Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het ij. Capittel.

1 Den Apostel om te toonen de grootte der weldaet, die ons Godt doet in onse weder-oprechtinge, verhaelt den elendighen staet, uyt welcken wy verlost zijn. 4 ende verklaert dat hy uyt enckele genade, doe wy doodt waren in onse sonden, ons leven-

[Folio 109v]
[fol. 109v]

digh heeft gemaeckt met Christo. ende in den hemel met hem geset. 8 Dat wy dan saligh zijn geworden door ’t geloove, niet uyt de wercken. 10 maer dat ons Godt in Christo tot goede wercken heeft geschapen. 11 Betuyght voorder dat de Heydenen buyten het verbondt Godts waren, ende sonder hope van saligheyt. 13 maer nu in Christo, die den scheydt-muer wech genomen heeft ende de Wet der insettingen, mede-genooten deser genade waren geworden. 17 Waerom beyde Heydenen ende Ioden, door het Euangelium worden geroepen, ende door eenen Geest toeganck hebben tot Godt. 19 Waer door hy besluyt dat sy dan te samen ghebouwt zijn op het fondament der Propheten ende der Apostelen, wiens hoeck-steen is Christus. 21 ende dat tot eenen tempel ende woonstede Godts.

1

Ga naar margenoota ENde u Ga naar margenoot1 [heeft hy mede levendich gemaeckt] daer ghy Ga naar margenoot2 doodt waert door de misdaden ende de sonden,

2

Ga naar margenootb In welcke ghy Ga naar margenoot3 eertijts gewandelt hebt, Ga naar margenoot4 na de eeuwe deser werelt, Ga naar margenoot5 na den Ga naar margenootc Oversten Ga naar margenoot6 der macht des luchts, des geests Ga naar margenoot7 die nu werckt in Ga naar margenoot8 de kinderen der ongehoorsaemheyt.

3

Onder de welcke oock Ga naar margenoot9 wy alle eertijts verkeert hebben in de begeerlickheden Ga naar margenoot10 onses vleeschs, doende Ga naar margenoot11 den wille des vleeschs ende Ga naar margenoot12 der gedachten: ende wy waren Ga naar margenoot13 van natuere Ga naar margenoot14 kinderen des toorns, gelijck oock Ga naar margenoot15 de andere.

4

Maer Godt Ga naar margenoot16 die rijck is in barmherticheyt, Ga naar margenoot17 door sijne groote liefde daer mede hy ons lief gehadt heeft,

5

Oock doe wy Ga naar margenoot18 doodt waren door de misdaden, Ga naar margenootd heeft [ons] Ga naar margenoot19 levendigh gemaeckt Ga naar margenoot20 met Christo: (Ga naar margenoote uyt genade zijt ghy saligh geworden.)

6

Ende heeft [ons] mede opgeweckt, ende heeft [ons] mede geset in den hemel Ga naar margenoot21 in Christo Iesu.

7

Op dat hy Ga naar margenoot22 soude betoonen Ga naar margenoot23 inde toecomende eeuwen den uytnemenden rijckdom sijner genade, door de goedertierenheyt over ons in Christo Iesu.

8

Want Ga naar margenoot24 uyt genade zijt ghy Ga naar margenoot25 saligh geworden Ga naar margenoot26 door het geloove: ende Ga naar margenoot27 dat niet uyt u: Ga naar margenootf het is Godts gave.

9

Ga naar margenoot28 Niet uyt de wercken: Ga naar margenootg op dat niemandt en roeme.

10

Want Ga naar margenoot29 wy zijn sijn maecksel, Ga naar margenooth geschapen in Christo Iesu tot goede wercken, welcke Ga naar margenoot30 Godt voorbereydt heeft, op dat wy in deselve souden wandelen.

11

Daerom gedenckt dat ghy die eertijts Heydenen waert Ga naar margenoot31 in het vleesch, ende die Ga naar margenoot32 Voor-huyt genaemt wiert van de gene die genaemt zijn Ga naar margenoot33 Besnijdenisse in het vleesch, die met handen geschiet:

12

Dat ghy in dien tijdt waert Ga naar margenoot34 sonder Christo, vervremt van Ga naar margenoot35 het burgerschap Israëls, ende vremdelingen Ga naar margenooti van Ga naar margenoot36 de verbonden der beloften, Ga naar margenoot37 geen hope hebbende, ende Ga naar margenoot38 sonder Godt inde werelt.

13

Maer nu in Christo Iesu, ghy die eertijts Ga naar margenoot39 verre waert, zijt na by geworden door Ga naar margenoot40 het bloedt Christi.

14

Ga naar margenootk Want hy is Ga naar margenoot41 onse vrede, die Ga naar margenoot42 dese beyde een gemaeckt heeft, ende den middel-muyr Ga naar margenoot43 des afscheytsels gebroken hebbende,

15

Heeft hy Ga naar margenoot44 de vyandtschap, Ga naar margenoot45 in sijn vleesch te niete gemaeckt, [namelijck] Ga naar margenoot46 de Wet der geboden in insettingen [bestaende:] op dat hy Ga naar margenoot47 die twee soude Ga naar margenoot48 in hem selven tot Ga naar margenoot49 eenen nieuwen mensche scheppen, Ga naar margenoot50 vrede makende:

16

Ende [op dat] hy Ga naar margenoot51 die beyde met Godt soude Ga naar margenoot52 in een lichaem versoenen door het cruyce, Ga naar margenoot53 de vyandschap aen Ga naar margenoot54 het selve Ga naar margenoot55 gedoodt hebbende.

17

Ga naar margenootl Ende Ga naar margenoot56 comende heeft hy door het Euangelium Ga naar margenoot57 vrede vercondight u die verre waert, ende dien die na by waren.

18

Ga naar margenootm Want Ga naar margenoot58 door hem hebben wy beyde den toeganck door Ga naar margenoot59 eenen Geest tot den Vader.

19

So en zijt Ga naar margenoot60 ghy dan Ga naar margenoot61 niet meer vremdelingen ende bywooners, maer Ga naar margenoot62 mede-burgers der heyligen, ende Ga naar margenootn Ga naar margenoot63 huys-genooten Godts:

20

Ga naar margenooto Gebouwt Ga naar margenootp op Ga naar margenoot64 het fondament der Apostelen ende Propheten, Ga naar margenootq Ga naar margenoot65 waer

[Folio 110r]
[fol. 110r]

van Iesus Christus is Ga naar margenoot66 den uytersten hoeck-steen:

21

Ga naar margenootr Op welcken het geheel gebouw bequamelijck t’samen-gevoeght zijnde, opwast Ga naar margenoots tot eenen heyligen Ga naar margenoot67 tempel in den Heere.

22

Ga naar margenoot68 Op welcken oock Ga naar margenoot69 ghy mede-gebouwt wort tot een woonstede Godts Ga naar margenoot70 in den Geest.

margenoota
Rom. 5.6. Colos. 2.13.
margenoot1
Dese woorden met andere letteren gedruckt, worden om der klaerheydt wille, uyt het vijfde volgende vers hier verhaelt, al waer de verklaringe te sien is.
margenoot2
D. niet alleen de tijdtlicke ende eeuwighe doodt onderworpen: maer oock sonder eenich leven ende beweginge in geestelicke saecken, gelijck dit woordt doot zijn oock elders wort genomen. Rom. 6.13. Ephes. 5.14. Col. 2.13. 1.Timoth. cap. 5. vers 6.
margenootb
1.Cor. 6.11. Coloss. 3.7. Tit. 3.3.
margenoot3
Namel. voor uwe bekeeringe tot het gheloove in Christum.
margenoot4
Dat is, na de gemeyne wijse van leven der wereltsche menschen.
margenoot5
D. nae den wille ende ingevinge des Oversten.
margenootc
Ioan. 12.31. ende 14.30. ende 16.11. Ephes. 6.12.
margenoot6
D. des Satans, gelijck terstont verclaert wort, die so genaemt wort, om dat hy een geestelick wesen heeft, ende noch groote macht in’t bewegen der lucht heeft behouden, als uyt de Historie van Iob blijckt, ende die uyt de lucht den geloovigen noch geduerigen strijt aen doet. Ephe. 6.12. 1.Petr. 5.8.
margenoot7
D. door sijne werckingen ende ingevingen leyt waer hy wil. Het woordeken nu, doet hy daer by om dat de Satan dese sijne werckinge ende heerschappye, die hy over haer alle te voren gebruyckt hadde, nu inde geloovige hadde verloren, hoewel hy haer noch bestreedt, maer sijne macht alleen in de ongeloovige hadde behouden. 2.Corinth. 4. versen 3, 4. 2.Thess. 2. versen 9, 10.
margenoot8
De ongeloovige menschen, die den Euangelio ongehoorsaem zijn. Ephes. 5.6. Coloss. 3.6. worden oock anders kinderen Belials genaemt. Siet Deut. 13.13.
margenoot9
Namel. die uyt de Ioden tot Christum bekeert zijn: het welck hy daer by doet om te bewijsen dat hare bekeeringe, soo wel als der Heydenen, uyt enckele genade was geschiet.
margenoot10
D. onser verdorvene natuere, gelijck dese wijse van spreken doorgaens voorkomt, welcke Paulus verklaert Rom. 8. versen 7, 8, etc.
margenoot11
Gr. de willen, dat is, lusten ende genegentheden des vleeschs.
margenoot12
Het Griecksch woort dianoia, beteeckent het verstant, ofte het redelick deel van de ziele des menschen, het welck voor sijne bekeeringe den mensche oock niet dan tot ydelheydt ende wereltsche dingen en drijft. Siet Rom. 1.22. ende 8.7. Coloss. 2.18.
margenoot13
Ofte, door de natuere, dat is, van onse geboorte ofte moeders lijve aen, gelijck dit woordt natuere oock genomen wordt Galat. 2.15. ende elders. Siet Iob 14.4. Psal. 51.7. Ioan. 3.6. Rom. 5. versen 12, 13, 14.
margenoot14
D. den toorne Godts van wegen onse aengeborene sonde onderworpen. Siet Rom. 1.18. ende 9.22.
margenoot15
Namel. de Heydenen. Siet Rom. 3.9, etc.
margenoot16
D. overvloedich.
margenoot17
Ofte, om, van wegen.
margenoot18
Siet de aenteeckeninge op vers 1.
margenootd
Rom. 6.8. ende 8.11. Col. 3. versen 1, 3.
margenoot19
D. uyt den doodt der sonde verlost, door onse rechtveerdighmakinge ende wedergeboorte, gelijck terstont hier nae verklaert wort.
margenoot20
Want als Christus, die om onser sonden wille gestorven was, is opgeweckt, soo heeft hy metter daedt betoont, dat hy de schult onser sonde, ende het lichaem onser sonden, hadde te niete gedaen: het welck hy eerst voor ons, ende daer nae oock in ons heeft volbracht uyt kracht sijnes doots ende sijner opstandinge. Rom. 4.25. ende 6.6, 7, 8. als hy ons het geloove heeft geschoncken, door ’t geloove heeft gerechtveerdight, ende door sijnen Geest heeft vernieuwt ende geheylight. Siet 1.Cor. 1.30.
margenoote
Actor. 15.11. Tit. 3.5.
margenoot21
N. als ons’ hooft, in welcken wy dese weldaden alreede besitten, ende wy oock in hope besitten. Rom. 8. vers 24. ende der selver sullen sekerlick deelachtigh worden te sijner tijdt. Siet Rom. 8.11. 1.Cor. 15.20. Phil. 3.21. Coloss. 3. versen 1, 2, etc.
margenoot22
Het Griecx woort beteeckent soo veel als een exempel ofte klaer bewijs voor-stellen, want Godt heeft in dien tijdt dit exempel sijner barmherticheydt aen Heydenen ende Ioden bewesen, op dat oock wy, hare naekomelingen, dit verstaende tot de selve genade onsen toe-vlucht nemen souden. 1.Timot. 1.16.
margenoot23
Namel. den menschen van de toekomende eeuwen ofte tijden.
margenoot24
Ofte, door de genade. Namel. Godts in Christo, gelijck in het voorgaende vers is verklaert.
margenoot25
D. van de sonde, ende straffe der sonde verlost, ende tot erfgenamen der eeuwige salicheydt gestelt.
margenoot26
Namel. waer door dese genade Godts in Christo van ons wordt aengenomen, ende ons toege-eygent. Ioan. 1.12. Rom. 3.24, 25.
margenoot27
Namel. dat en is niet uyt u, dat ghy gelooft. Want anders soude den Apostel een dinck tweemael seggen; ende niet alleen de salicheydt selve, maer oock het geloove is een gave Godts. Siet Philip. 1.29. 2.Timoth. 1.9, etc.
margenootf
Mat. 16.17. Ephes. 1.19.
margenoot28
Namel. noch in het geheel, noch ten deele. Siet Rom. 4. versen 4, 5. ende 11.6. gelijck oock de volgende woorden uytwijsen.
margenootg
Rom. 3.27. 1.Corinth. 1.29.
margenoot29
Den Apostel en spreeckt hier niet van de eerste scheppinge, maer van de vernieuwinge ende weder-geboorte, die in Godts woordt een tweede ofte nieuwe scheppinge wort genaemt. Siet 2.Corinth. 5.17.
margenooth
2.Cor. 5.17. Ephes. 1.4. ende 4.24. Tit. 2.14.
margenoot30
Ofte, Godt te voren heeft bereydt. Namel. in sijnen eeuwigen raedt, ofte oock door sijnen Geest in ons. Siet Hebr. 8.10, etc.
margenoot31
Sommige verstaen dit van de onbesnedenheydt der Heydenen: doch soodanige waren sy oock nu tot Christum bebekeert zijnde, ende de naem voor-huyt, die volght, geeft dit genoech te kennen. Soo wordt dan het woort vleesch bequamelicker ghenomen voor de verdorventheydt der natuere, waer in sy voor hare bekeeringe waren, gelijck Ioan. 3.6. Rom. 8.5, etc.
margenoot32
D. onbesneden, ende dat by verachtinge. Siet 1.Sam. 17.26. Ezech. 44.7.
margenoot33
D. van de Ioden die besneden waren, het welck een teecken was van Godts Verbont met haer. Genes. 17.11.
margenoot34
D. sonder te hebben gemeynschap met Christo die komen soude, buyten welcken geen saligheydt en was. Ioan. 14.6. Act. 4.12. De Israëliten dan die het Coninckrijcke Israëls verwachteden, hadden gemeynschap met Christo, die belooft was. Siet Ioan. 8. vers 56. Actor. 13. versen 26, 32. ende 15.11. ende 26.6, 7. Hebr. 11.26, etc.
margenoot35
D. de Gemeynte Godts, die in het burgerschap Israels was begrepen.
margenooti
Rom. 9.4.
margenoot36
D. van de geestelicke beloften die Godt in sijn Verbont met den Israeliten opgherecht, ghedaen ende dickmael vernieuwt hadde: waerom hy het verbonden in het getal van vele noemt.
margenoot37
N. gheen ware hope van de vergevinge der sonden, ende der eeuwighe salicheyt.
margenoot38
D. sonder de rechte kennisse ende dienst des waren Godts. Want al is’t datse vele Goden ende Godtsdiensten hadden, die waren nochtans van haer verdicht ende versiert. Siet Rom. 1.21, etc. al was het dat eenige Godt als Schepper kenden, nochtans dewijle sy den Sone niet en kenden noch eerden, soo en hadden sy oock den Vader niet. Ioan. 5.23.
margenoot39
N. van dese weldaden ende voordeelen, daer van in het voorgaende cap. is gesproken. Ende siet hier de Apostel op de plaetse Iesai. 49.1. Siet Act. 2.39.
margenoot40
D. door de doodt ende bloedige offerande Christi, waer door dit onderscheyt der volcken is wechgenomen.
margenootk
Iesai. 9.5. Mich. 5.5. Ioan. 16.33. Actor. 10.39. Rom. 5.1. Coloss. 1.20.
margenoot41
D. autheur ende oorsaecke van onsen vrede, so tusschen Godt ende de menschen, als tusschen de menschen selve, namelick Ioden ende Heydenen.
margenoot42
Namel. Ioden ende Heydenen.
margenoot43
Ofte, des tuyns: Namel. die de Ioden van de Heydenen scheydde, ende afschuttede, ghelijck een muer twee huysen ofte plaetsen pleecht van den anderen te scheyden. Waer door de Wet der Ceremonien verstaen wort, die dit onderscheyt tusschen Ioden ende Heydenen maeckte. Ende schijnt hier Paulus oock te sien op het scheuren van het voorhanghsel des Tempels, dat scheurde doe Christus leedt. Matth. 27.51. Luc. 23.45.
margenoot44
N. tusschen Ioden ende Heydenen, gelijck uyt het volgende blijckt, rijsende uyt de verscheydenheyt van Religie.
margenoot45
D. in sijn lichaem, ofte menschelicke natuere, aen het kruyce geoffert. Ioan. 1.14. 1.Petr. 4.1. Een gelijckenisse van slacht-offeren, welcker vleesch op den altaer verbrant wiert.
margenoot46
Namel. waer door de Ceremonien waren ingeset, ende tot den tijdt der verbeteringe gegeven. Hebr. 9.10.
margenoot47
Namel. volckeren. dat is, de uytverkorene uyt beyde dese volckeren. Rom. 9.24. ende 11.7.
margenoot48
Dit seght den Apostel, om dat wy met Christo selve moeten vereenight zijn door het geloove, eer wy uyt Ioden ende Heydenen tot een lichaem konnen worden.
margenoot49
D. door den Heyligen Geest ende kracht der weder-geboorte vernieuwt. Ende spreeckt hier de Apostel van alle geloovige als van een mensche, om dat sy alle onder Christo het hooft, als leden van een geestelick lichaem, gelijck tot eenen vernieuwden mensche worden gestelt.
margenoot50
D. vereeninge ende gemeynschap, nae dat de oorsaecke ende het middel der tweespalt is wech-genomen.
margenoot51
Dit seght den Apostel om dat door Christi cruyce niet alleen Ioden ende Heydenen tot een zijn gebracht, maer oock te samen met Godt versoent.
margenoot52
D. in een selve Gemeynte, die Christi geestelick lichaem is. Sommige verstaen hier door het lichaem Christi selve, het welck hy vers 15. sijn vleesch genoemt heeft.
margenoot53
Namel. soo wel tusschen Godt ende ons om der sonde wille, als oock tusschen Ioden ende Heydenen. Want van beyde dese versoeningen heeft hy hier voren gesproken.
margenoot54
Namel. cruyce.
margenoot55
D. geheelick wechgenomen hebbende door sijn doodt. Want door een offerande heeft hy in der eeuwigheydt geheylight die geheylight worden. Hebr. 10.14.
margenootl
Iesai. 57.19. Ephes. 3.12.
margenoot56
Namel. soo door hem selven in de dagen sijnes vleeschs onder de Ioden, als een dienaer der Besnijdenisse, als nae sijn hemelvaert door sijne Apostelen aen allen sonder onderscheyt: door welcke ende met welcke Apostelen hy krachtigh is geweest tot bekeeringe van alle, soo wel van Heydenen als van Ioden. Marc. 16.20. Ioan. 10.16. 2.Cor. 13.3, etc.
margenoot57
N. tusschen Godt ende de menschen, ende volgens oock der menschen onder malkanderen. Luc. 2.14. Rom. 10.15. 2.Corinth. 5.19, etc.
margenootm
Ioan. 10.9. ende 14.6. Rom. 5.2. Ephes. 3.12. Hebr. 10.19.
margenoot58
Namel. Christum door het geloove aengenomen. Rom. 5.2.
margenoot59
Namel. der aenneminge tot kinderen. Rom. 8.15. die oock dit gantsche lichaem sijn leven ende beweginge geeft.
margenoot60
Namel. Heydenen die in Christum gelooft.
margenoot61
Namel. gelijck eertijdts. Siet versen 11, 12.
margenoot62
Namel. van dit geestelick Ierusalem. Galat. 4.26.
margenootn
Galat. 6.10.
margenoot63
Want Godts Gemeynte wordt doorgaens Godts huys ende tempel genaemt. Siet 2.Corinth. 6.16. 1.Timoth. 3.15. Hebr. 3.2, etc. Soo staen sy dan onder een hooft ende sorge, ende hebben elck haren dienst ende deel in dit huys.
margenooto
1.Cor. 3. versen 9, 10.
margenootp
Iesai. 28.16. Mat. 16.18. 1.Corinth. 3.10. Apoc. 21.14.
margenoot64
D. de leere der Apostelen ende der Propheten, soo des Ouden als des Nieuwen Testaments, gelijck daerom de namen der 12 Apostelen op de 12 fondamenten des hemelschen Ierusalems worden gestelt. Apoc. 21.14.
margenootq
1.Petr. 2.4.
margenoot65
Want de leere der Propheten ende Apostelen en wijst ons in saken der salicheydt tot niemant, op welcken wy steunen mogen, dan op Iesum Christum, op sijne voldoeninge, ende verdienste. 1.Corinth. 1.30. ende 2.2.
margenoot66
Ofte, zijnde Iesus Christus selve den, etc. N. waer op ’t geheel gebouw steunt met de mueren ende steenen des selven, dat is, alle ware geloovige uyt Ioden ende Heydenen by een vergadert worden, ende door eenen Geest aen een kleven, gelijck volgt. Siet oock 1.Petr. 2. vers 4. Dat nu desen uytersten hoecksteen oock het eenigh fondament is van dit geheel gebouw, blijckt uyt Ies. 28.16. 1.Corint. 3. versen 10, 11.
margenootr
Ephes. 4.16.
margenoots
1.Cor. 6.19. 2.Cor. 6.16.
margenoot67
Namel. waer in de Heere met sijne genade woont, ende derhalven daer in hy wil ge-eert ende gedient zijn, gelijck een huysvader in sijn huys.
margenoot68
Namelick, uytersten hoeck-steen Christo.
margenoot69
Namel. die uyt de Heydenen nae sijn voornemen zijt geroepen, ende volgens dien oock in hem gelooft.
margenoot70
Ofte, door den Geest.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken