Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het iiij. Capittel.

1 Paulus voorseght den afval van sommige inde laetste dagen. 3 die het houwelijck sullen verbieden, ende het gebruyck van sommige spijse. 6 Vermaent Timotheum de rechte leere voor te stellen, ende de fabulen te verwerpen. 8 ende hem voor al in de Godtsalicheyt te oeffenen, ende na sijn exempel in alle smaet op Godt te hopen. 12 Beveelt dat hy hem selven tot een voorbeeldt stelle van alle deughden. 13 dat hy aenhoudende in ’t lesen, 14 De gave niet en versuyme, die hy heeft ontfangen. 15 In’t goede toeneme ende volherde. 16 met belofte dat hy also doende hem ende sijne toehoorders sal behouden.

1

Ga naar margenoota DOch Ga naar margenoot1 de Geest seght duydelick, dat Ga naar margenoot2 in de laetste tijden sommige sullen Ga naar margenootb afvallen Ga naar margenoot3 van het geloove, haer begevende tot Ga naar margenoot4 verleydende geesten, ende leeringen Ga naar margenoot5 der Duyvelen,

2

Door Ga naar margenoot6 geveynstheydt der leugensprekers, hebbende hare eygene conscientie [als] Ga naar margenoot7 met eenen brandt-yser toe-gheschroeyt,

3

Verbiedende te houwelicken, Ga naar margenoot8 [gebiedende] van spijsen te onthouden die Godt geschapen heeft Ga naar margenootc tot nuttinge Ga naar margenootd met dancksegginge, voor de geloovige, ende Ga naar margenoot9 die de waerheyt hebben bekent.

4

Ga naar margenoote Want alle schepsel Godts is goet, ende daer en is Ga naar margenoot10 niet verworpelijck, met danck-segginge genomen zijnde.

5

Want het wort Ga naar margenoot11 geheyligt Ga naar margenoot12 door het woort Godts, ende [door] Ga naar margenoot13 het gebedt.

6

Als ghy dese dingen den broederen voorstelt, so sult ghy een goet dienaer Iesu Christi zijn, Ga naar margenootf Ga naar margenoot14 opgevoedt in de woorden Ga naar margenoot15 des geloofs, ende der goede leere, welcke ghy achtervolght hebt.

7

Ga naar margenootg Maer verworpt de ongodlicke ende oudt-wijfsche Ga naar margenoot16 fabelen: ende oeffent u selven tot Godtsalicheyt.

8

Ga naar margenooth Want Ga naar margenoot17 de lichaemelicke oeffeninge is tot weynigh nut: maer de Godtsalicheyt is tot alle dingen nut, Ga naar margenoot18 hebbende de belofte des tegenwoordigen, ende des toecomenden levens.

9

Dit is Ga naar margenoot19 een getrouw woort, ende aller aenneminge weerdigh.

10

Want hier toe arbeyden wy oock, ende worden gesmadight om dat wy Ga naar margenoot20 gehoopt hebben op den levenden Godt, die Ga naar margenoot21 een behouder is aller menschen, [maer] allermeest der geloovige.

11

Beveelt dese dingen, ende leert’se.

12

Ga naar margenooti Ga naar margenoot22 Niemant en verachte uwe jonckheyt: Ga naar margenootk maer zijt een voor-beeldt der geloovige, in den woorde, in wandel, in liefde, Ga naar margenoot23 in den geest, in geloove, in reynicheyt.

13

Houdt aen Ga naar margenoot24 in’t lesen, in’t vermanen, in’t leeren, tot dat ick kome.

14

Ga naar margenoot25 En versuymt Ga naar margenoot26 de gave niet die in u is, die u gegeven is door Ga naar margenoot27 de prophetie, Ga naar margenootl met oplegginge der handen Ga naar margenoot28 des Ouderlinghschaps.

15

Bedenckt dese dingen, weest hier in [besigh]: op dat Ga naar margenoot29 uw toenemen openbaer zy Ga naar margenoot30 in allen.

16

Hebt acht op u selven, ende op de leere: volherdt in desen. Want dat doende sult ghy ende Ga naar margenoot31 u selven behouden, ende die u hooren.

margenoota
2.Timoth. 3.1. 2.Petr. 3.3. Iud. vers 18.
margenoot1
Nam. de Heylige Geest, door sijn extra-ordinaris in-geven in de Apostelen ende andere Propheten. Siet Act. 20.23. ende 21.4.
margenoot2
Ofte, in de volgende tijden. Siet 2.Tim. 3.1.
margenootb
Matth. 24.23. 2.Thess. 2.3.
margenoot3
D. van de ware leere des geloofs, gelijck de volgende woorden bewijsen. Siet 2.Thes. 2. vers 3. 2.Petr. 2.1.
margenoot4
Hier door worden ofte de boose geesten selve verstaen, gelijck in’t volgende lidt, ofte de geesten der valsche leeraren, gelijck 1.Ioan. 4.1.
margenoot5
D. daer de duyvel een auteur ofte ingever van is.
margenoot6
Gr. in geveynstheyt. D. onder den schijn van heyligheyt ende van een harder leven te willen leyden: ende is een gelijckenisse genomen van de Kamer-speelders, die dickmael een personagie aen-nemen die’se niet en zijn.
margenoot7
N. alsoo toegheschroeyt, datse geen ghevoelen en heeft: want daer toe vervallen eyndelick door een rechtveerdigh oordeel Godts de valsche Leeraers, ofte superstitieuse menschen. Siet Ephes. 4.19. 2.Thes. 2.11.
margenoot8
Dat dit contrary woordt hier op moet verstaen worden, blijckt klaerlick uyt de volgende woorden, ghelijck sulcke exempelen meer voor komen. Siet een ander 1.Cor. 14.34. ende hier voor cap. 2.12.
margenootc
Genes. 1.29. ende 9.3.
margenootd
Rom. 14.6. 1.Corinth. 10.30.
margenoot9
D. den waren geloovigen, dien alle dingen reyn zijn, oock alle spijse met maticheyt gebruyckt. Tit. 1.15.
margenoote
Genes. 1.31. Actor. 10.15. Rom. 14.14.
margenoot10
Namel. in hem selven, ten tijden des Nieuwen Testaments, in welcke het onderscheyt der spijsen is wech genomen. Siet Actor. 10.15.
margenoot11
Dat is, tot een recht ende heylich gebruyck gericht, ofte bequaem gemaeckt, gelijck 1.Cor. 7.14.
margenoot12
D. door de verklaringhe die ons Godts woordt daer van doet. Siet Tit. cap. 1. vers 15.
margenoot13
Namel. dat het ons tot gesontheydt ende zegen moge gedyen, waer onder oock de dancksegginghe wort begrepen. Siet Matth. 15.36. Ioan. 6.11.
margenootf
2.Tim. 1.5. ende 3.14, 15.
margenoot14
Namelick, van uwe kindtsheydt af, gelijck hy daer by doet 2.Tim. 3.15.
margenoot15
D. der gesonde Leere des geloofs, gelijck de volgende woorden verklaren.
margenootg
1.Tim. 1.4. ende 6.20. 2.Tim. 2.16. Tit. 1.14. ende 3.9.
margenoot16
N. daer de Ioodsche Thalmudisten noch vol van zijn, waer van Paulus oock spreeckt Tit. 1. vers 14. ende 3.9. ende waer toe hy voorsegt dat oock eenige Christene Leeraers in de laetste tijden sullen vervallen. 2.Timoth. 4.4.
margenooth
Colos. 2.23.
margenoot17
Hier door verstaen sommige de oeffeninghe der gene die om prijs streden met worstelen, loopen, ende andersins, ghelijck het Griecx woordt gymnasia somwijlen beteeckent, waer door maer eenige lichamelicke weldaet wierdt verkregen: maer alsoo Paulus hier handelt van saken die den Godts-dienst aengaen, soo verstaen andere dit bequamelicker van eenige oefeninge des lichaems, waer door ’t selve getemt ofte getuchtight wort, als daer is vasten, waken, onthoudinge van eenige spijsen ofte kleedingen, andersins geoorloft. Van dese seght dan den Apostel, dat’se wel eenige nuttigheyt konnen hebben, maer nochtans weynige, ten aensien vande Godtsaligheyt selve, overmits die oock konnen misbruyckt worden, ende in superstitien verkeeren, gelijck Paulus getuyght Coloss. 2.23. maer de Godtsaligheyt is Gode altijt aengenaem, ende tot alles dienstigh.
margenoot18
Namel. van Christo selve Matth. 6.33.
margenoot19
D. een vaste ende waerachtige belofte.
margenoot20
Namel. in alle onse swarigheden ende verdruckingen.
margenoot21
Gr. soter, welck woort sommige hier oversetten salighmaker. Doch also Godt geen salighmaker en is dan der geloovige, Ioan. 3.36. ende elders, soo en kan het hier in dien sin niet genomen worden, maer alleen voor een beschermer ende behoeder, gelijck het Griecx woort sozein in ’t gemeyn voor allerley behoeden ende bewaren menichmael wort genomen, jae oock Psal. 36. versen 6, 7. om de goedigheyt Godts teghen de sijne te prijsen, geseght wort, dat hy vee ende menschen behoedt.
margenooti
Tit. 2.15.
margenoot22
Dat is, en geeft niemant oorsake door uwen handel ende wandel, dat u yemandt om uwe jonckheyt met reden soude konnen verachten: welcken sin de volgende woorden vereyschen.
margenootk
Tit. 2.7. 1.Petr. 5.3.
margenoot23
Dat is, yver des Geests, ofte, gaven des Geests.
margenoot24
Namel. der heylige Schrift, gelijck hy daer by voeght 2.Timoth. 3.14, etc.
margenoot25
Dat is, verweckt’se ende leght’se wel aen, besteet’se wel, 2.Timoth. 1.6, 7.
margenoot26
Hier door wort soo wel het beroep, als de gave daer toe noodigh, verstaen, gelijck de volgende woorden uytwijsen.
margenoot27
Siet hier van de aenteeckeninge op cap. 1. vers 18.
margenootl
Actor. 6.6. ende 8.17. ende 13.3. ende 19.6. 1.Timoth. 5.22. 2.Timoth. 1.6.
margenoot28
Dat is, der Vergaderinge der Ouderlingen, ofte, der Opsienders der Ghemeynte, in welcker name ende tegenwoordigheyt Paulus de handen Timotheo hadde op-geleght. 1.Timoth. 6.12. want dat Paulus sulcks selve gedaen heeft, blijckt uyt 2.Timot. 1.6. ende dat tot Lystren, gelijck af te nemen is uyt Actor. 16. versen 1, 2.
margenoot29
Namel. in gaven ende Godtsaligheyt.
margenoot30
Namel. dingen. Ofte, onder alle, Namel. menschen.
margenoot31
Namel. door ’t woort, als een instrument ende dienaer Christi, in welcken het woort der Versoeninge is geleght, 2.Corinth. 5.19. alsoo nochtans dat noch die plant yet is, noch die nat maeckt, maer Godt die den wasdom geeft. 1.Corinth. 3.7.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken