Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xij. Capittel.

1 Iudith weygert te eten van Holophernis spijse. 6 Versoeckt te mogen uytgaen om te bidden. 7 blijft dry dagen in’t leger. 10 Holophernes noodt haer door Bagoas by hem te komen op sijne maeltijt, ende met hem vrolick te zijn. 13 ’t welck Iudith haer verciert hebbende doet. 17 ende wort van Holophernes zeer getoeft.

1

ENde hy beval datmense brengen soude inde kamer daer sijn silver werck bewaert wert, ende hy ordineerde datmen haer soude opdisschen van sijne spijse, ende dat sy drincken soude van sijnen wijn.

2

Maer Iudith seyde, Ick en sal daer van niet eten, op dat geen aenstoot daer uyt en ontstae: maer uyt het gene my volght, sal my toegedient worden.

3

Ende Holophernes seyde tot haer, Maer wanneer het sal op zijn, dat by u is, van waer sullen wy diergelijcke halen, om u te geven, want daer en is niemant van uw’ geslachte onder ons.

4

Ende Iudith seyde tot hem, [So waerachtich als] uwe ziele leeft, mijn Heere, uwe dienstmaeght en sal niet opgeteert hebben ’t gene ick by my hebbe, of de Heere en sal door mijne handt gedaen hebben, ’t gene hy heeft beraetslaeght.

5

Ende de dienaers Holophernis brachten haer inde tente, ende sy sliep tot den middernacht: ende sy stont op tegen de morgen-wake.

6

Ende sy sondt tot Holophernem, seggende, Mijn Heere bevele doch, datmen toelate dat sijne dienstmaeght tot het gebedt uytgae: ende Holophernes beval sijne lijfwachten, dat sy haer niet en verhinderden.

7

Ende sy verbleef in het leger dry dagen, ende sy ginck des nachts uyt na het dal van Bethulia, ende sy wiesch haer in het leger, in de water-fonteyne.

8

Ende als sy weder op quam, badt sy den Heere den Godt Israëls, dat hy haren wegh richten wilde, tot oprechtinge van de kinderen hares volcks.

9

Ende inkomende bleef sy reyn in de tente, tot datmen haer hare spijse bracht tegen den avont.

10

Ende het geschiedde op den vierden dacht, dat Holophernes een maeltijt aenrichtede, alleen voor sijne dienstknechten, ende en riep niemandt daer toe der gene die over de [gemeene] saken waren: ende hy seyde tot Bagoa den Camerlinck, welcke over alles gestelt was dat hem toebehoorde, Gaet doch henen ende over-redet de Hebreeusche vrouwe die by u is, dat sy by ons kome, ende met ons ete ende drincke.

11

Want siet, het is schande voor ons dat wy sodanigen vrouwe souden laten gaen, sonder gemeynschap met haer te hebben: want so wy haer tot ons niet en trecken, sy sal ons bespotten.

12

Ende Bagoas ginck uyt van Holophernes, ende quam tot haer, ende seyde, Dat de schoone deerne haer niet en besware selve tot mijnen Heere te komen, om voor sijn aenschijn verheerlickt te worden, ende met ons tot vrolickheyt wijn te drincken, ende op desen dach te worden als eene van de dochteren der Assyriers, welcke in het huys Nabuchodonosors staen.

13

Ende Iudith seyde tot hem, Ende wie ben ick, die mijnen Heere soude tegen-spreken.

14

Want al wat behagelick sal zijn in sijne oogen, dat sal ick vlijtelick doen: ende dit sal my een vervreuginge zijn, tot aen den dagh mijns doodts.

15

Also stont sy op ende vercierde haer met hare kleedinge, ende met al haer vrouwen-ciersel: ende hare dienstmaeght quam toe, ende spreydde voor haer, recht over Holophernes, op de aerde, de vellen, die sy van Bagoa ontfangen hadde tot haer dagelicksch gebruyck, op dat sy daer op nedersitten, ende eten mochte: ende Iudith quam in, ende sat neder.

16

Ende het herte Holophernis ontsettede hem tegen haer, ende sijn ziele wiert beweeght, ende was uytermaten begeerich om met haer gemeenschap te hebben: ende hy socht den gelegenen tijdt, om haer te verleyden, van dien dach af dat hy’se gesien hadde.

17

Ende Holophernes seyde tot haer, [Lieve] drinckt doch, ende zijt met ons vrolick,

18

Ende Iudith seyde, Ia Heere ick wil drincken, want mijn leven is op desen dagh meer verheven, dan het geweest is van alle de dagen mijner geboorte.

19

Ende sy nam, ende at, ende dranck voor hem, ’t gene hare dienstmaeght bereydt hadde.

20

Ende Holophernes was vrolick over haer, ende dronck zeer veel wijns, also dat hy noyt so veel op eenen dagh gedroncken en hadde, van dat hy geboren was.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken