Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het ij. Capittel.

1 De Apostel verclaert dat de comste Christi ten oordeele so haest niet en sal geschieden, als eenige haer sochten wijs te maken. 3 maer dat den afval ende de Antichrist eerst moeten comen, wiens merckteeckenen hy beschrijft. 5 Betuyght dat hy haer ’tselve voor desen geseght hadde, gelijck oock wat het gene was dat hem wederhieldt. 8 Verclaert dat hy daer na waerlick sal komen, ende dat hy sal blijven tot dat de Heere hem sal te niete doen. 9 Hy waerschouwt haer voor de cracht der verleydinge desselfs in de gene die verloren gaen. 11 ende dat door een rechtveerdich oordeel Godts over de ondanckbaerheyt der menschen. 13 maer versekert de Thessalonicensen van hare verkiesinge tot salicheyt in geloove ende heylichmakinge. 15 Vermaent haer daer by vast te blijven. 16 ende bidt Godt dat hy haer vertrooste ende verstercke.

1

ENde wy bidden u, broeders, Ga naar margenoot1 door de toecomste onses Heeren Iesu Christi, ende Ga naar margenoot2 onse toevergaderinge tot hem,

2

Ga naar margenoota Dat ghy niet hastelijck Ga naar margenoot3 beweeght en wort Ga naar margenoot4 van verstandt, ofte Ga naar margenoot5 verschrickt, noch Ga naar margenoot6 door geest, noch Ga naar margenoot7 door woort, noch Ga naar margenoot8 door Sendtbrief als van ons [geschreven], als of Ga naar margenoot9 de dagh Christi aenstaende ware.

3

Dat u niemandt Ga naar margenoot10 en verleyde in eenigerley wijse: want Ga naar margenoot11 [die en comt niet] Ga naar margenootb ten zy dat eerst Ga naar margenoot12 den afval gecomen zy, ende [dat] Ga naar margenoot13 geopenbaert zy Ga naar margenoot14 de mensche der sonde, Ga naar margenoot15 de sone des verderfs,

4

Die hem Ga naar margenoot16 tegenstelt ende Ga naar margenoot17 verheft boven al dat Godt genaemt, ofte [als Godt] ge-eert wort, alsoo dat hy Ga naar margenoot18 inden tempel Godts Ga naar margenoot19 als een Godt sal sitten, Ga naar margenootc Ga naar margenoot20 hem selven vertoonende dat hy Godt is.

5

En gedenckt ghy niet, dat ick noch by u zijnde u dese dingen geseght hebbe?

6

Ende nu wat Ga naar margenoot21 [hem] Ga naar margenoot22 wederhoudt Ga naar margenoot23 weet ghy, op dat hy geopenbaert worde Ga naar margenoot24 te sijner eygener tijdt.

7

Want Ga naar margenoot25 de verborgenheyt der ongerechticheydt wort alreede gewrocht: alleenlick Ga naar margenoot26 die hem nu wederhoudt, [die sal hem wederhouden] tot dat Ga naar margenoot27 hy Ga naar margenoot28 uyt het midden sal [wechgedaen] worden.

8

Ende Ga naar margenoot29 alsdan sal Ga naar margenoot30 de ongerechtige Ga naar margenoot31 geopenbaert worden, Ga naar margenootd den welcken de

[Folio 121v]
[fol. 121v]

Heere Ga naar margenoot32 verdoen sal Ga naar margenoot33 door den geest sijns mondts, ende te niete maken Ga naar margenoot34 door de verschijninge sijner toecomste:

9

Ga naar margenoot35 Hem, [segge ick], wiens toecomste is Ga naar margenoote na de werckinge Ga naar margenoot36 des Satans, Ga naar margenootf Ga naar margenoot37 in alle cracht ende teeckenen, ende Ga naar margenoot38 wonderen der leugen:

10

Ende in Ga naar margenoot39 alle Ga naar margenoot40 verleydinge der onrechtveerdigheyt Ga naar margenootg in de gene die verloren gaen: Ga naar margenoot41 daer voor dat sy Ga naar margenoot42 de liefde der waerheyt niet aengenomen en hebben, om saligh te worden.

11

Ga naar margenooth Ende daerom sal haer Ga naar margenoot43 Godt senden eene kracht der dwalinge, Ga naar margenooti dat sy de Ga naar margenoot44 leugen souden gelooven:

12

Op dat sy alle Ga naar margenoot45 veroordeelt worden die Ga naar margenoot46 de waerheyt niet gelooft en hebben, maer een welbehagen hebben gehadt in de Ga naar margenoot47 ongerechticheyt.

13

Maer wy zijn schuldigh altijt Gode te dancken over u, broeders, die van den Heere bemindt zijt, dat u Godt Ga naar margenoot48 van den beginne vercoren heeft tot salicheyt, Ga naar margenoot49 in heylichmakinge des Geests, ende Ga naar margenoot50 geloove der waerheyt:

14

Waer toe hy u geroepen heeft door ons’ Euangelium, Ga naar margenoot51 tot vercrijginge der heerlickheyt onses Heeren Iesu Christi.

15

So dan, broeders, staet [vast], Ga naar margenootk ende houdt Ga naar margenoot52 de insettingen die u geleert zijn, het zy Ga naar margenoot53 door [ons’] woort, het zy door onsen Send-brief.

16

Ende onse Heere Iesus Christus selve, ende onse Godt ende Vader die ons heeft lief gehadt, ende gegeven heeft Ga naar margenoot54 een eeuwige vertroostinge, ende Ga naar margenoot55 goede hope Ga naar margenoot56 in genade,

17

Vertrooste uwe herten, ende Ga naar margenootl verstercke u in allen Ga naar margenoot57 goeden woorde ende wercke.

margenoot1
D. soo sekerlick als ghy dese toekomste Christi, ende onse toe-vergaderinge tot hem gelooft ende verwacht. Andere setten het over, wat aengaet de toekomste, etc. N. daer van hy in den voorgaende brief cap. 4. ende 5. hadde gesproken: het welck eenighe onder haer niet wel en schenen verstaen te hebben, waerom hy haer daer van hier naerder onderrichtet. Doch het eerste komt met de Griecksche woorden best over een.
margenoot2
Namel. ten uytersten dage, in sijne heerlickheyt, waer van hy in den voorgaenden brief cap. 4. vers 16. hadde gehandelt.
margenoota
Ier. 29.8. Mat. 24.4. Ephes. 5.6. Col. 2.18. 1.Ioan. 4.1.
margenoot3
Een gelijckenisse genomen van de baren der zee, die door verscheyden winden herwaerts ende derwaerts worden gedreven.
margenoot4
D. van de rechte meyninge over desen artijckel des geloofs. Andere nemen ’t voor het wesentlick verstandt der menschen selve, die wanneer sy sulcke voorgevingen van Christi tweede toecomste, met uytdruckinge van dagh ende stont beginnen aen te nemen, als dan gelijck uytsinnige menschen plegen gedreven te worden, gelijck eertijts soodanige onder de Chiliasten zijn geweest, ende in onsen tijdt onder eenige soorten van Enthusiasten.
margenoot5
Ofte, ontroert, ontset, gelijck men pleecht over een haestigh ende onverwacht groot geroep van woelende menschen ontset te worden.
margenoot6
D. door voorwendinge van geestelicke openbaringen, welcke sulcke luyden plegen voor te brengen. Siet oock 1.Ioan. 4.1.
margenoot7
Ofte, reden, Namel. als uyt my ofte Thimotheo ende Sila gehoort. Andere nement voor eenige waerschijnlicke redenen hier ende daer uyt Godts woort sonder gront by een gebracht.
margenoot8
N. van haer op onsen name verdicht, die soodanige luyden oock plegen te voorschijn te brengen.
margenoot9
N. van Christi tweede toekomste ten oordeele, als of die terstont daer nae soude geschieden.
margenoot10
Dit seght den Apostel om dat dese luyden de Gemeynten onder sulcken schijn afkeerden van haer beroep, ende van haren ordinarisen arbeydt, als nu voortaen onnoodigh, dewijle Christus in dese sijne komste van alles een eynde soude maken, ende een hemelsch leven in voeren: waer van hy in het volghende cap. breeder sal spreken. Andere wierden daer door verleydt om te twijfelen aen de vasticheyt des Euangeliums, gemerckt sy schenen te vergeefs op de belofte deser toekomste te wachten, gelijck van soodanighe ghesproken wordt 2.Pet. 3. versen 3, 8, 9.
margenoot11
N. dagh Christi, waer van hy terstont hadde meldinge ghemaeckt.
margenootb
Matth. 24.23. 1.Timoth. 4.1. 1.Ioan. 2.18.
margenoot12
Gr. Apostasia, het welck eenige oude Leeraers verstaen van den afval veler Coninckrijcken van het Roomsche rijck, doch wordt bequamelicker genomen voor eenen ghemeenen afval van de suyverheydt des Euangeliums, welcken Paulus oock voorseght 1.Timoth. cap. 4. ende 2.Timoth. cap. 3. ende 4. Ioannes Apocal. cap. 11. ende 12. ende elders. alsoo dit woort apostasie in het Nieuwe Testament altijdt eenen afval van de leere beteeckent, ende Paulus hier eygentlick van de leere oock handelt.
margenoot13
D. sijne geestelicke heerschappye over het Christendom opentlick sal hebben bekent gemaeckt, ende bevestight, gelijck dit woordt hier nae oock genomen wordt vers 6. ende 8.
margenoot14
D. den Antichrist, de mensche tot alle sonde overgegeven. Hier uyt, gelijck oock uyt het volgende woordt de sone, de ongerechtige, etc. willen sommige besluyten dat de Antichrist maer een persoon en soude zijn, die sy seggen dat drie jaren ende een half sal heerschen, dat hy alle de Ioden de geheele wereldt door tot hem sal trecken, den Tempel te Ierusalem wederom opbouwen, ende hem daer in als Godt sal laten eeren, ende alsoo alle Coninckrijcken der aerden onder sijn gebiedt brengen, etc. Doch dit zijn verdichtselen strijdende tegen alle menschelick beleydt ende macht, om den rechten Antichrist te verduysteren, naedemael de werckingen ende eygenschappen die hem hier nae, ende deurgaens in de Openbaringe Ioannis worden toe-geschreven, van sulcke verklaringen geheel vremt zijn. Daerom hoe wel den Antichrist hier onder den naem van een mensche wordt beschreven, soo wordt noodtsaeckelick daer onder, niet een mensche alleen, maer een langhduerige successie van menschen verstaen, die d’een nae de ander eenerley ampt, macht, ende heerschappye hebben, ghelijck sulcke maniere van spreken in soodanige prophetien gebruyckelick zijn. Siet Iesai. 10.5. ende 14.12. Ierem. 48.40. Dan. 7.17. Hebr. 9.7, 25. 1.Ioan. 4.3. Apocal. 17.10. te meer dewijle den Apostel in dit cap. vers 7. betuyght dat dese verborgentheyt der ongerechtigheyt nu alreede in sijnen tijdt begon te wercken.
margenoot15
Dat is, die andere verderft, ende selve ten verderve gaet, ende daer toe door Godts rechtveerdigh oordeel geschickt is. Siet Ioan. 17.12. ende Apocal. 9.11.
margenoot16
Namel. tegen Christum ende sijne leere, waerom hy oock den Antichrist, dat is, tegenchrist wordt genaemt: het welck verstaen wordt niet van het gene hy met woorden sal voorgeven, maer dat sijne leere ende daden soodanigh sullen zijn, dat hy daer door de ware leere Christi ende sijne Kercke sal soecken te verdrucken, hoe wel hy eenen anderen schijn sal willen hebben. Daerom worden hem twee hoornen toe-geschreven, als het Lam, maer hy spreeckt nochtans als de draeck, ende doet de wercken der eerste beeste, Apocal. 13.11, etc.
margenoot17
D. neemt meerder autoriteyt aen, dan yet dat Godt genaemt wordt in den hemel ende op der aerden. Siet Psal. 82.6. ende 115.3. 1.Corinth. 8.5. Ofte, verheft tegen al. Andere lesen boven al dat Godt genoemt wordt.
margenoot18
Ofte, tegen den Tempel Godts. Waer door de Tempel van Ierusalem niet en kan verstaen worden, gelijck eenige voor geven, overmits de selve nu over de 1500 jaren verwoest is gheweest, ende oock verwoest moet blijven, nae het getuygenisse des Engels Dan. 9.27. ende Christi, Matth. 23. versen 37, 38. ende 24.1, 2. Die oock, soo’se van den Antichrist weder gebouwt wierde, om daer in ge-eert te worden, de Tempel Godts niet en soude konnen ghenaemt worden, maer de Tempel des Antichrists, ofte des Duyvels. Maer hier door wordt verstaen de Gemeynte Godts, daer de Antechrist hem selven in ofte tegen sal setten, ende welcke hy met sijne heerschappye sal drucken, gelijck dit woordt Tempel Godts oock elders in de Schrifture soo wordt genomen. 1.Corinth. 3.16. 2.Corinth. 6.16. 1.Timoth. 3.15. 1.Petr. 2.5, etc. ende gelijck het woordt sitten oock van den Antichrist ghebruyckt wordt. Apocal. 17.15. ende 18.7.
margenoot19
Namel. op aerden, hem selven Goddelicke macht toe-schrijvende.
margenootc
Dan. 11.36.
margenoot20
D. soodanige Majesteyt, macht, ende heerschappye aennemende ende oeffenende, als of hy Godt ware.
margenoot21
Namel. den Antichrist.
margenoot22
D. sijne openbaringe, ofte opentlicke opkomste als noch verhindert ende ophoudt. hier door wordt van sommige verstaen de suyvere predicatie des Euangeliums, ende de oprechtigheydt der Leeraers in de Gemeynte Godts, die soo lange sy in Christi Kercke zijn behouden, sulcke geestelicke heerschappy-sucht ende dwalinge hebben wederstaen ende opgehouden. Doch van meest alle oude Leeraers ende van onsen tijdt wort hier door verstaen de opperste autoriteyt ende aensien der oude Keyseren in het Roomsche rijck, die door hare wereltlicke macht de opcomende geestelicke macht des Antichrists over de Christenheydt heeft wedergehouden, tot dat de selve Keyserlicke authoriteyt door de Saracenen ende Mahumethanen in Oosten, ende door verscheydene barbarische volckeren in het Westen seer is gebroken, ende onder de voet is gebracht, by welcke occasie dese geestelicke ge-usurpeerde macht in het Christendom is doorgebroken, ende heeft hare heerschappye selfs over Keyseren, Koningen, Princen, ende volckeren opentlick bevestight, het welck ontrent 600 jaren nae de geboorte Christi, is van velen uyt de Historyen van dien tijdt bewesen. Wie nu dese Antichrist zy, die dese macht in het Christendom vele hondert jaren heeft geusurpeert, wordt klaerlick aengewesen Apocal. cap. 13. ende 17. ende 18.
margenoot23
Namel. door de waerschouwinge van my aen u gedaen, het welck de Apostel daerom hier niet uyt en druckt, om soo vele oude meynen, de Keysers van Roomen niet te seer te vertoornen tegen de Christenen, alsoo de Romeynen voor-gaven dat hare heerschappye geen eynde en soude hebben in de werelt.
margenoot24
Namel. van Godt verordineert, ende den Antichrist toe gelaten, gelijck hier voren is verklaert.
margenoot25
D. de heymelicke opkomste deser ongerechtige Antichristische heerschappye wordt allenskens in de Kercke Christi gevoordert. Namel. door den Satan ende eenige sijne instrumenten, die door begeerte van heerschen (ghelijck eenen Diotrephes daer over bestraft wordt, 3.Ioan. versen 9, 10) ende door invoeringe van valsche ende superstitieuse leeringen ende menschelicke insettingen, hier in den Satan, al van der Apostelen tijden af, de handt hebben geboden. Siet 1.Ioan. 2.18. Ofte, de verborgenheyt der ongerechtigheydt werckt alreede.
margenoot26
Namel. den Antichrist in sijne opkomste weder-houdt, waer van in het voorgaende vers is gesproken.
margenoot27
Namel. die hem wederhoudt.
margenoot28
D. alsoo gebroken sal worden, ende sijne kracht verliesen, dat hy dese opkomende geestelicke heerschappye niet langer en sal konnen wederstaen. Wie dese nu zy is op het voorgaende vers verklaert.
margenoot29
D. nae dat hy nu sijne kracht van wederhouden sal verloren hebben.
margenoot30
D. de Antichrist die alsoo genaemt wordt, om dat hy hem geen wetten en soude onderwerpen, maer hem selven boven alle wetten soude roemen te zijn: gelijck het Griecx woordt anomos eygentlick sonder Wet, ofte, wetloos beteeckent.
margenoot31
Siet hier voren de aenteeck. op het 3 vers.
margenootd
Iob 4.9. Iesai. 11.4.
margenoot32
Ofte, verteeren. Het Gr. woort analosei beteeckent eygentlick spijse, dranck, gelt, goet allenckskens ombrengen ende te niete maken. Also sal dan Christus te sijner tijt oock den Antichrist allenckskens verdoen, ende sijn aensien benemen in de Christenheydt.
margenoot33
D. door de suyvere predicatie des Heyligen Euangeliums, waer door de Gheest des Heeren krachtigh is in de herten der menschen. siet diergelijcke Ies. 11.4. Hebr. 4.12. Apocal. 1.16.
margenoot34
Dat is, door sijne verschijninghe in sijne laetste toekomste. want als dan sal het beest ende de valsche Propheet gedoodt, ende in den poel des viers geworpen worden. Apoc. 19.20.
margenoot35
N. Antichrists, waer van hy in het begin van het voorgaende vers hadde gesproken.
margenoote
1.Ioan. 8.41. 2.Corinth. 4.4. Ephes. 2.2.
margenoot36
D. met soodanige werckinghe als de Satan pleeght te gebruycken om de menschen te verleyden, welcke werckinge in de volghende verssen wordt verklaert.
margenootf
Deut. 13.1. Apoc. 13.13.
margenoot37
D. kracht van teeckenen, ofte mirakelen, die de Satan sal te voorschijn brengen om de heerschappie ende valsche leere des Antichrists te bevestighen. Siet Mat. 24.24. Apoc. 13.13, etc.
margenoot38
D. die ten deele versiert sullen zijn, ten deele van den Satan te wege gebracht, om sijne dienaers in aensien, ende de arme verblinde menschen in hare valsche voorgevingen ende superstitien te houden.
margenoot39
D. allerley. Want de Satan een bepaelde macht heeft.
margenoot40
D. tot ongerechtige ende valsche leere, gelijck het woordt waerheydt uytwijst, dat daer tegen gestelt wort: ende gelijck hier nae vers 12.
margenootg
2.Cor. 2.15. ende 4.3.
margenoot41
D. in vergeldinge dat sy, etc. ’t welck het Griecx woordt medebrenght. Het is dan een rechtveerdige straffe Godts over de verkeertheydt ende ondanckbaerheyt sulcker menschen, gelijck in het volgende vers naerder uytgedruckt wordt.
margenoot42
D. de waerheydt niet lief gehadt en hebben, ende volgens dien oock niet gelooft, ende behouden. Siet diergelijcke straffe Godts over de Heydenen, die de natuerlicke kennisse Godts niet en hebben behouden, Rom. 1.28.
margenooth
Rom. 1.24.
margenoot43
D. Godt sal den Satan den toom over haer los laten, om sijne kracht van verleydinge tegen haer te gebruycken, ende sal sijne genade, die haer noch wederhielt, voortaen in houden, ende haer alsoo hare eygen begeerten overgheven, waer door sy krachtelick tot dwalinge sullen gebracht woden. Siet diergelijcke oordelen Godts over de ondanckbare menschen, Deuter. 28.28. 2.Chron. 18.22. Iob 12.17. Iesai. 19.14. Rom. 1.24. ende 11.8. 2.Corinth. 4. versen 3, 4, etc.
margenooti
1.Timoth. 4.1.
margenoot44
D. versierde ende valsche leere.
margenoot45
Gr. geoordeelt. dat is, veroordeelt, ofte verdoemt, gelijck meermaels in andere plaetsen.
margenoot46
Namel. des Euangelums.
margenoot47
D. valsche ende ongerechtige leere, gelijck hier voren vers 10.
margenoot48
Nam. der werelt, ghelijck Mich. 5.1. Ioan. 1.1. dat is van eeuwigheydt, ofte voor de grontlegginge der werelt, Ephes. 1.4. hoe wel het eenige andere verstaen van het begin als haer het Euangelium is verkondight, wanneer haer Godt door sijnen Geest uyt den verdorvenen hoop der menschen heeft verkoren, ofte uytgesondert: gelijck het woordt verkiesen, ofte, uytnemen oock elders wordt genomen. Siet Ioan. 14.15. ende 1.Cor. 1.27. Dan de eerste verklaringe schijnt op het volgende vers wel soo bequamelick te passen, dewijle de verkiesinge, daer Paulus hier van spreeckt, voor de roepinghe gaet, gelijck oock te sien is Rom. 8. versen 29, 30. ende 9.23, 24. maer de dadelicke uytverkiesinge uyt den verdorvenen hoop der menschen, die in der tijdt geschiet, volght nae de beroepinge, dewijle de selve uytsonderinge door de beroepinge des Euangeliums wordt te wege gebracht.
margenoot49
Ofte, door. Dat is, welcke salicheyt door de heyligh-makinge des Geests ende het geloove wordt verkregen, ende der halven van uwe eeuwige verkiesinge een onfeylbaer merck-teecken is. Rom. 8.14. 2.Corinth. 1.22.
margenoot50
D. het welck op de waerheydt des Evungeliums siet ende steunt.
margenoot51
D. om de eeuwige heerlickheydt door Christum, ende met Christo te verkrijgen. Rom. 8.17. Apocal. 3.21.
margenootk
2.Thess. 3.6.
margenoot52
Gr. overleveringen, overgevingen. Ende alsoo noemt de Apostel de vermaningen ende leeringhen, die sy van hem hadden ontfangen, soo wel de leere, als het leven aengaende, niet alleen als hy by haer tegenwoordigh was, maer oock die hy nu in dese Sendt-brieven heeft voorgestelt. Siet 1.Corint. 11.2. 2.Thess. 3.6.
margenoot53
Namel. als ick by u tegenwoordigh was.
margenoot54
Dat is, een vaste vertroostinge gegront op de belofte van het eeuwige leven.
margenoot55
N. van onse verlossinge ende eeuwige saligheydt. 1.Petr. 1. versen 3, 4.
margenoot56
D. door sijne genade.
margenootl
1.Thess. 3.13.
margenoot57
D. geve dat ghy u selven ende andere met Godtsalige woorden ende wercken altijdt meught stichen ende verstercken.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken