Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[Folio 150v]
[fol. 150v]

De Derde Sendt-brief des Apostels JOANNIS.

Inhoudt deses Sendt-briefs.

1 De Apostel nae het opschrift ende de groetenisse, 3 prijst seer de Godtsaligheydt van Gajus, aen welcken hy desen Sendt-brief schrijft. 4 waer over hy hem oock verblijdt. 5 ende voornamelick prijst hy sijne herberghsaemheyt tegen de broeders, die om des Euangeliums wille in vremde landen moeten reysen. 6 ende vermaent hem daer in te volherden. 9 Klaeght over eenen Diotrephes, dat hy de meester socht te maken in de Gemeynte, den Apostel lasterde, ende verhinderde dat sulcke broeders niet ontfangen en wierden. 11 Vermaent Gajum dat quaet exempel niet te volgen. 12 ende recommandeert hem eenen Demetrium, dien hy goede getuygenisse geeft. 13 Besluyt met verklaringe waerom hy geenen langeren brief aen hem en schreef. 15 ende met onderlinge groetenissen.

1

Ga naar margenoot1 DE Ouderlingh aen den geliefden Ga naar margenoot2 Gajus, Ga naar margenoot3 welcken ick in waerheydt lief hebbe.

2

Geliefde, Ga naar margenoot4 voor alle dingen wensche ick dat ghy wel-vaert ende gesont zijt, Ga naar margenoot5 ghelijck uwe ziele wel-vaert.

3

Want ick ben zeer verblijdt geweest, als de broeders quamen, ende getuyghden van uwe Ga naar margenoot6 waerheyt, gelijck ghy Ga naar margenoot7 in de waerheyt wandelt.

4

Ick en hebbe geen meerder blijdschap dan hier in, dat ick hoore dat Ga naar margenoot8 mijne kinderen in de waerheyt wandelen.

5

Geliefde, ghy doet Ga naar margenoot9 trouwelick, Ga naar margenoot10 in al ’t gene ghy doet aen de broederen, ende aen Ga naar margenoot11 de vremdelingen,

6

Die getuyght hebben van Ga naar margenoot12 uwe liefde, Ga naar margenoot13 in de tegenwoordicheyt der Gemeynte: welcke indien ghy Ga naar margenoot14 geleyde doet, Ga naar margenoot15 gelijck het Gode weerdigh is, so sult ghy wel doen.

7

Want sy zijn Ga naar margenoot16 voor sijnen name uytgegaen, Ga naar margenoot17 niets nemende van de Heydenen.

8

Wy dan zijn schuldigh Ga naar margenoot18 de sodanige Ga naar margenoot19 te ontfangen, op dat wy Ga naar margenoot20 mede-arbeyders mogen worden der waerheyt.

9

Ick hebbe Ga naar margenoot21 aen de Ghemeynte Ga naar margenoot22 geschreven: maer Diotrephes, die onder haer Ga naar margenoot23 soeckt de eerste te zijn, Ga naar margenoot24 en neemt ons niet aen.

10

Daerom, Ga naar margenoot25 indien ick come, so sal ick Ga naar margenoot26 in gedachtenisse brengen Ga naar margenoot27 sijne wercken die hy doet, met Ga naar margenoot28 boose woorden Ga naar margenoot29 snaterende tegen Ga naar margenoot30 ons: ende hier mede niet vergenoeght zijnde, so en ontfanght hy selve Ga naar margenoot31 de broeders niet, ende Ga naar margenoot32 verhindert de gene Ga naar margenoot33 die’t willen [doen] ende Ga naar margenoot34 werpt’se uyt de Gemeynte.

11

Geliefde, Ga naar margenoota en volght het Ga naar margenoot35 quaet niet na, maer het goet. Die Ga naar margenoot36 goet doet is uyt Godt: maer Ga naar margenoot37 die quaet doet, Ga naar margenootb en heeft Godt Ga naar margenoot38 niet gesien.

12

Demetrio Ga naar margenoot39 wort getuygenisse gegeven Ga naar margenoot40 van allen, ende Ga naar margenoot41 van de waerheyt selve: ende Ga naar margenoot42 wy getuygen oock, ende ghy weet Ga naar margenoot43 dat ons’ getuygenisse waerachtigh is.

13

Ga naar margenootc Ick hadde Ga naar margenoot44 veel te schrijven, maer ick en wil u niet schrijven met inckt ende penne:

14

Maer ick hope Ga naar margenoot45 u haest te sien, ende wy sullen Ga naar margenoot46 mondt tot mondt spreecken.

15

Ga naar margenoot47 Vrede zy u. Ga naar margenoot48 De vrienden groeten u. Groet Ga naar margenoot49 de vrienden Ga naar margenoot50 met name.

margenoot1
Waerom Ioannes hem selven alsoo noemt. siet 2.Ioan. vers 1.
margenoot2
Wie dese Gajus geweest zy, en wordt nergens elders verklaert: ten ware dat hy een van die ware geweest, daer van men leest Act. 19.29. ende 20.4. Rom. 16.23. 1.Cor. 1.14.
margenoot3
Siet 2.Ioan. vers 1.
margenoot4
Ofte, in alles.
margenoot5
N. overmits sy begaeft is met de kennisse der salighmakende ende gesonde leere, ende met velerley Christelicke deughden: dat ghelijck ghy een gesonde ziele hebt, ghy alsoo oock een ghesont lichaem moocht hebben.
margenoot6
D. oprechtigheyt. 1.Ioan. 3.18.
margenoot7
Siet 2.Ioan. vers 4.
margenoot8
D. Discipelen, die ick door de predicatie des Euangeliums hebbe gheboren: gelijck Paulus spreeckt van de Corinthiers 1.Corint. 4.15.
margenoot9
D. gelijck een getrouw uytdeeler der goederen, die u de Heere tot dien eynde verleent heeft, betaemt. Siet Luc. 12. vers 42. 1.Cor. 4.2.
margenoot10
D. dat ghy haer in uw’ huys ontfanght, herberght, ende onderhoudt.
margenoot11
Dat is, die boven dien datse broeders ende geloovige zijn, oock om des Euangeliums wille in vremde landen haer moeten onthouden.
margenoot12
D. uwe mildadicheydt, die ghy uyt liefde aen haer betoont hebt.
margenoot13
D. opentlick in de vergaderinge der gemeynte daer in ick my nu onthoude: Welcke vele oude Leeraers meynen geweest te zijn de Gemeynte van Ephesen.
margenoot14
D. niet alleen haer uytgeley doet, een stuck weghs met haer gaende, maer haer oock versorgende van het gene haer tot de reyse sal noodigh zijn. Siet Actor. 27.3. ende 28.10.
margenoot15
Gr. Gode weerdighlick. Siet Coloss. 1.10. 1.Thess. 2.12.
margenoot16
Dit kan tweesins verstaen worden, ofte dat dese broeders uyt haer vaderlandt gegaen zijn in vremde landen om daer het Euangelium te prediken onder de Heydenen. Ofte, datse om den dienst Godts, ende de belijdenisse der Christelicke leere, uyt haer vaderlandt hebben moeten gaen, ende vluchten in vremde landen. Dan het eerste is waerschijnlickst, uyt het volgende vers.
margenoot17
Namel. voor haren dienst, maer voor niet het Euangelium predikende, om geen verhinderinge te geven den Euangelio Christi, ghelijck Paulus oock gedaen heeft. 1.Corinth. 9.12.
margenoot18
Namel. als in het voorgaende vers beschreven worden.
margenoot19
N. in onse huysen, te herbergen, ende versorghen van hares lijfs nootdruft.
margenoot20
Daer mede oock mogen helpen bevoorderen de verbreydinge der ware Leere des Euangeliums.
margenoot21
N. van de welcke Gajus ofte een Leeraer, ofte een voortreffelick lidtmaet was. Wie dese gemeynte geweest is en wort nergens aengewesen.
margenoot22
Namel. aengaende dese sake, om dese broeders aen deselve te recommanderen. Hoewel wy dan desen brief niet en hebben, daer uyt en can niet besloten worden, datter yet soude ontbreken aen de volmaecktheyt der Heylige Schrifture. dewijle het maer een brief is geweest van recommandatie, ende so daer yet in dien brief gheschreven is geweest ter salicheyt noodigh, dat wort in andere boecken der Heylighe Schrifture genoech gevonden, ende Ioannes selve getuyght dat sijn Euangelium ghenoechsaem is om te gelooven ende salich te worden. Ioan. 20.31.
margenoot23
D. die uyt eergiericheyt boven sijne mede-broeders hem verheffende, daerna tracht, om de selve te overheerschen ende alle het gesagh aen hem alleen te trecken.
margenoot24
D. en acht my, noch mijn schrijven ende voorspreken niet.
margenoot25
Namel. tot u, gelijck ick hope dat haest sal geschieden, vers 14.
margenoot26
Dat is, hem selven voor oogen stellen, ende de Ghemeynte bekent maken, datse het moghen weten ende gedencken.
margenoot27
Namel. die hy hier beschrijft.
margenoot28
D. lasterlicke.
margenoot29
D. beuselingen voortbrengende.
margenoot30
D. my, gelijck oock in het voorgaende vers.
margenoot31
Namel. die beschreven worden vers 7.
margenoot32
Ofte, verbiedt.
margenoot33
D. die dese broeders willen ontfangen.
margenoot34
N. door den kerckelicken ban.
margenoota
Psal. 37.27. Iesai. 1.16. 1.Petr. 3.11.
margenoot35
D. soo in het gemeyn allerley quaet, als in het bysonder dit quaet exempel van Diotrephes.
margenoot36
Dit kan oock verstaen worden soo in het gemeyn van allerley goet, als in het bysonder van het goet der weldadigheydt tegen de broeders, dat hy hier in Gajo prijst.
margenoot37
D. die sijn werck maeckt van quaet doen. Want andersins doen de weder-gheborene oock somwijlen wel yet dat quaet is, uyt swackheydt.
margenootb
1.Ioan. 3.6.
margenoot38
Namel. met de oogen des waren geloofs, ofte, hem niet recht gekent. Siet 1.Ioan. 3.6.
margenoot39
Namelick, van bysondere Godtsaligheydt, liefde, ende getrouwigheydt.
margenoot40
Namel. geloovige die hem kennen.
margenoot41
D. dit getuygenisse is gantsch waerachtigh, also hy het oock met der daet ende waerheydt dagelicks betoont.
margenoot42
D. ick Ioannes: gelijck oock versen 9, 10.
margenoot43
D. dat ick niet en plach te getuygen, dan dat waerachtigh is. Ioan. 19.35.
margenootc
2.Ioan. vers 12.
margenoot44
Namel. aengaende dese saken. Siet 2.Ioan. vers 12.
margenoot45
D. haest by u te zijn, ofte tot u te comen.
margenoot46
Siet de aenteeck. op 2.Ioan. vers 12.
margenoot47
Dit was de gewoonlicke wijse van groeten onder de Ioden, ofte Hebreen. Siet hier van Ioan. 20.19.
margenoot48
Dat is, de geloovige die alhier zijn.
margenoot49
D. de geloovige die by u zijn.
margenoot50
Dat is, elck in ’t bysonder.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken