Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xxv. Capittel.

De Israëliten begaen hoerdom te Sittim, met de dochteren der Moabiten, ende afgoderije met Baal-Peor, vers 1, etc. De Heere beveelt Mose de afgodendienaers om te brengen, 4. Pinehas doodet Zimri, ende Cozbi, 7. Daerom belooft hem Godt het Priesterdom in eeuwigheyt, 11. Godt beveelt de Midianiten te slaen, 17. om dat sy arghlistelick tegens Israël gehandelt hadden, 18.

1

ENde Ga naar margenoota Israël verbleef te Ga naar margenoot1 Sittim, ende Ga naar margenoot2 het volck begost te hoereeren, met de dochteren der Ga naar margenoot3 Moabiten.

2

Ga naar margenootb Ende Ga naar margenoot4 sy noodighden het volck tot de slacht-offeren Ga naar margenoot5 harer goden: ende Ga naar margenoot6 ’t volck Ga naar margenoot7 at, ende het buyghde sich voor hare goden.

3

Als nu Israël sich koppelde aen Baal-Peor, Ga naar margenootc ontstack de toorn des HEEREN tegen Israël.

4

Ende de HEERE seyde tot Mose, Ga naar margenootd Neemt Ga naar margenoot8 alle de hoofden des volcks, ende hanghtse Ga naar margenoot9 den HEERE tegen de Ga naar margenoot10 sonne, soo sal de hittigheyt van des HEEREN toorn gekeert worden van Israël.

5

Doe seyde Mose tot de Richters van Israël: Een yeder doode Ga naar margenoot11 sijne mannen, die sich aen Baal-Peor gekoppelt hebben.

6

Ende siet, een man uyt de kinderen Israëls quam, ende bracht eene Midianitinne tot Ga naar margenoot12 sijne broederen voor de oogen Mose, ende voor de oogen der gantscher vergaderinge der kinderen Israëls, doe sy weenden voor de deure der Tente der t’samenkomste.

7

Doe Pinehas de sone Eleazars des soons Aarons des Priesters, [dat] sagh: Ga naar margenoote soo stont hy op uyt het midden der vergaderinge, ende nam een spiesse in sijne hant:

8

Ende hy gingh den Israëlitischen man na in den hoeren-winckel, ende doorstackse beyde, den Israëlitischen man, ende de vrouwe door haren buyck: Doe wert de plage van over de kinderen Israëls op gehouden.

9

Ga naar margenootf De gene nu, die aen de plage storven, waren Ga naar margenoot13 vier en twintigh duysent.

10

Doe sprack de HEERE tot Mose, seggende:

11

Pinehas de sone Eleazars, des soons Aarons des Priesters, heeft mijne grimmigheyt van over de kinderen Israëls afgewent, dewijle hy Ga naar margenootg mijnen yver ge-yvert heeft in het midden der selver: soo dat ick de kinderen Israëls in mijnen yver niet vernielt en hebbe.

12

Daerom spreeckt: Siet Ga naar margenoot14 ick Ga naar margenooth geve hem mijn verbont Ga naar margenoot15 des vredes.

13

Ende hy sal hebben, ende sijn zaet na hem, het Ga naar margenoot16 verbont des eeuwigen Priesterdoms: daerom dat hy voor sijnen Godt [kolom] ge-eyvert {ge-yvert}, ende versoeninge gedaen heeft voor de kinderen Israëls.

14

De name nu des verslagenen Israëlitischen mans, die verslagen was met de Midianitinne, was Zimri de sone Salu, een overste eenes vaderlicken huyses der Simeoniten.

15

Ende de naem der verslagene Midianitische vrouwe was Cozbi, een dochter Zurs, die een Ga naar margenoot17 hooft was der volckeren eenes vaderlicken huyses onder de Midianiten.

16

Voorder sprack de HEERE tot Mose, seggende:

17

Handelt Ga naar margenooti vyantlick met de Midianiten: ende verslaetse.

18

Want sy hebben vyantlick Ga naar margenootk tegens u-lieden gehandelt door hare listen, die sy listelick tegens u bedacht hebben in de sake van Peor, ende in de sake van Cozbi, de dochter des oversten der Midianiten, hare Ga naar margenoot18 suster, die verslagen is ten dage der plage om de sake van Peor.

margenoota
Numer. 31.16. ende 33.49.
margenoot1
Een plaetse in de woestijne, in de leege landen der Moabiten, by de Iordane. Numer. 33.48, 49. wort dese plaetse genoemt Abel Sittim: hier bleef Israël tot na den doot Mose, doe heeft Iosua het selve van daer gebracht tot aen de Iordane, daer sy te Gilgal over passeerden, Iosu. 2. vers 1. ende 3.1.
margenoot2
T.w. vele onder d’Israëliten (1.Cor. c. 10. vers 8.) want alle die dese sonde begingen, zijn om gekomen, maer die den HEERE aenhingen, bleven in het leven, Deut. 4. versen 3, 4.
margenoot3
Verstaet hier by oock der Midianiten, als blijckt uyt versen 6, 17, 18.
margenootb
Psalm 106.28. Hos. 9.10.
margenoot4
T.w. de dochteren der Moabiten.
margenoot5
And. hares Godts, T.w. Baal-Peors.
margenoot6
Te weten, een deel des Israëlitischen volcks.
margenoot7
Alsoo gemeenschap hebbende met hare afgoderije, 1.Cor. 10.18. hier van hadde Godt de HEERE haer gewaerschout, Exo. cap. 34. vers 14.
margenootc
Psalm 106.29.
margenootd
Deuter. 4.3. Iosu. 22.17.
margenoot8
T.w. die aen dese sonde schult hebben. Siet een exempel vers 14. Sommige verstaen dat dese hoofden des volcks genomen zijn geweest als Richters, om de schuldige op te hangen.
margenoot9
And. voor den HEERE. Den HEERE,] D. ter eere Godes des rechtveerdigen, die de sonden haet ende straft.
margenoot10
D. in het openbaer, voor alle mans oogen, soo lange als de sonne desen dagh schijnen sal.
margenoot11
Die onder hem gehooren, na de ordre daer van gegeven Exod. 18.25.
margenoot12
T.w. tot de Israëliten, die in het leger waren.
margenoote
Psalm 106.30.
margenootf
1.Cor. 10.8.
margenoot13
D’Apostel 1.Cor. 10.8. seyt drie en twintigh duysent. Het is te vermoeden, datter de Richters een duysent gestraft hebben, vers 5. ende datter Godt drie en twintigh duysent geslagen heeft, ofte, een duysent isser gehangen, de reste is van Godes hant geslagen.
margenootg
2.Corinth. 11.2.
margenoot14
D. ick geve hem het Priesterdom, dat hy dat vredelick ende voorspoedelick erve ende besitte, hy ende sijne nakomelingen, om dat hy my door sijnen yver heeft te vreden gestelt.
margenooth
Psalm 106.31.
margenoot15
Ofte, [te weten] den vrede.
margenoot16
D. een eeuwigh Priesterdom, met een eeuwigh verbont bevestight. Doch verstaet door eeuwigh, tot dat de Messias komt. Siet Hebr. 7.11.
margenoot17
Ia hy wort onder de Koningen der Midianiten gestelt, onder 31.8.
margenooti
Onder 31.2.
margenootk
Apoc. 18.6.
margenoot18
D. die van haerlieder natie was.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken