Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het iij. Capittel.

1 D’Apostel waerschouwt voorders de Philippensen tegen de verleydinge der valsche Apostelen, die de Wet ende ’t Euangelium te samen menghden. 3 ende leert daer tegen, dat niet de uyterlicke besnijdenisse, maer de geestelicke ter salicheyt noodigh is. 4 ’t welck hy met sijn eygen exempel ende geloove bevestight. 5 Ende tot dien eynde verhaelt hy, dat hy oock alle die uyterlicke voordeelen hadde, die dese roemden te hebben. 7 maer dat hy die dingen niet en achtte, noch daer op geen vertrouwen en stelde, maer alleen op Christum. 9 niet steunende op sijn eygene gerechtigheyt die uyt de Wet is, maer alleen op de gerechtigheyt Christi, die hy beschrijft met hare vruchten. 12 Bekent evenwel sijne onvolmaecktheyt, hoe seer hy oock na de volmaecktheyt trachtet. 15 Ende vermaent de Philippensen dat sy ’t selve oock doen, na desen regel, ende na sijn exempel. 18 bestraffende de gene die anders deden, met verkondinge aen haer van het eeuwigh verderf. 20 ende vertroost de ware geloovige met de heerlickheyt, oock des lichaems, die ons de Heere Christus sal toebrengen.

1

VOorts, mijne broeders, Ga naar margenoota verblijt u Ga naar margenoot1 in den Heere. Ga naar margenoot2 Deselve dingen aen u te schrijven Ga naar margenoot3 en is my niet verdrietigh, ende Ga naar margenoot4 het is u seker.

2

Ga naar margenootb Ga naar margenoot5 Siet op de honden , siet op de Ga naar margenoot6 quade arbeyders, siet op de Ga naar margenoot7 versnijdinge.

3

Ga naar margenootc Want Ga naar margenoot8 wy zijn Ga naar margenoot9 de Besnijdinge, wy die Ga naar margenootd Godt Ga naar margenoot10 in den geest dienen, ende Ga naar margenoot11 in Christo Iesu roemen, ende niet in Ga naar margenoot12 het vleesch en betrouwen:

4

Ga naar margenoot13 Hoewel ick hebbe, dat ick oock in het vleesch betrouwen mochte: Indien Ga naar margenoot14 yemant anders meynt te betrouwen in het vleesch, Ga naar margenoote Ga naar margenoot15 ick noch meer:

5

Ga naar margenoot16 Besneden ten achtsten dage, uyt het geslachte Ga naar margenootf Israëls, van de stamme Ga naar margenootg Benjamin, een Hebreer uyt de Hebreen, Ga naar margenoot17 na de wet Ga naar margenooth een Phariseer:

6

Ga naar margenoot18 Na den yver Ga naar margenooti een vervolger Ga naar margenoot19 der Gemeynte: na de rechtveerdicheyt Ga naar margenoot20 die in de Wet is, Ga naar margenoot21 zijnde onberispelick

7

Ga naar margenootk Maer ’t ghene Ga naar margenoot22 my gewin was, dat hebbe ick om Christi wille Ga naar margenoot23 schade geacht.

8

Ia gewisselick Ga naar margenoot24 ick achte oock Ga naar margenoot25 alle dingen schade te zijn, Ga naar margenootl om de uytnemenheyt Ga naar margenoot26 der kennisse Christi Iesu mijns Heeren: om wiens wille ick Ga naar margenoot27 alle die dingen schade gerekent hebbe, ende achte die Ga naar margenoot28 dreck te zijn, op dat ick Ga naar margenoot29 Christum moge gewinnen,

9

Ende Ga naar margenoot30 in hem Ga naar margenoot31 gevonden worde, Ga naar margenoot32 niet hebbende mijne rechtveerdicheyt Ga naar margenoot33 die uyt de Wet is, maer Ga naar margenoot34 die door ’tgeloove Christi is, [namelijck] Ga naar margenoot35 de rechtveerdicheyt Ga naar margenootm Ga naar margenoot36 die uyt Godt is Ga naar margenoot37 door het geloove:

[Folio 114v]
[fol. 114v]

10

Ga naar margenoot38 Op dat ick Ga naar margenoot39 hem Ga naar margenoot40 kenne, ende Ga naar margenoot41 de kracht sijner opstandinge, Ga naar margenootn ende Ga naar margenoot42 de gemeynschap sijns lijdens, Ga naar margenoot43 sijne doodt gelijck-formich wordende:

11

Ga naar margenoot44 Of ick eenichsins moge comen Ga naar margenoot45 tot de wederopstandinge der dooden.

12

Niet dat ick Ga naar margenoot46 het alreede gecregen hebbe, ofte alreede Ga naar margenoot47 volmaeckt ben: maer Ga naar margenoot48 ick jage daer na, Ga naar margenoot49 of ick het oock grijpen mochte, Ga naar margenoot50 daer toe Ga naar margenoot51 ick van Christo Iesu oock gegrepen ben.

13

Broeders, Ga naar margenoot52 ick en achte niet dat ick selve het gegrepen hebbe.

14

Maer Ga naar margenoot53 een dinck [doe ick], Ga naar margenoot54 vergetende ’tgene Ga naar margenoot55 dat achter is, ende Ga naar margenoot56 streckende my Ga naar margenoot57 tot het gene dat voren is, Ga naar margenooto Ga naar margenoot58 jage ick Ga naar margenoot59 na het wit Ga naar margenoot60 tot den prijs Ga naar margenoot61 der roepinge Godts, Ga naar margenoot62 die van boven is Ga naar margenoot63 in Christo Iesu.

15

So vele dan als wy Ga naar margenoot64 volmaeckt zijn, laet ons Ga naar margenoot65 dit gevoelen: ende indien ghy Ga naar margenoot66 yet andersins gevoelt, oock Ga naar margenoot67 dat sal u Godt openbaren.

16

Doch Ga naar margenoot68 daer wy toe gecomen zijn, laet ons [daer in] Ga naar margenootp na Ga naar margenoot69 den selven regel wandelen, Ga naar margenootq laet ons het selve gevoelen.

17

Weest Ga naar margenoot70 mede Ga naar margenootr Ga naar margenoot71 mijne navolgers, broeders, ende merckt op de gene die Ga naar margenoot72 alsoo wandelen, gelijck ghy ons Ga naar margenoots tot een voor-beeldt hebt.

18

Ga naar margenoott Want Ga naar margenoot73 vele wandelen [anders]: van de welcke ick u Ga naar margenoot74 dickmael geseght hebbe, ende Ga naar margenoot75 nu oock Ga naar margenoot76 weenende segge, dat’se Ga naar margenoot77 vyanden des cruyces Christi zijn.

19

Ga naar margenoot78 Welcker eynde is het verderf, welcker Ga naar margenoot79 Godt is de buyck, ende [welcker] Ga naar margenoot80 heerlickheyt Ga naar margenoot81 is in hare schande, de welcke Ga naar margenoot82 aerdsche dingen Ga naar margenoot83 bedencken.

20

Ga naar margenootv Maer Ga naar margenoot84 onse wandel Ga naar margenoot85 is inde hemelen, Ga naar margenootx Ga naar margenoot86 waer uyt wy oock den Salichmaker Ga naar margenoot87 verwachten, [namelijck] den Heere Iesum Christum:

21

Ga naar margenooty Die ons’ Ga naar margenoot88 vernedert lichaem Ga naar margenoot89 veranderen sal, op dat het selve Ga naar margenoot90 gelijckformich worde Ga naar margenoot91 sijnen heerlicken lichame, Ga naar margenoot92 na de werckinge waer door hy oock alle dingen hem selven can onder-werpen.

margenoota
Phil. 4.4. 1.Petr. 4.13. Iacob. 1.2.
margenoot1
D. om de genade die ons de Heere gedaen heeft. Ofte, met een vreuchd die den Heere aengenaem is. N. midden in de verdruckingen.
margenoot2
N. die ick u te voren mondelinge gheleert hebbe. Siet 2.Thes. 2.15.
margenoot3
Ofte, en is my niet swaer, moeylick, vervelende.
margenoot4
D. het streckt ende is dienstich tot uwe versekerheyt, om daer door in de waerheydt der Christelicke leere ende in het gheloove meer ende meer bevestight te worden.
margenootb
Iesai. 56.10.
margenoot5
D. let op de honden, ende wacht u van de valsche Apostelen, die hy met desen smadelicken name van honden noemt, om haren aert uyt te drucken, datse onbeschaemdelick de rechte leeraers met hare lasteringen aenbassen ende bijten.
margenoot6
D. die wel veel arbeyts ende moeyte aen-nemen, maer om een quade ende verderflicke leere den menschen in te planten.
margenoot7
D. die uyt de besnijdenisse zijn, daer op roemen, ende leeren dat de Besnijdenisse ter salicheydt noodich is. Het welcke niet so seer een besnijdinge, als wel een versnijdinge met recht mach genoemt worden. De Apostel verandert hier seer aerdichlick het woort besnijdinge in versnijdinge, om dat deser valscher Apostelen leere de menschen die’se aennemen, van Christo afsnijdt, ende haer ten verderve als in stucken versnijdt.
margenootc
Deutr. 10.16. ende 30.6. Ierem. 4.4. Rom. 2.29. Col. 2.11.
margenoot8
N. die onse gerechticheyt in Christo alleen soecken ende stellen, gelijck hier nae verklaert wordt.
margenoot9
D. de rechte besnijdinge die voor Godt gelt, welcke is de inwendige besnijdinghe des herten. Siet Rom. 2.29.
margenootd
Ioan. 4.24.
margenoot10
Ofte, met den geest, dat is, inwendelick met de ziele ende ’t herte. Ioan. 4.24. Ephes. 6.18. Ofte, door de kracht des H. Geests.
margenoot11
N. dat wy in hem ende in sijne gerechticheyt alleen onse salicheydt hebben. 1.Corinth. 1.3, 31.
margenoot12
D. op die uyterlicke Ceremonien der Wet ofte uyterlicke besnijdinge des vleeschs, ende onderhoudinge der selve, om daer door saligh te worden. ende wordt gestelt tegen het woordt geest, te voren gebruyckt.
margenoot13
Gr. hoe wel ick betrouwen hebbe oock in het vleesch. D. hoe wel ick oock stoffe hebbe aengaende die uyterlicke besnijdinghe ende andere Ceremonien der Wet, midtsgaders de uyterlicke voordeelen der Ioden, om daer op te betrouwen, N. so men sijn vertrouwen om salich te worden daer op mochte stellen.
margenoot14
N. van dese valsche Apostelen die altijdt op dat uyterlicke seer roemden, ende daer in hare salicheyt sochten.
margenoote
2.Corinth. 11.21.
margenoot15
D. ick soude daer in noch meer stoffe hebben om te vertrouwen.
margenoot16
Gr. achtdaeghsche besnijdenisse.
margenootf
2.Corinth. 11.22.
margenootg
Genes. 49.27.
margenoot17
D. ten aensien van het verstant der Wet: ofte, uyt die dry Secten die onder het Ioodsche volck waren, Sadduceen, Essenen, ende Phariseen, was ick toe ghedaen de Secte der Phariseen, die de aller bescheydenste wierdt gehouden. Actor. 26.5.
margenooth
Actor. 23.6.
margenoot18
Namel. voor de onderhoudinge der Ceremonien der Wet: waer in de valsche Apostelen oock seer doch verkeerdelick yverden.
margenooti
Actor. 8.3. ende 9.1. ende 22.3, 4. Galat. 1.14. 1.Timot. 1.13.
margenoot19
Namel. der Christenen, die hare saligheydt niet en sochten in de wercken der Wet, maer in Christo alleen.
margenoot20
D. die de Wet uyterlick van de menschen eyscht.
margenoot21
Namel. alsoo dat de menschen my niet en konden bestraffen over eenige moetwillige overtredinge der Wet, dewijle mijne uyterlicke wercken de Wet Godts gelijckformich waren. Waer door hy verklaert nochtans niet gerechtveerdight te zijn. 1.Cor. 4.4.
margenootk
Mat. 13.44.
margenoot22
Gr. die my winsten waren. D. dat ick in dien tijt achtede my nut ende voorderlick te zijn ter saligheyt.
margenoot23
Dat is, daer en tegen als schade aenbrengende verworpen.
margenoot24
D. ick hebbe dat niet alleen soo geacht als ick eerst tot Christum bekeert ben geweest, maer achte het als noch soo: ende blijve by deselve meeninge.
margenoot25
N. door welcke de menschen hare saligheyt soecken buyten Christum.
margenootl
Iesai. 53.11. Ierem. 9.23. Ioan. 17.3. Col. 2.2.
margenoot26
Namel. niet der bloote kennisse alleen, maer der salighmaeckende kennisse, die met vertrouwen ende geloove vergeselschapt is. Ioan. 17.3. gelijck de woorden mijns Heeren, oock te kennen geven.
margenoot27
Gr. alle dier dingen schade geleden hebbe.
margenoot28
Het Grieckx woordt beteeckent eygentlick dingen die ofte van de honden uytgeworpen, ofte den honden voorgeworpen worden: dat is vuyle ende verwerpelicke dingen.
margenoot29
Dat is, der gerechtigheyt Christi deelachtigh worden, ’t welck het grootste ghewin is.
margenoot30
D. in sijne gemeynschap, hem door den geloove ingelijft, ende sijner gerechtigheydt deelachtigh zijnde.
margenoot31
Namel. in het gerichte Godts.
margenoot32
Dat is, my niet verlatende op mijne eygene gerechtigheydt.
margenoot33
D. die bestaet in volkomene onderhoudinge der Wet, soo der Zeden als der Ceremonien.
margenoot34
D. die men verkrijght als men in Christum gelooft, ende sijne gerechtigheyt daer door aenneemt: ende die den geloovigen van Godt uyt genade als hare gerechtigheydt wordt toe-gherekent.
margenoot35
Namel. Christi.
margenootm
Rom. 1.17. ende 3.21.
margenoot36
D. die Godt ons schenckt ende genadelick toerekent. Rom. 4.6.
margenoot37
Gr. in: dat is, die wy verkrijgen ende ons toe-eygenen door ’t geloove, als door een geestelick instrument waer door dese gerechtigheydt aengenomen wordt.
margenoot38
Hier mede beschrijft hy het ware salich-maeckende, ende rechtveerdich-makende geloove waer in het selve bestaet, waer op het siet, ende wat het voortbrengt.
margenoot39
N. Christum.
margenoot40
Siet vers 8.
margenoot41
D. de vruchten ende weldaden die hy door sijne doodt ons verkregen hebbende, door sijne opstandinghe krachtelick toe-eygent ende toe-brenght: Namel. onse rechtveerdighmakinge voor Godt, ende de kracht om uyt den doodt der sonden op te staen. Siet Rom. 4.25. ende 6.3, 4, etc. ende 8.11. 1.Petr. 4. versen 1, 2.
margenootn
Rom. 8.17. 2.Corinth. 4.10. 2.Tim. 2. versen 11, 12. 1.Petr. 4.13.
margenoot42
D. op dat ick deel hebbe aen de vruchten des lijdens Christi, namelick dat ick daer door van de straffe der sonden verlost, ende tot een nieuw leven opgeweckt werde, ende om sijnen’t wille geerne verdrage alle lijden, cruys, ende verdruckinge, die my om sijnent wille soude moghen overkomen.
margenoot43
Namel. den ouden mensche in my ghedoodet zijnde. Rom. 6. versen 5, 6. ende om sijnent wille den gantschen dagh gedoodet wordende. Rom. 8.36.
margenoot44
Dese woorden en beteeckenen hier niet eenige onsekerheydt deser saecke, maer de swaerheyt om die te verkrijgen, om daer mede den lust ende vlijt op te scherpen. Ende is de sin, daer nae vlijtelick trachtende of ick eenighsins, etc.
margenoot45
Namel. de salige opstandinge der rechtveerdige, ende daer door tot de eeuwige heerlickheydt ende gelucksaligheydt. Luc. 14.14. Ioan. 6. versen 39 40, 44, 54. Daerom de geloovige ende rechtveerdige alleen genaemt worden kinderen der opstandinghe. Luc. 20.36. Niet dat de godtloose oock niet en sullen opstaen. Dan. 12.2. Actor. 24.15. maer hare opstandinge sal zijn ter verdoemenisse. Ioan. 5. vers 29. ende over sulcks meer een val als een opstandinghe.
margenoot46
Namel. de volmaecktheydt der weder-geboorte in desen leven.
margenoot47
Namel. in weder-geboorte.
margenoot48
Gr. ick vervolge. Namel. met groote lust ende vlijt.
margenoot49
Daer mede hy niet en wil seggen dat hy onseker is of hy het verkrijgen sal, maer aenwijst de swaerheydt van de sake ende sijnen yver daer nae, gelijck in het voorgaende vers.
margenoot50
D. om welcke te verkrijgen.
margenoot51
D. van Christo gelijck als gegrepen ende gevangen, als ick sijne Kercke vervolgende, ende gelijck als in het verderf loopende, op den wegh nae Damascum van hem aengegrepen ende tot hem bekeert ben. Actor. 9. cap. Siet diergelijck 1.Cor. 13.12.
margenoot52
D. ick en laet my dat niet voorstaen, gelijck sommige souden mogen dencken, om dat ick soo seer roeme van de gemeynschap met Christo ende sijne weldaden.
margenoot53
Namel. als het voornaemste daer in ick my met alle vlijt oeffene. Psal. 27.4. Luc. 10.42.
margenoot54
D. niet te vreden zijnde met het gene van my goets soude mogen gedaen zijn voor desen.
margenoot55
D. dat voor by is, waer mede verstaen wordt het gene hy tot noch toe gedaen heeft, oock nu bekeert zijnde tot Christum. Een gelijckenisse genomen van de gene die in een loop-baen alreede verre geloopen zijn, ende de afgeloopene plaetse achter haer laten. Siet 1.Corinth. 9.24.
margenoot56
Ofte, uytstreckende, ghelijck de loopers haer hooft, hals, armen, ende lichaem voorwaerts uytstrecken om te stercker te loopen: by welcke gelijckenisse hy verklaert sijnen grooten ende neerstigen vlijt, die hy met alle macht aenwent om daer toe te geraken.
margenoot57
D. dat noch afgeloopen moet worden, om tot het eynde ofte perck te komen. Ofte, tot de beloften des Euangeliums, die ons voor zijn ghestelt om die te bekomen ende te grijpen.
margenooto
1.Corinth. 9.24. 2.Timoth. 4.7.
margenoot58
Gr. vervolge. gelijck vers 12.
margenoot59
D. nae het perck aen het eynde der loop-baene gestelt, nae welcke de loopers met strijdt loopen om die eerst te grijpen, ende alsoo den prijs te gewinnen.
margenoot60
Gr. brabeion, waer door verstaen wordt een kroone ofte andere vereeringe die gegeven wierdt den genen die in de loop-baen gewonnen hadde. Ende verstaet de Apostel daer door de eeuwige salicheydt, die hy noemt een kroone der gerechtigheydt. 2.Timoth. 4.8.
margenoot61
D. die gegeven sal worden den genen, die Godt krachtelick heeft geroepen tot de gemeynschap der salicheydt, ende die dese roepinge gehoorsaem zijn, ende volgens dien tot den eynde toe dese loop-baen stantvastelick uytloopen.
margenoot62
D. die ons van Godt uyt den hemel gewordt, ende ons tot de hemelsche gelucksalicheyt noodight ende brenght.
margenoot63
D. die door de verdiensten Christi alleen te verkrijgen is, ende die om de selve, ende door hem ons gegeven wort.
margenoot64
Door dit woordt en verstaet de Apostel niet de gene die inde onderhoudinge der Wet geheel souden volmaeckt zijn, want dat heeft hy te voren van hem selven ontkent, versen 12, 13. maer de gene die de hooft-stucken der Christelicke Religie wel ende grondelick verstaen, ende daer in ghelijck als tot vol-wassenen ouderdom ghekomen zijn. Ephes. 4.13. tegen de welcke gestelt worden de gene die noch als kinderen zijn in kennisse. Siet 1.Corinth. 2.6. ende 3.1. Hebr. 5. versen 13, 14.
margenoot65
Namel. dat van my hier te voren geleert is: Namel. van de rechtveerdighmakinge des menschen voor Godt, vers 9. ende van onse onvolmaecktheyt in dit lcven vers 12. ende diergelijcke.
margenoot66
Namel. in saecken van minder gewichte.
margenoot67
N. doende u metter tijdt in kennisse toenemen ende op-wassen, midts dat ghy u leersaem aenstelt, ende de middelen daer toe neerstelick gebruyckt. Dit seght hy niet van heymelicke openbaringen buyten het woordt Godts, maer van de ordinarise openbaringen ofte bekent-maeckingen, die hy doet door de predicatien sijnes woordts, vergeselschapt met de verlichtinge sijnes Gheests. Ende wordt dit geseght voornamelick tot troost van de swacke, die noch niet recht en konden verstaen dat de Wet der Ceremonien geheel was afgedaen: dat namelick Godt haer metter tijt dat selve oock soude geven te verstaen. Siet hier van oock Rom. capit. 14.
margenoot68
D. in die stucken der leere tot welcker verstant wy door de genade Godts zijn gebracht.
margenootp
Gal. 6.16.
margenoot69
D. na de kennisse die wy daer van hebben uyt Godes woordt, ’t welck als een regel ofte richt-snoer is, waer nae wy ons geloove ende wandel moeten richten.
margenootq
Rom. 12.16. ende 15.5. 1.Cor. 1.10. Phil. 2.2. 1.Pet. 3.8.
margenoot70
Ofte, te samen, te gelijck,
margenootr
1.Cor. 4.16. ende 11.1. 1.Thes. 1.6.
margenoot71
N. in gevoelen, ende in wandel. siet 1.Cor. 11.1.
margenoot72
N. als ick wandele: gelijck in’t volgende verklaert wort.
margenoots
2.Thes. 3.9. 1.Pet. 5.3.
margenoott
Rom. 16.17.
margenoot73
N. van de Leeraers, die het woordt prediken, ende wandelen in hare beroepinge niet gelijck wy doen.
margenoot74
N. als ick by u was, u lieden voor de selve in mijne predicatien waerschouwende.
margenoot75
N. door dit mijn schrijven.
margenoot76
D. met droefheyt des herten, ontstaende daer uyt, dat dese lieden met hare valsche leere ende ongeregelt leven de Gemeynte verleyden ende verstooren, ende haer selven het verderf over den hals halen.
margenoot77
D. toonende datse vyanden zijn van de leere waer door geleert wordt dat de menschen niet door de onderhoudinghe van de Wet, maer door de eenighe offerande Christi aen het cruyce gheschiet, salich worden. 1.Cor. 1. versen 23, 24. ende 2.2.
margenoot78
D. die eyndelick van Godt met de eeuwighe verdoemenisse sullen ghestraft worden. Apocal. cap. 19. versen 20, 21. siet oock cap. 1.28.
margenoot79
D. die in plaetse van Godt te dienen, en sijn eere te verbreyden, anders niet en soecken dan een lecker ende gemackelick leven te leyden, ende haren buyck, als of het haren Godt ware, te dienen.
margenoot80
D. eere diese by de menschen soecken, ende waer op sy roemen.
margenoot81
D. soecken hare eere in het gene dat haer schandelick is, dat is, sal haer gedyen tot tijdlicke ende eeuwige schande. Ofte, tot hare schande.
margenoot82
D. tijdtlicken wellust ende gemack.
margenoot83
Ofte, bevroeden, dat is, met de sinnen ende verstant natrachten.
margenootv
Hebr. 13.14.
margenoot84
Ofte, burgerschap. dat is, burgerlicke verkeeringe, ende wijse van leven der rechte Christenen. Siet cap. 1.27.
margenoot85
D. is soodanigh dat de selve altijdt trachten, niet nae aerdtsche dingen, maer nae hemelsche, ende nae de heerlickheydt die in de hemelen is wegh-geleght. Siet Coloss. 3. versen 1, 2.
margenootx
1.Corinth. 1.7. 1.Thess. 1.10. Tit. 2.13.
margenoot86
Gr. uyt welcke, Namel. plaetse der hemelen. Siet diergelijcke Mat. 2.9.
margenoot87
Namel. om te komen oordeelen de levende ende de doode. Actor. 1. vers 11.
margenooty
1.Cor. 15.51. Col. 3.4. 1.Ioan. 3.2.
margenoot88
Gr. het lichaem onser vernederinge. Ofte, ons lichaem der vernederinge. D. dit ons sterflick ende verderflick lichaem.
margenoot89
Het Grieckx woordt beteeckent in gedaente ofte hoedanigheydt veranderen. Siet 1.Corinth. 15.52, etc.
margenoot90
Namel. in onverderflickheydt, onsterflickheydt, ende andere geestelicke eygenschappen. Siet 1.Corinth. 15. versen 48, 49
margenoot91
Gr. den lichame sijner heerlickheydt. Ofte, sijn lichaem der heerlickheydt. Namel. het welck hy nae sijne opstandinge, ende nu noch in den hemel heeft.
margenoot92
D. nae sijne Godtlicke ende almogende kracht, waer door hy alles vermach, ende derhalven oock de opweckinge ende veranderinge onser lichamen te wege kan brengen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken