Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xxviij. Capittel.

Wetten van Offerhanden, die op sekere gesette tijden geoffert moesten worden, vers 1, etc. als van het dagelicks brand-offer, des morgens, 3. met sijn spijs-offer ende sijn dranck-offer, 7. ende des avonts, 8. van des Sabbaths-offer, 9. van ’t brand-offer der nieuwe maenden, 11. met sijn spijs-offer, dranck-offeren, ende sond-offer, 12. van des Paesschen-feests tijt, 16. offerhanden, 19. ende gedurigheyt, 24. Van het Pinckster-feest, ende sijne offerhanden, 26.

1

VOorder sprack de HEERE tot Mose, seggende:

2

Gebiedt den kinderen Israëls, ende seght tot hen; Mijne offerhande, mijne Ga naar margenoot1 spijse voor mijne Ga naar margenoot2 vyer-offeren, Ga naar margenoot3 mijnen lieflicken reucke, sult ghy waer nemen, om my te offeren op sijnen gesetten tijt.

3

Ende ghy sult tot hen seggen: Dit is het vyer-offer, ’t welck ghy den HEERE offeren sult: Ga naar margenoota twee volkomene Ga naar margenoot4 eenjarige lammeren des daeghs, ten Ga naar margenoot5 gedurigen Ga naar margenoot6 brand-offer.

4

Het een lam sult ghy bereyden des morgens; ende het ander lam sult ghy bereyden Ga naar margenoot7 tusschen de twee avonden:

5

Ga naar margenootb Ende een Ga naar margenoot8 tiende deel eener Epha meelbloeme ten Ga naar margenootc Ga naar margenoot9 spijs-offer; gemenght met het vierendeel eenes Ga naar margenootd Ga naar margenoot10 Hins van gestooten olie.

6

’t Is het gedurigh brand-offer, het welcke op den bergh Sinai Ga naar margenoot11 ingestelt was ten lieflicken reucke, een vyer-offer den HEERE.

7

Ende sijn Ga naar margenoot12 dranck-offer sal zijn ’t vierendeel eenes Hins, voor het een lam: in het Ga naar margenoot13 heylighdom sult ghy het dranck-offer des Ga naar margenoot14 stercken drancks, den HEERE Ga naar margenoot15 offeren.

8

Ende dat ander lam sult ghy bereyden tusschen de twee avonden: gelijck het spijs-offer des morgens, ende gelijck sijn dranck-offer sult ghy het bereyden, ten vyer-offer des lieflicken reucks den HEERE.

9

Maer op den Sabbathdagh twee volkomene eenjarige lammeren: ende twee tienden meelbloeme, ten spijs-offer, met olie gemenght, mitsgaders sijn dranck-offer.

10

’t Is het brand-offer des Sabbaths op Ga naar margenoot16 elcken Sabbath: boven het gedurigh brand-offer, ende sijn dranck-offer.

11

Ende in de Ga naar margenoot17 beginselen uwer maenden sult ghy een brand-offer den HEERE offeren: twee Ga naar margenoot18 jonge varren, ende eenen ram, seven volkomene eenjarige lammeren.

12

Ende drie tienden meelbloeme ten spijs-offer, met olie gemenght, tot den eenen varre: ende twee tienden meelbloeme ten spijs-offer, met olie gemenght tot den eenen ram.

13

Ende Ga naar margenoot19 t’elcken een tiende deel meelbloeme ten spijs-offer, met olie gemenght, tot het Ga naar margenoot20 eene lam: het is een brand-offer ten lieflicken reucke, een vyer-offer den HEERE.[kolom]

14

Ende hare dranck-offeren sullen zijn de helft eenes Hins, tot eenen varre, ende een derde deel eenes Hins tot eenen ram, ende een vierendeel eenes Hins van wijn tot een lam: Dat is het brand-offer der nieuwe mane in Ga naar margenoot21 elcke maent, Ga naar margenoot22 na de maenden des jaers.

15

Daer toe sal een geytenbock, ten Ga naar margenoot23 sond-offer den HEERE, boven het gedurigh brand-offer bereyt worden, met sijn dranck-offer.

16

Ga naar margenoote Ende in de eerste maent, op den veertienden dagh der maent; is het Ga naar margenoot24 Paesschen Ga naar margenoot25 den HEERE.

17

Ende op den vijftienden dagh der selver maent is het Feest: seven dagen sullen ongesuerde [brooden] gegeten worden.

18

Op den Ga naar margenootf eersten dagh sal Ga naar margenoot26 eene heylige t’samenroepinge zijn: geen dienstwerck en sult ghylieden doen:

19

Maer ghy sult een vyer-offer, ten brand-offer den HEERE offeren, Ga naar margenoot27 twee jonge varren, ende eenen ram: daer toe seven eenjarige lammeren; volkomen sullen sy u zijn.

20

Ende haer spijs-offer sal zijn, meelbloeme met olie gemenght: drie tienden tot eenen varre, ende twee tienden tot eenen ram sult ghy bereyden.

21

Telcken sult ghy een tiende deel bereyden tot een lam, tot die seven lammeren toe:

22

Daer na eenen bock ten sond-offer, om over u-lieden versoeninge te doen.

23

Behalven het morgen brand-offer, het welcke tot een gedurigh brand-offer is; sult ghy dese dingen bereyden.

24

Achtervolgende dese dingen sult ghy des daeghs, seven dagen langh, de spijse des vyer-offers bereyden ten lieffelicken reucke den HEERE: boven dat gedurigh brand-offer sal het bereyt worden, met sijn dranck-offer.

25

Ende op den sevenden dagh sult ghy eene heylige t’samenroepinge hebben: geen dienstwerck en sult ghy doen.

26

Insgelijcks op den dagh der eerstelingen, als ghy een Ga naar margenoot28 nieuw spijs-offer den HEERE sult offeren Ga naar margenoot29 na uwe weken, sult ghy eene heylige t’samenroepinge hebben: geen dienstwerck en sult ghy doen.

27

Dan sult ghy den HEERE Ga naar margenoot30 een brand-offer, ten lieflicken reucke offeren, twee jonge varren, eenen ram, seven eenjarige lammeren;

28

Ende haer spijs-offer van meelbloeme, met olie gemenght: drie tienden tot eenen varre, twee tienden tot eenen ram.

29

Telcken een tiende tot een lam; tot die seven lammeren toe:

30

Eenen geytenbock; om voor u versoeninge te doen.

31

Behalven het gedurigh brand-offer ende sijn spijs-offer, sult ghyse bereyden: sy sullen u volkomen zijn met hare dranck-offeren.

margenoot1
Hebr. broot. Siet Levit. 3. op vers 11. ende onder vers 24.
margenoot2
Siet Levit. 1. op vers 9.
margenoot3
Siet Genes. 8. op vers 21.
margenoota
Exod. 29.38.
margenoot4
Hebr. sonen eens jaers. alsoo in ’t volgende, als versen 9, 11, 19, 27.
margenoot5
Siet onder vers 6. ende de aenteeck.
margenoot6
Siet Gen. 8. op vers 20. ende Lev. 6. op vers 9.
margenoot7
Dat is, tusschen beyde de eynden des avonts, of tusschen des avonts ingangh ende uytgangh. Den avont nu gingh in, met de negende ure des daeghs, D. drie uren voor den ondergangh der sonne, ende gingh met den selven ondergangh uyt. Die twee eynden des avonts worden twee avonden geheeten, om dat het eerste was het eynde des afgaenden daeghs, ende het andere het begin des aenkomenden nachts. siet oock Exod. 12. op vers 6.
margenootb
Exod. 16.36.
margenoot8
Genaemt in het Hebreeusch Gomer, And. Homer, ofte, Omer. Siet Exod. c. 16. op vers 36. ende Levit. 5. op vers 11. Hier uyt blijckt, als van een, of twee, of drie, etc. deelen meelbloeme gesproken wort, dat het te verstaen zy van de deelen eener Epha.
margenootc
Levit. 2.1.
margenoot9
Siet Lev. 2. op vers 1.
margenootd
Exod. 29.40.
margenoot10
Eene mate van natte waeren, soo by den Hebreen genoemt: van dewelcke siet Levit. 19. op vers 36.
margenoot11
Hebr. gemaeckt. siet van het gedurigh brand-offer Exo. 29. versen 38, 39. etc. ende van de andere offeren, Levit. cap. 23. dewelcke om datse daer na negen en dertigh jaren langh in de woestijne, niet wel onderhouden en zijn geweest, soo heeft Godt de wetten daer van, als sy nu op het intreden des lants van Canaan waren, willen vernieuwen, eensdeels op datse niet meer en souden na gelaten worden, anderdeels op dat hier uyt blijcken soude, dat hy als een genadigh vader, dat volck, niet tegenstaende sijne veelvoudige afwijckingen, noch voor sijn eygendom gehouden heeft, van het welcke hy begeerde gekent, ende gedient te wesen.
margenoot12
Siet Levit. 23. op vers 37.
margenoot13
D. in het voorhof des Tabernakels, op den brand-offer altaer: alsoo oock genoemt 2.Chron. 29.7. siet de aent. aldaer.
margenoot14
Hebr. Schechar. Siet Levit. 10. op vers 9. verstaet wijn, als te sien is onder vers 14. ende Exod. 29.40. ende Lev. 23.13.
margenoot15
Het Hebr. woort beteeckent het offeren van vochtige dingen, als Genes. 35.14. Exod. 30.9.
margenoot16
Hebr. in sijnen Sabbath. Alsoo oock onder vers 14. in sijne maent, voor, in elcke maent.
margenoot17
Hebr. hoofden. Alsoo Exod. 12.2. boven 10.10.
margenoot18
Hebr. de sonen eens runts. Alsoo oock onder versen 19, 27. Siet Levit. 1. op vers 14.
margenoot19
Hebr. een tiende, een tiende. Siet Genes. 7. op vers 2. ende onder versen 21, 29.
margenoot20
D. elck lam. Alsoo onder 29.4. 1.Reg. 10.14. op een jaer, Dat is, op elck jaer, etc.
margenoot21
Hebr. haer maent.
margenoot22
Ofte, door de maenden des jaers, D. ’t welck in ’t begin van elcke maent des jaers geoffert moeste worden.
margenoot23
Siet Levit. 4. op vers 3.
margenoote
Exod. 12.18. ende 23.15. Levit. 23.5.
margenoot24
Siet Levit. 23. op. vers 5.
margenoot25
And. des HEEREN.
margenootf
Levit. 23.7.
margenoot26
Ende volgens, eene heylige by een komste tot den Godesdienst. Hebr. eene t’samenroepinge der heyligheyt, alsoo onder versen 25, 26. Siet Levit. 23. op vers 2.
margenoot27
Hebr. twee sonen des runts.
margenoot28
Siet Levit. 23. op vers 16.
margenoot29
D. na dat de seven weken, van dewelcke wy lesen Lev. 23.15, 16. sullen af geloopen zijn.
margenoot30
Dit offer behoorende tot desen dagh, is te onderscheyden van een ander, daer van te sien is Levit. 23.18. dat diende eygentlick tot de onderhoudinge van de Pincksterdagh: dit quam daer by, om de wijse van de eerstelingen, die den Heere te offeren waren, voor te schrijven; sulcks datse beyde gedaen moesten worden, zijnde het een door het ander niet wech genomen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken