alsoo wort genomen. Siet Psal. 112.9.
margenoot19
Namel. in de gedachtenisse der menschen, ende oock Godes, om in der eeuwigheydt uyt genade beloont te worden. Matth. 25.34, etc. Luc. 12.33. ende 16.9, etc.
margenoot20
Andere onderscheyden dit also, ende oock broot tot spijse, die verleene ende vermenighvuldige, etc.
margenoot21
D. weldadigheydt, gelijck vers 9.
margenoot22
Ofte, eenvoudigheyt.
margenoot23
Namel. by de arme ende gebreck-lijdende, die verweckt worden om Godt te dancken, wanneer sy soodanige weldaden van ons ontfangen, gelijck de volghende verssen naerder verklaren.
margenoot24
Gr. Leitourgias, welck woort wel beteeckent allerley publijcken dienst, gelijck Actor. 13.2. is aengeteeckent, maer wordt oock somwijlen genomen voor eenen dienst der offeringe, gelijck de aelmoessen oock geestelicke offeranden genaemt worden. Phil. 4.18. Hebr. 13.16. welcke beteeckeninge daerom hier oock niet qualick en past.
margenoot25
Ofte, goetkenninge, goetachtinge.
margenoot26
D. dat ghy hier mede opentlick belijdt ofte getuyght, dat ghy u in alles den Euangelio Christi onderwerpt, het welck oock de wercken der liefde bysonderlick aenprijst.
margenoot27
Namel. het welck de geloovige te Ierusalem, door uwe weldadigheydt verweckt zijnde, te yveriger voor u doen sullen.
margenoot28
Ofte, seer begeerigh zijn nae u, namelick om uwen welstant daghelicks te mogen hooren. Het kan oock overgheset worden, welcke u groote genegentheyt toe dragen.
margenoot29
D. om dat sy door ons ende andere verstaen hebben, hoe grooten genade, ende wat grooter gaven, de Heere uwe Gemeynte gegeven heeft. Act. 21. versen 18, 19.
margenoot30
Hier mede besluyt den Apostel desen geheelen handel, om haer te vermanen, dat de eere van alle den voorverhaelden roem ende gaven, daer hy van gesproken ende daer over hy haer gepresen hadde, niet eygentlick haer, maer Gode alleen moest toe-geschreven worden, tot harer vernederinge.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken