Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xiij. Capittel.

Godt beveelt dat men hem alle eerstgeborene sal heyligen, vers 1, etc. dat men gedencken sal aen den dagh des uyttochts uyt Egypten, 3. Dat men het feest des ongesuerden broots in ’t lant Canaan houden soude, 6. Ende dat sy haren kinderen de oorsake daer van souden seggen, 8. Dat men den HEERE de eerstelingen der beesten soude afsonderen, 12. Dat sy gedenckteeckenen maken souden, 16. Wat wegh haer Godt in de woestijne geleyt heeft, 17. Sy nemen Iosephs beenderen mede uyt Egypten, 19. Israël legert sich te Etham, 20. Godt geleytse met een wolcken ende vyer-colomne, 21.

1

DOe sprack de HEERE tot Mose, seggende:

[Folio 31v\Eerstgeborene.Israëls uyttocht.]
[fol. 31v\Eerstgeborene.Israëls uyttocht.]

2

Ga naar margenoot1 Ga naar margenoota Heylight my alle Ga naar margenoot2 eerstgeboren, Ga naar margenoot3 wat eenige baermoeder opent, onder de kinderen Israëls, van menschen ende van beesten: Ga naar margenoot4 dat is mijne.

3

Voorder seyde Mose tot den volcke, Gedenckt aen desen selven dagh, in welcken ghylieden uyt Egypten, uyt den diensthuyse, gegaen zijt; want de HEERE heeft u Ga naar margenoot5 door een stercke hant van hier uytgevoert: daerom en sal het gedeessemde niet gegeten worden.

4

Ga naar margenootb Heden gaet ghylieden uyt Ga naar margenoot6 in de maent Abib.

5

Ende het sal geschieden, als u de HEERE sal gebracht hebben in het lant der Canaaniten, ende der Hethiten, ende der Amoriten, ende der Heviten, ende der Iebusiten, het welck hy uwen vaderen gesworen heeft u te geven, een lant Ga naar margenoot7 vloeijende van melck ende honigh: soo sult ghy Ga naar margenoot8 desen dienst Ga naar margenoot9 houden in deser maent.

6

Seven dagen sult ghy ongesuerde brooden eten: ende aen den sevensten dagh sal den HEERE een feest zijn.

7

Seven dagen sullen ongesuerde [brooden] gegeten worden: ende het gedeessemde en sal by u niet gesien worden, ja daer en sal geen suerdeegh by u gesien worden in alle uwe palen.

8

Ende ghy sult uwen Ga naar margenoot10 sone te kennen geven te dien selven dage, seggende: [Dit is] om ’t gene de HEERE my gedaen heeft, doe ick uyt Egypten uyt toogh.

9

Ende het sal u zijn tot een teecken op uwe hant, ende tot een gedachtenisse tusschen uwe oogen, op dat de wet des HEEREN in uwen monde zy: om dat u de HEERE door een stercke hant uyt Egypten uytgevoert heeft.

10

Daerom onderhoudet dese insettinge Ga naar margenoot11 ter bestemder tijt: Ga naar margenoot12 van jaer tot jaer.

11

Het sal oock geschieden, wanneer u de HEERE in ’t lant Ga naar margenoot13 der Canaaniten sal gebracht hebben, gelijck hy u ende uwen vaderen gesworen heeft: ende hy het u sal gegeven hebben:

12

Ga naar margenootc Soo sult ghy Ga naar margenoot14 tot den Heere doen over gaen Ga naar margenoot15 alles wat de baermoeder opent: oock alles wat [de baermoeder] opent, van de Ga naar margenoot16 vrucht der beesten die ghy hebben sult: de mannekens sullen des HEEREN zijn.

13

Doch al wat [de baermoeder] der Ga naar margenoot17 ezelinne opent, sult ghy lossen met een Ga naar margenoot18 lam: wanneer ghy het nu niet en losset, Ga naar margenoot19 soo sult ghy ’t den necke breken: maer alle eerstgeboren des menschen onder uwe sonen Ga naar margenoot20 sult ghy lossen.

14

Wanneer het geschieden sal, dat uw’ sone u Ga naar margenoot21 morgen sal vragen, seggende: Ga naar margenoot22 Wat is dat? soo sult ghy tot hem seggen, De HEERE heeft ons door een stercke hant uyt Egypten, uyt den diensthuyse uytgevoert.

15

Want het geschiedde, doe Pharao sich verhardde ons te laten trecken, soo doodde de HEERE alle eerstgeborene in Egyptenlant, van des menschen eerstgeborenen af, tot den eerstgeborenen der beesten: daerom Ga naar margenoot23 offere ick den HEERE de mannekens van alles wat de baermoeder opent, doch alle eerstgeborene mijner sonen losse ick.

16

Ende het sal tot een teecken zijn op uwe hant, ende tot Ga naar margenoot24 voorhooft-spanselen tusschen uwe oogen: want de HEERE heeft door een stercke hant ons uyt Egypten uytgevoert.

17

Ende het is geschiet, doe Pharao het volck hadde trecken laten, soo en leyddese [kolom] Godt niet [op] den wegh van der Philistijnen lant, hoewel die Ga naar margenoot25 naerder was; want Ga naar margenoot26 Godt seyde, Ga naar margenoot27 Dat het den volcke Ga naar margenoot28 niet en rouwe, als sy den strijt sien souden, ende weder keeren na Egypten.

18

Maer Godt leydde het volck omme, door den wegh Ga naar margenoot29 van de woestijne der schelfzee: De kinderen Israëls nu togen Ga naar margenoot30 by vijven uyt Egyptenlant.

19

Ende Mose nam Iosephs beenderen met sich, Ga naar margenootd want hy hadde Ga naar margenoot31 met eenen swaren eedt de kinderen Israëls besworen, seggende: Godt sal u-lieden Ga naar margenoot32 voorseker besoecken: voert dan mijne beenderen met u-lieden op van hier.

20

Ga naar margenoote Alsoo reysden sy uyt Succoth: ende sy legerden haer in Etham, aen het eynde der woestijne.

21

Ga naar margenootf Ende Ga naar margenoot33 de HEERE toogh voor haer aengesichte, des daeghs in Ga naar margenoot34 een wolcken-colomne, dat hyse op den wegh leydde, ende des nachts in een vyer-colomne, dat hyse luchtede: om voorts te gaen dagh ende nacht.

22

Hy en nam de wolcken-colomne des daeghs, noch de vyer-colomne des nachts niet wech van het aengesichte des volcks.

margenoot1
D. beveelt datmen my afsondere, ofte toe-eygene, tot mijnen heyligen dienst. siet Lev. 8.10.
margenoota
Exod. 22.29. ende 34.19. Levit. 27 26. Num. 3.13. ende 8.17. Luce 2.23.
margenoot2
T.w. die manlick is.
margenoot3
Hebr. openinge aller baermoeder.
margenoot4
T.w. daerom, om dat ick uwe eerstgeborene verschoonde, doe ick alle eerstgeborene in Egyptenlant gedoodet hebbe. Siet ond. vers 15.
margenoot5
Hebr. in kracht der hant.
margenootb
Exod. 23.15.
margenoot6
Dese maent komt ten deele in de Meert, ten deele in April, als in de Lente de dagen ende nachten even langh zijn. Het Hebr. woort Abib, beteeckent een groene are, daer van dese maent haren name heeft, overmits in de selve het gezaeyde, daer te lande, groene aren kreegh.
margenoot7
Siet Exod. 3.8.
margenoot8
Die in de navolgende versen verhaelt wort.
margenoot9
Hebr. dienen.
margenoot10
D. uwe kinderen.
margenoot11
Siet boven 12. vers 6.
margenoot12
Hebr. van dagen tot dagen. Aldus wort oock het woort dagen genomen voor een jaer, Lev. 25.29. Amos 4.4.
margenoot13
Verstaet hier onder oock alle de natien, die hier boven vers 5. ende Genes. c. 15. genoemt worden.
margenootc
Exod. 22.30. ende 34.19. Levit. 27.26. Num. 8.17. Ezech. 44.30.
margenoot14
T.w. van u tot den Heere, alsoo dat het niet langer uwe en blijve, maer des Heeren zy.
margenoot15
Hebr. alle openinge der baermoeder, bov. vers 2.
margenoot16
Hebr. voortsettinge, ofte, aenwas.
margenoot17
Verstaet hier onder alle andere gedierten, die tot de offerhande onbequaem waren.
margenoot18
Verstaet soo wel een lam der geyten, als der schapen.
margenoot19
T.w. op dat het gene dat den Heere toege-eygent is, tot geen gemeyne dingen gebruyckt en worde.
margenoot20
T.w. met vijf sikelen des Heylighdoms, Num. 18.16.
margenoot21
Siet bov. 12. vers 26.
margenoot22
D. wat beduyt dat?
margenoot23
Ofte, slachte.
margenoot24
’t Schijnen eenige gedenck-cedelen geweest te zijn, aen ’t voorhooft gebonden, om daer by des Heeren wet te gedencken. siet Deut. cap. 6. vers 8.
margenoot25
T.w. om in ’t lant Canaan te komen.
margenoot26
T.w. by hemselven. siet Genes. 8. vers 21.
margenoot27
Ofte, dat het misschien, menschelicker wijse gesproken.
margenoot28
T.w. dat sy uyt Egyptenlande getogen zijn
margenoot29
Verstaet de woestijne Etham, vers 20. ende Num. 33.8.
margenoot30
Hebr. gevijft, D by vijven, vijve nevens malkanderen, ofte, in vijf hoopen, ofte heyren. Anders, gewapent, of, geharnascht, als Ios. c. 1. vers 14. ende 4.12. Iudic. 7.11.
margenootd
Genes. 50.25. Ios. 24.32.
margenoot31
Hebr. besweerende besworen, Dat is, ernstelick, of met eenen swaren eedt besworen.
margenoot32
Hebr. besoeckende besoecken.
margenoote
Num. 33.6.
margenootf
Exod. 40.38. Num. 14.14. Deuter. 1.33. Nehem. 9.12, 19. Psalm 78.14. ende 105.39. 1.Corinth. 10.1.
margenoot33
Hy wort Exod. 14.19. genoemt de Engel Godes, het is geweest de eeuwige Sone Godes, 1.Cor. 10.9.
margenoot34
Psal. 105.39. staet, dat dese colomne wiert uytgespreyt als een decksel, soo dat sy den Israëliten een schaduwe was voor de hitte der Sonne.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken