Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het Eerste Capittel.

1 Na het gewoonlick opschrift des briefs, 3 danckt Paulus Godt, dat de Colossensen het geloove in Christum hebben aen-ghenomen. 5 door de Predicatie des Euangeliums, die nu in de geheele werelt vruchten voort-bracht. 7 gelijck oock onder haer geschiedde na het getuygenisse Epaphre hares trouwen leeraers. 9 Bidt Godt dat sy in alle Christelicke deughden meer ende meer worden bekrachtight. 12 Komt daer na tot de verhandelinge der leere, ende verklaert hoe sy uyt de macht der duysternisse door het bloet Christi sijn verlost. 15 welckers persoon hy beschrijft, Namel. dat hy is het beeldt des onsienlicken Godts. 16 dat alle dingen door hem sijn geschapen. 18 dat hy is het hooft der gemeynte. 20 dat door het bloet sijns cruyces alles is versoent dat inden hemel ende op aerden is. 23 Vermaent haer in dit geloove te volherden. 24 waerom hy het lijden Christi oock voor haer vervult. 25 overmits hy is geroepen om onder de Heydenen dese verborgentheydt te verkondigen. 28 ende alle menschen in Christo alleen volmaeckt te stellen, na de werckinge Godts in hem.

1

Ga naar margenoot1 PAULUS een Apostel Iesu Christi, door den wille Godts, ende Timotheus de broeder,

2

Den Heyligen ende geloovighen broederen in Christo, die te Ga naar margenoot2 Colossen zijn: Ga naar margenoota Genade zy u ende vrede van Godt onsen Vader, ende den Heere Iesu Christo.

3

Ga naar margenoot3 Ga naar margenootb Wy dancken den Godt ende Vader onses Heeren Iesu Christi, altijt voor u biddende:

4

Also wy van Ga naar margenoot4 uw’ geloove in Christo Iesu gehoort hebben, ende van de liefde die [ghy hebt] tot alle heyligen:

5

Om Ga naar margenoot5 de hope Ga naar margenootc die u Ga naar margenoot6 wech geleght is in de hemelen, van welcke ghy te voren gehoort hebt, Ga naar margenoot7 door het woort der waerheyt [namelick] des Euangeliums:

6

Het welck tot u gekomen is, gelijck oock Ga naar margenoot8 inde geheele werelt: Ga naar margenootd ende Ga naar margenoot9 het brengt vruchten voort, gelijck oock Ga naar margenoot10 onder u, van dien dagh af dat ghy gehoort hebt, ende de genade Godts Ga naar margenoot11 in waerheyt bekent hebt:

7

Gelijck ghy oock geleert hebt van Ga naar margenoote Epaphra onsen geliefden mede-dienstknecht, de welcke een getrouw dienaer Christi is Ga naar margenoot12 voor u:

8

Die ons oock verklaert heeft uwe liefde Ga naar margenoot13 in den Geest.

9

Ga naar margenootf Daerom oock wy, van dien dagh af dat wy het gehoort hebben, Ga naar margenoot14 niet op en houden voor u te bidden, ende te begeeren Ga naar margenootg dat ghy mooght vervult worden met de kennisse van Ga naar margenoot15 sijnen wille, Ga naar margenoot16 in alle wijsheyt ende geestelick verstandt:

[Folio 116r]
[fol. 116r]

10

Ga naar margenooth Op dat ghy mooght wandelen Ga naar margenoot17 weerdichlick den Heere Ga naar margenoot18 tot alle behaechlickheydt, in alle goede wercken Ga naar margenooti vrucht-dragende, ende wassende inde kennisse Godts:

11

Ga naar margenoot19 Met alle kracht bekrachticht zijnde, na de sterckte sijner heerlickheyt, tot alle Ga naar margenoot20 lijdsaemheyt ende lanckmoedicheyt Ga naar margenoot21 met blijdschap:

12

Ga naar margenoot22 Danckende den Vader, die ons Ga naar margenoot23 bequaem gemaeckt heeft om Ga naar margenoot24 deel [te hebben] in de erve der heyligen Ga naar margenoot25 in het licht:

13

Ga naar margenootk Die ons getrocken heeft uyt Ga naar margenoot26 de macht der duysternisse, ende overgeset heeft in het Coninckrijcke Ga naar margenootl Ga naar margenoot27 des Soons sijner liefde,

14

Ga naar margenoot28 In den welcken wy Ga naar margenoot29 de verlossinge hebben Ga naar margenootm door sijn bloedt, Ga naar margenoot30 [namelick] de vergevinge der sonden.

15

Ga naar margenootn Dewelcke is Ga naar margenoot31 het beeldt Ga naar margenoot32 des onsienlicken Godts, Ga naar margenooto de Ga naar margenoot33 eerst-geboren aller creature.

16

Ga naar margenootp Want Ga naar margenoot34 door hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen ende die op de aerde zijn, die sienlick ende die onsienlick zijn, het zy Ga naar margenoot35 throonen, het zy heerschappien, het zy Overheden, het zy Machten: alle dingen zijn door hem ende Ga naar margenoot36 tot hem geschapen:

17

Ende hy is Ga naar margenoot37 voor alle dingen, ende alle dingen Ga naar margenoot38 bestaen te samen door hem.

18

Ga naar margenootq Ende hy is Ga naar margenoot39 het hooft des lichaems, [namelick] der Gemeynte, hy die Ga naar margenoot40 het begin is, Ga naar margenootr de Ga naar margenoot41 eerst-geboren uyt den dooden, op dat hy Ga naar margenoot42 in allen de eerste soude zijn.

19

Want het is Ga naar margenoot43 [des Vaders] wel-behagen geweest, dat Ga naar margenoots in hem Ga naar margenoot44 alle de volheyt woonen soude:

20

Ga naar margenoott Ende dat hy door hem Ga naar margenootv vrede gemaeckt hebbende Ga naar margenoot45 door het bloedt sijns cruyces, door hem [segge ick] alle dingen versoenen soude tot hem selven, het zy de dingen Ga naar margenoot46 die op de aerde, het zy de dingen die in de hemelen zijn.

21

Ende hy heeft Ga naar margenoot47 u die Ga naar margenoot48 eertijdts vervremt waert, Ga naar margenoot49 ende vyanden door het verstandt, Ga naar margenoot50 in de boose wercken, nu oock versoent,

22

Ga naar margenoot51 In het lichaem sijnes vleeschs, door den doot, Ga naar margenootx op dat hy u soude heyligh ende onberispelick ende Ga naar margenoot52 onbeschuldelick voor hem stellen:

23

Ga naar margenooty Indien ghy maer blijft in het geloove gefondeert ende vast, ende niet beweeght en wort van Ga naar margenoot53 de hope des Euangeliums, dat ghy gehoort hebt, het welcke gepredickt is onder Ga naar margenoot54 alle de creature die onder den hemel is: Ga naar margenoot55 van ’t welck ick Paulus een dienaer geworden ben:

24

Ga naar margenootz Die my nu verblijde in mijn Ga naar margenoot56 lijden Ga naar margenoota voor u, ende vervulle in mijn vleesch Ga naar margenoot57 de overblijfselen van Ga naar margenoot58 de verdruckingen Christi, Ga naar margenootb voor Ga naar margenoot59 sijn lichaem, ’t welck is de Gemeynte:

25

Welcker dienaer ick geworden ben na Ga naar margenoot60 de bedeelinge Godts, Ga naar margenootc die my gegeven is aen u, om te vervullen het woort Godts:

26

[Namelijck] de verborgenheyt Ga naar margenoot61 die verborgen is geweest van [alle] eeuwen ende van [alle] geslachten, Ga naar margenootd maer nu geopenbaert is aen sijnen heyligen,

27

Ga naar margenoote Aen wien Godt heeft willen bekent maken, welcke daer zy Ga naar margenoot62 de rijckdom der heerlickheyt deser verborgentheyt onder de Heydenen, Ga naar margenoot63 welcke Ga naar margenoot64 is Christus onder u, Ga naar margenootf Ga naar margenoot65 de hope der heerlickheyt:

28

Den welcken wy vercondigen, vermanende een yegelick mensche, ende leerende een yegelick mensche Ga naar margenoot66 in alle wijs-

[Folio 116v]
[fol. 116v]

heyt, op dat wy souden Ga naar margenoot67 een yegelick mensche Ga naar margenoot68 volmaeckt stellen in Christo Iesu.

29

Waer toe ick oock arbeyde, Ga naar margenoot69 strijdende Ga naar margenoot70 nae sijne werckinghe die in my werckt met cracht.

margenoot1
Van dit gheheel op-schrift siet de aenteeck. op de andere Sendt-brieven, ende voornamelick, Eph. 1. versen 1, 2.
margenoot2
Dit was een voornemen stadt in Phrygien, niet verre van Hierapolis ende Laodicea: gelijck te sien is cap. 4.13, 16. daer den Apostel selve noyt en was gheweest cap. 2.1. hoe wel hy in Pamphilien, een landtschap niet verre van daer gelegen, het Euangelium meermaels gepredickt hadde: van waer ’tschijnt dat hy Epaphram ende eenige andere derwaerts gesonden heeft. siet Act. 13.13. ende 14.24.
margenoota
Rom. 1.7. Gal. 1.3. Ephes. 1.2. 1.Pet. 1.2.
margenoot3
Siet van dese benaminge Godts, 1.Cor. 15.24. Ephes. 1.3.
margenootb
Ephes. 1.15. Phil. 1.3. 1.Thes. 1.2. 2.Thes. 1.3.
margenoot4
D. de belijdenisse uwes geloofs van Christo Iesu, op welcken het ware geloove bysonderlick siet, om door hem vergevinge der sonden, ende de saligheyt te verkrijgen. Actor. 10.43. Rom. 3. versen 24, 25, etc.
margenoot5
De eeuwighe saligheydt die wy hier hopen, ende hier namaels in den hemel ghenieten sullen. Rom. 8.24. Ephes. 1.18.
margenootc
1.Petr. 1.4.
margenoot6
Dat is bewaert wort, gelijck Petrus spreeckt, 1.Petr. 1. vers 4. om te sijner tijdt aldaer te ontfangen.
margenoot7
Gr. in het woordt. Ephes. 1.13.
margenoot8
D. onder alle de volcken der wereldt, gelijck hier na vers 23. verklaert wort. Siet oock Rom. 10.18.
margenootd
Marc. 4.8. Ioan. 15.16.
margenoot9
Namel. des waren geloofs, ende die de ware bekeeringe betamelick zijn. Siet Matth. 3.8. ende 13.23. als oock Ies. 55.10.
margenoot10
Gr. in u.
margenoot11
D. waerlick ende oprechtelick, ghelijck Actor. 10.34. het welck van den Colossensen verstaen wordt, die oprechtelick ende sonder geveynstheydt de waerheydt des Euangeliums hebben bekent: ofte van de gene die haer het selve eerst hebben gepredickt, welcke het haer oprechtelick ende sonder vermenginge van menschelicke leeringen hebben voorgestelt, gelijck hy terstont van Epaphra getuygt.
margenoote
Col. 4.12. Philem. vers 23
margenoot12
D. u ten goede ende tot uwer saligheyt.
margenoot13
Ofte, door den Geest, dat is, die door den heyligen Geest in u gewrocht is, ende uyt een geestlick gemoet ende oorsaecke voortkomt: het welck de Apostel daer by doet om dese liefde te onderscheyden van wereltsche liefde, die uyt wereldtsche oorsaecken haren oorspronck heeft. Siet Rom. 14.17. ende Ephes. 6.18.
margenootf
Ephes. 1.15.
margenoot14
D. soo menichmael als wy bidden, oock voor u te bidden.
margenootg
1.Corinth. 1.5.
margenoot15
Dat is, Godts wille inden Euangeleo geopenbaert, van welcken hy vers 6. gesproken hadde.
margenoot16
Dese twee gaven worden alsoo onderscheyden, dat wijsheydt is eygentlick het begrijp der geestelicke verborgentheden ende leeringen ons in den Euangelio geopenbaert: maer het verstant de bequaemheyt om de ware leere des Euangeliums wel te konnen onderscheyden van menschelicke byvoeghselen, ende deselve tot stichtinge ende vertroostinge te konnen aenleggen, gelijck den Apostel hier nae oock beyde dese dingen voorstelt.
margenooth
Genes. 17.1. 1.Corinth. 7.20. Ephes. 4.1. Philip. 1.27. 1.Thess. 2.12.
margenoot17
Dat is, ghelijck het betaemt dien die den Heere kennen, belijden, ende lief hebben. Siet diergelijck Rom. 16. vers 2. Ephes. 4.1.
margenoot18
D. om den Heere in alle uwen wandel te mogen behagen.
margenooti
Ioan. 15.16.
margenoot19
D. met allerley kracht, die hy ons in onse swackheyt mede deelt, om alle dese onse vyanden te overwinnen, wanneer wy die sterckte door den geloove van hem begeeren. Siet 1.Cor. cap. 1. vers 27. ende 2.Cor. 12.9. Iac. 1. versen 5, 17.
margenoot20
De lijdtsaemheyt siet op de grootte der verdruckinge, die sy lijdtsamelick verdraeght: de lanckmoedigheydt op de langhduericheydt der selve, waer door sy onder de selve niet en beswijckt, noch haer selven en wreeckt, al is sulcks somwijlen in haer macht. Siet Iesai. 30.15. Thren. 3.25.
margenoot21
Niet om de verdruckingen selve, die oock den geloovigen droefheydt aen doen, ende tranen uytpersen. Ioan. 16.20. maer om de vertroostingen die sy daer in gevoelen, ende de vruchten ende belooningen die sy daer door verkrijgen. Siet Mat. 5.12. Actor. 5.41. Rom. 5.3. 2.Corinth. 1.5, etc.
margenoot22
Namelick, wy, van de welcke hy in het 9 vers ghesproken heeft. Ende begint den Apostel hier het tweede deel deses Sendt-briefs, bestaende in de voorstellinge van de leere der saligheyt, ende in de wederlegginge der tegenstrijdige dwalingen.
margenoot23
Namel. door sijn woordt ende Geest.
margenoot24
Ofte, deel te hebben in het lot. dat is, in het erfdeel lot te hebben, gelijck Act. 26.18.
margenoot25
D. in het rijcke sijner genade ende heerlickheyt, het welck licht wort genaemt van wegen de ware kennisse Godts, die daer in heerscht: ende van wegen de eeuwige heerlickheyt ende klaerheyt inden hemel, die daer op volght, gestelt tegen ’t rijcke der duysternisse, daer in’t volgende vers van wort gesproken.
margenootk
Ephes. 2.4. 1.Thes. 2.12.
margenoot26
Der sonde ende des eeuwigen doots, waer over de satan als een Prince der duysternisse, Ephes. 6.12. de macht toe-geschreven wort, Hebr. 2.14. om dat hy door afleydinge ende onkennisse van Godt ende sijnen wille, over de ongeloovige menschen heerscht. 2.Cor. 4.3, 4. ende haer alsoo tot den eeeuwigen doot in de eeuwige duysternisse brenght. Matth. 8.12. 2.Pet. 2.17. Iud. vers 6.
margenootl
Mat. 3.17. ende 17.15. 2.Pet. 1.17.
margenoot27
D. sijns welgeliefden Soons. Mat. 3.17. en 17.5. een Hebr. wijse van spreken, gelijck Psal. 15.1. de bergh Sion, de bergh sijner heyligheyt genaemt wort. Dat is, sijnen Heyligen bergh.
margenoot28
N. Sone sijner liefde, D. Christo Iesu, welckers persoon hy daer na gaet beschrijven.
margenoot29
Gr. vrymakinge, ofte, lossinge door ransoen. Siet oock Ephes. 1.7.
margenootm
Act. 20.28. Ephes. 1.7. Hebr. 9.14. 1.Pet. 1.19.
margenoot30
Hier wort dese verlossinge, die wy in Christo Iesu hebben, naerder verklaert: ende wort de vergevinge der sonden hier, gelijck oock Luc. 1.77. alleen uytgedruckt, niet om dat wy door de verlossinge Christi niet meer en hebben, maer om dat deselve het eerste deel is van onse verlossinge, ende de gront waer op het recht tot het eeuwige leven, ende de heylighmakinghe, mitsgaders oock het pandt des Heyligen Geests nootwendelick volght, gelijck de Apostel elders alom verklaert, voornamelick Ephes. 1.7, etc. waer van desen brief een kort begrijp is. Siet oock Gal. 3.12, etc.
margenootn
2.Cor. 4.4. Phil. 2.6. Hebr. 1.3.
margenoot31
Christus wort hier alsoo genaemt so ten aensien van sijne eeuwige geboorte van den Vader, om dat hy is het uytgedruckt ende eewigh beeldt van den persoon des Vaders, eenes wesens met den Vader. Prov. 8.22. Mich. 5.1. Ioan. 10.30. Hebr. 1.3. als oock ten aensien dat hy mensche gheworden zijnde, Godt in hem ende door hem sijne eygenschappen, namelick sijne wijsheyt, goedigheydt, rechtveerdigheyt, ende almachtigheyt, voor onse oogen gelijck als af beeldt. Siet Ioan. 14.9. ende 1.Timoth. 3.16.
margenoot32
N. des Vaders, die daerom onsienlick genoemt wort, om dat sijn wesen onsienlick is, 1.Tim. 6.16. ende om dat hy hem selven voor de oogen der menschen niet en heeft geopenbaert, ghelijck wel de Sone in sijne aengenomene menschelicke natuere heeft gedaen. Siet Ioan. 1. versen 18, 33.
margenooto
Apoc. 3.14.
margenoot33
Hy en seght niet de eerst-geschapen, maer eerstgeboren, het welck verstaen moet worden, van sijne Goddelicke natuere, ende eeuwige geboorte van den Vader voor alle schepselen, ende van sijne weerdigheyt boven alle schepselen, gelijck op het woordt beeldt aengeteeckent is, ende naerder blijckt Ioan. 1.1. vergeleken met vers 14. te meer om dat hy hier geseght wordt de eerst-geborene niet onder vele broederen, gelijck Rom. 8.29. maer aller creature, waer door hy mercklick van alle schepselen wort onderscheyden, ende volgens dien niet als een schepsel, maer als de schepper van alles wort ingevoert, gelijck in het volgende vers breeder verklaert wort.
margenootp
Genes. 1.3. Psal. 33.6. Ioan. 1.3. Ephes. 3. vers 9. Hebr. 1.2.
margenoot34
Gr. in hem. dat is, door hem als een mede-wercker des Vaders, gelijck aen ’t eynde van dit vers verklaert wort. Siet oock Ioan. 1.3. ende 5.19.
margenoot35
Dese namen worden hier den Engelen in den hemel gegeven, om dat Godt haer als Coningen, (welcken eygentlick de throonen toekomen) Princen, Overheden, ende Machtige dickmael gebruyckt in ’t regeren van landen ende Coninckrijcken, gelijck by Daniel, Sacharias, ende andere Propheten te sien is. Siet oock Ephes. 1.21. ende 3.10.
margenoot36
D. om sijnen ’t wille, op dat hy een erfgenaem ende Heere soude zijn oock van alle dese. Siet Hebr. 1. vers 2. ofte, tot sijner eere, gelijck tot de eere des Vaders ende des H. Geests. Siet Ioan. 5.23. Rom. 11.36.
margenoot37
D. eer daer eenige dingen geschapen zijn geweest, gelijck Prov. 8.22. Ioan. 17.5.
margenoot38
D. alle geschapenen creatueren worden in wesen, leven, ende bewegen van hem onderhouden. Siet Hebr. 1.3. ende Ioan. 5.17, etc. door welcken allen de eeuwige Godtheyt des Soons, ende volgens dien de eenigheyt sijns wesens met den Vader ende den Heyligen Geest bewesen wort, alsoo daer maer een eenigh Godt is die Hemel ende aerde geschapen heeft ende onderhoudt. Siet 1.Ioan. 5.7.
margenootq
Ephes. 1.23. ende 4.15. ende 5.25.
margenoot39
In de voorgaende verssen heeft hy gesproken van de uytnementheydt des persoons Christi, als des eeuwigen Soons Godts, ende Scheppers ende Onderhouders van alle dingen, nu bewijst hy oock de uytnementheyt sijns persoons boven alle sijne uytverkorene leden, ten aensien dat hy als Godt ende mensche een Middelaer is geworden tusschen Godt ende de menschen: waer van het eerste is, dat hy het geestelick hooft is der Gemeynte, die sijn geestelick lichaem is, het welck van hem door sijne verdienste ende Geest alle geestelick leven ende saligheyt ontfanght. Waer van siet breeder Ephes. 1.22. ende 4.15, 16.
margenoot40
D. de eerstelingh uyt den dooden, ghelijck hem Paulus noemt 1.Cor. 15.20. ende wordt Christus alsoo ghenaemt, om dat hy niet alleen is de gene die door sijn eyghen kracht is opghestaen, ende door welckers kracht alle andere opgestaen zijn ende hier namaels opstaen sullen, maer oock om dat hy de eerste is die tot de eeuwige heerlickheyt opgestaen is, op dat hy alle sijne geloovige met hem tot de selve heerlickheydt hier namaels soude verwecken. Siet 1.Cor. 15.23. 1.Thess. 4. vers 14, etc.
margenootr
1.Corint. 15.20. Apoc. 1.5.
margenoot41
D. de eerst-geborene onder de gene die tot de eeuwighe heerlickheyt uyt den dooden sullen opstaen, waer door, ghelijck oock door het woordt begin, te kennen gegeven wordt, niet alleen dat hy de eerste in orde is, ende de oorsake van de opstandinge der andere, maer boven dien oock dat hy in heerlickheyt boven andere, selfs nae sijne menschelicke natuere, verre sal uyt-steken, ghelijck de eerst-geborene in ’t Oude Testament boven alle hare broederen geset waren: het welck oock de volgende woorden op dat hy, etc. merckelick mede-brengen.
margenoot42
Ofte, onder alle, N. sijne broederen.
margenoot43
D. Godts sijns Vaders, vanden welcken hy oock inde volgende verssen spreeckt. Siet. 2.Cor. 5.18.
margenoots
Ioan. 1. versen 14, 16. Colos. 2.9.
margenoot44
N. aller geestelicke gaven ende heerlickheyt. N. niet alleen om de selve voor hem te besitten, maer oock om alle de leden, na de mate sijner gaven, de selve mede te deelen. siet Ioan. 1.14, 16. ende 3.34, 35. Ephes. 4.7, etc.
margenoott
2.Corinth. 5.18. 1.Ioan. 4.10.
margenootv
Iesa. 9.6. Ioan. 16.33. Act. 10.36. Rom. 5.1. Ephe. 2.14.
margenoot45
D. door sijne bloedige offerande eenmael aen het cruyce volbracht. Hebr. 10.10, etc.
margenoot46
Siet de verklaringhe van dese plaetse in de aenteeckeninge op Ephes. 1.10.
margenoot47
Namel. geloovige uyt de Heydenen.
margenoot48
Namel. eer ghy tot Christum bekeert waert. Siet Ephes. 2.12, etc.
margenoot49
D. Godt hatende ende van Godt ghehatet. Siet Rom. 1.30. ende 5.10. Ioan. 15.25. Iacob. 4.4.
margenoot50
Dat is, het welck hem altijdt in het boose besich houdt. Genes. 6.5.
margenoot51
D. in sijn lichaem bestaende uyt vleesch ende bloedt, ende ons in alle swackheden gelijck, uytgenomen de sonde, Hebr. 2.14. welcken tytel de Apostel daer by doet, op dat hy sijn lichaem dat hy voor ons in den doodt gegeven heeft, soude onderscheyden van sijn geestlick lichaem sijner Gemeynte, waer van hy korts te voren heeft gesproken: ende oock van sijn verheerlickt lichaem, waer mede hy in den hemel triumpheert, ende het welck gheen swackheydt noch sterflickheydt meer en is onderworpen. Rom. 6. versen 9, 10.
margenootx
Luc. 1.75. Ephes. 1. vers 4. ende 5.27. 2.Timoth. 1.9. Tit. 2.12.
margenoot52
Namel. om dat de gerechtigheydt Christi ons door het geloove wordt toe-gereeckent, ende alle onse gebreken door sijn bloedt ende voor-bidden bedeckt worden. Rom. versen 33, 34. ende wy door Godts Geest weder-geboren zijnde oock selve van alle overblijfselen der sonde hier nae sullen gevryet worden. Ephes. 5. versen 26, 27.
margenooty
Ioan. 15.6.
margenoot53
D. de hope der eeuwige saligheydt, die den geloovigen door het Euangelium wordt belooft.
margenoot54
Dat is, alle volckeren, ofte soorten van menschen in de wereldt, ghelijck Christus verklaert Matth. 28.19. ende Marcus oock spreeckt capit. 16.15.
margenoot55
Namel. Euangelium onder alle volcken.
margenootz
2.Corinth. 7.4.
margenoot56
Dat is, om u met mijn exempel te verstercken in de aengenomene waerheydt. Siet 2.Corinth. 12.15. 2.Tim. 2. vers 10.
margenoota
Ephes. 3.13. Philip. 2.17. 2.Timoth. 2.10.
margenoot57
Ofte, het gene gebreeckt. Dit en wordt niet verstaen van het lijden Christi voor onse sonden, als of daer aen yet soude ontbreken tot onser verlossinge: want dat is volkomen ende in alle deelen volmaeckt, soo dat daer aen niet en gebreeckt. Coloss. 1.20. Hebr. 10.14. 1.Ioan. 1.7. ende 2.2. maer van het lijden dat sijne leden aenghedaen wordt om sijnent wille. Siet. 2.Corinth. 1.5. Hebr. 11.26.
margenoot58
D. die ofte Christus lijdt in sijne ledematen Actor. 9.4. 2.Corinth. 1.5. ofte de geloovige om Christi saecke lijden. 2.Cor. 4.10. Hebr. 11.26.
margenootb
Rom. 12.5. 1.Corinth. 12.27. Ephes. 4.12. ende 5.23.
margenoot59
D. tot versterckinge ende stichtinge van sijne Gemeynte, gelijck hy te voren geseght heeft voor u.
margenoot60
D. nae dat hy my desen sijnen last, ende dese sijne gaven uytgedeelt heeft, als een Heere over sijn huys. Siet de verklaringe van dit woordt, Ephes. 1. vers 10.
margenootc
Rom. 16.25. Ephes. 1.9. ende 3.9. 2.Tim. 1.10. Tit. 1.3. 1.Pet. 1.20.
margenoot61
Siet de verklaringe hier van in de aenteeck. op Ephes. 3.5, etc.
margenootd
Matth. 13.11.
margenoote
2.Corinth. 2.14.
margenoot62
D, de overvloet ende heerlickheydt: ofte de heerlicke overvloedigheydt.
margenoot63
Namel. rijckdom der heerlickheyt.
margenoot64
Want in hem zijn alle schatten der wijsheydt ende kennisse Godts verborghen, ghelijck hy hier nae spreeckt capit. 1.3. Die dan Christum heeft in hem woonende door het geloove, die heeft alles met hem. Rom. 8.32.
margenootf
1.Timoth. 1.1.
margenoot65
D. in wien ende door wien wy de hope der eeuwiger heerlickheydt ontfangen.
margenoot66
N. ter saligheydt noodigh. Siet. Act. 20.27. 2.Tim. 3.15.
margenoot67
N. wie hy oock zy, het zy Iode ofte Heyden.
margenoot68
D. leeren sijne volmaecktheydt alleen in Christo te stellen, ende te soecken: ofte in Christi geloove ende leere. Siet Act. 4.12. Rom. 1.16.
margenoot69
Een gelijckenisse genomen van de gene, die om prijs strijden ofte vechten, die alle hare krachten, die’se hebben, gebruycken om te overwinnen.
margenoot70
D. nae de mate sijner werckinge die in ons niet ledich en is. Siet. 1.Corinth. 15.10. 2.Tim. 1. versen 6, 7

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken