Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[Folio 130r]
[fol. 130r]

De Sendt-brief des Ga naar margenoot+ Apostels PAULI Aen de Ga naar margenoot++ HEBREEN.

Inhoudt van desen Sendt-brief.

DESE Sendt-brief is een seer treffelick schrift des Nieuwen Testaments, waer in de uytnementheydt van den persoon ende van de ampten IESU CHRISTI onses Salighmakers met een ordre den Apostel Paulo in meest alle sijne brieven gebruyckelick, ende met eenen seer Goddelicken stijl wort beschreven, tot aen ’t 19 vers van ’t 10 Capit. Van waer voort tot het eynde des briefs verscheyden vermaningen worden voor-gestelt, dienende tot versterckinge in ’t geloove, ende inden Christelicken wandel. VVat den persoon CHRISTI aengaet, daer van handelt hy in de 2 eerste Capittelen. In het 1 Capit. bewijst hy sijne waerachtige ende eeuwige Godtheydt, met eene verklaringe van sijne uytnementheyt boven alle Engelen. In ’t 2 Capit. bewijst hy sijne ware menschelicke natuere, die hy uyt den zade Abrahams heeft aengenomen tot onser verlossinge. In ’t 3 ende 4 Capit. spreeckt hy van sijn Prophetisch ampt, ende verheft dat verre boven het ampt des Propheten Mosis, ende bewijst dat sijne leere weerdiger ende krachtiger is, ende derhalven noch met meerder sorghvuldigheyt moet worden waergenomen. In ’t 5 Cap. begint hy te spreken van CHRISTI beroepinge tot het Priesterlick ampt, ende na dat hy een tusschen-reden gebruyckt hadde van ’t 11 vers af des 5 Cap. tot aen het eynde des 6 Capit. dienende om haer tot aendacht ende sorghvuldigheyt in het vast-houden van dese leere te verwecken, so komt hy in ’t 7 Capit. ende verklaert de eygenschap van het Conincklick ende Priesterlick ampt CHRISTI, door eene geduerige vergelijckinge van Melchisedeck ende sijne ampten, tot het eynde des Capit. In het 8 Capit. stelt hy de voortreffelickheyt van het Priesterlick ampt CHRISTI voor oogen, door de vergelijckinge van het Oude Verbondt met de voortreffelickheyt des Nieuwen Verbondts: ende eyndelinge van het begin des 9 Capit. tot het 19 vers van het 10 Capit. verklaert hy de eygenschappen ende uytnementheyt van het Priesterlick ampt CHRISTI door eene vergelijckinge met het ampt der Priesteren des Ouden Testaments, ende insonderheyt met het ampt des Hoogen-Priesters, so in sijne andere bedieningen, als in sijnen jaerlickschen inganck in het heylige der heyligen: ende besluyt daer mede de handelinge van ’t eerste deel des Sendt-briefs. In ’t 19 vers van ’t 10 Capit. komt hy tot het tweede deel des briefs, ende vermaent haer in ’t gemeyn tot gehoorsaemheyt ende stantvastigheyt in dese voorgestelde leere, niet tegenstaende hare verdruckingen, ende sijne banden. Daer nae handelt hy van het geloove ende de eygenschappen des geloofs door het geheel elfde Capit. ende vande eygenschappen der Christelicker hope ende lijdtsaemheyt in ’t 12 Cap. ende van verscheydene plichten der liefde tot het 20 vers van ’t 13 Cap. ende van daer tot het eynde toe, besluyt hy den brief met een ernstigh gebedt tot Godt voor haer, met eene korte vermaninge ende verhael van Timothei verlossinge, ende met de gewoonlicke groete.

margenoot+
Hoe wel eenige van den schrijver deses briefs hebben getwijfelt, ende den selven, ofte de oversettinge van dien uyt ’t Hebreeusch Barnabae, eenige andere Lucae ofte Clementi hebben toe-geschreven, nochtans hebben alle oude Grieksche schrijvers, ende oock verscheydene Latijnsche, desen brief stantvastelick voor Pauli brief erkent, gelijck oock meest alle de opschriften der Grieksche Testamenten desen tytel voordragen, ende de Apostel Petrus, 2.Petr. 3.15. getuyght dat den Apostel Paulus aen de Ioden, daer hy aen schrijft, oock na sijne wijsheyt geschreven hadde: ’t welck van geenen anderen brief dan van desen met eenige waerschijnlickheyt en kan verstaen worden. Ende schijnt oock uyt de vergelijckinge van Hebr. 13. versen 19, 23. met 2.Tim. 4.16, 17. dat hy desen brief van Roomen aen de Hebreen geschreven heeft, wanneer hy na sijne eerste verantwoordinge voor den Keyser Nero de hope hadde ontfanghen van sijne los-latinge, ende als dan meynde korts wederom nae Ierusalem te komen om met Timotheo haer te besoecken, tot welck besoeck dese Sendt-brief eene voor-bereydinge schijnt te zijn.
margenoot++
Also noemt d’ Apostel de Joden, om dat sy van Abraham die een Hebreer genaemt wort, Gen. 14.13. afkomstigh waren, gelijck dese name oock geerne van haer wiert gehoort. Siet 2.Cor. 11, 22 ende Phil. 3.5. waerom Paulus den selven haer oock hier geeft. Ende meynen eenige dat daerom Paulus hier den name van Hebreen gebruyckt, om dat hy voornamelick ende ter eerster hant schrijft aen de Ioden die te Ierusalem ende daer rontom woonden, die bysonderlick Hebreen worden genaemt, om datse de Hebreeusche ofte Syrische tale noch gebruyckten, gestelt tegen de gene die onder de Griecken woonden, die also van malkandren worden onderscheyden Act. 6.1. ende 22.2. Welcke oock sommige meynen de oorsake te zijn, dat hy sijnen naem in ’t beginsel des briefs niet en heeft uytgedruckt, gelijck hy in andere plach te doen, op dat eenige Ioden haer aen ’t beginsel des briefs niet en souden stooten, ende also met een voor-oordeel inghenomen worden om dien niet behoorlick te overwegen, overmits men haer wijsmaeckte, dat Paulus een vyant van de Wet was, gelijck te sien is Act. 21. versen 20, 21. Welcken naem hy nochtans evenwel in het eynde des briefs genoech aenwijst, wanneer hy van sijne gevangenisse, ende van Timotheo, ende de broeders van Italien, die hem in sijne gevangenisse te Roomen dagelicks quamen besoecken, gewach maeckt.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken