Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xxx. Capittel.

Belofte van genadige verlossinge, ende bekeeringe der Ioden, met aenwijsinge van den oorspronck der heylsame bekeeringe, ende den zegen die daer op volght, vers 1, etc. Roem van de heerlicke openbaringe des Godtlicken woorts, 11. Voorstellinge van leven ende doot, met eene heftige betuyginge ende vermaninge om het leven ende den zegen te verkiesen, 15.

1

VOorts sal het geschieden, wanneer alle dese dingen over u sullen gekomen zijn, Ga naar margenoot1 dese zegen, ofte dese vloeck, die ick u Ga naar margenoot2 voorgestelt hebbe: soo sult ghy het Ga naar margenoot3 weder tot u herte nemen, onder alle volcken, daer henen u de HEERE uwe Godt gedreven heeft:

2

Ende Ga naar margenoot4 ghy sult u bekeeren tot den HEERE uwen Godt, ende sijner stemme gehoorsaem zijn, na alles dat ick u heden gebiede: ghy ende uwe kinderen, met u gantsche herte, ende met uwe gantsche ziele.

3

Ga naar margenoot5 Ende de HEERE uwe Godt sal Ga naar margenoota Ga naar margenoot6 uwe gevangenisse wenden, ende sich uwer ontfermen: ende hy sal u Ga naar margenoot7 weder vergaderen uyt alle de volcken, daer henen u de HEERE uwe Godt verstroyt hadde.

4

Ga naar margenootb Al waren uwe verdrevene Ga naar margenoot8 aen het eynde des hemels; van daer sal u de HEERE uwe Godt vergaderen, ende van daer sal hy u nemen.

5

Ende de HEERE uwe Godt sal u brengen in het lant, dat uwe vaderen erflick beseten hebben, ende ghy sult dat erflick besitten: ende hy sal u wel doen, ende sal u vermenighvuldigen boven uwe vaderen.

6

Ende de HEERE uwe Godt Ga naar margenootc Ga naar margenoot9 sal u herte besnijden, ende het herte uwes zaets: om den HEERE uwen Godt lief te hebben met u gantsche herte, ende met uwe gantsche ziele, Ga naar margenoot10 op dat ghy levet.

7

Ende de HEERE uwe Godt sal alle die vloecken leggen op uwe vyanden, ende op uwe haters, die u vervolght hebben. 8 Ghy dan sult u bekeeren, ende der stemme des HEEREN gehoorsaem zijn: ende ghy sult doen alle sijne geboden, die ick u heden gebiede.

9

Ga naar margenootd Ende de HEERE uwe Godt sal u doen overvloeijen in al het werck uwer hant, in de vrucht uwes buycks, ende in de vrucht uwer beesten, ende in de vrucht uwes lants, ten goede: want de HEERE sal Ga naar margenoot11 weder keeren om sich over u te verblijden ten goede, gelijck als hy sich over uwe vaderen verblijdt heeft:

10

Wanneer ghy der stemme des HEEREN uwes Godts sult gehoorsaem zijn, houdende sijne geboden, ende sijne insettingen, die in dit wetboeck geschreven zijn: wanneer ghy u sult bekeeren tot den HEERE uwen Godt, met u gantsche herte, ende met uwe gantsche ziele.

11

Want dit selve gebodt, het welcke ick u heden gebiede, dat en is van Ga naar margenoote u niet Ga naar margenoot12 verborgen, ende dat en is niet verre.

12

Het en is niet in den hemel: om te seggen; Ga naar margenootf wie sal voor ons ten hemel varen, dat hy het voor ons Ga naar margenoot13 hale, ende ons het selve hooren late, dat wy het doen?

13

Het en is oock niet op gene zijde der zee: om te seggen; wie sal voor ons overvaren aen gene zijde der zee, dat hy het voor ons hale, ende ons het selve hooren late, dat wy het doen?[kolom]

14

Want dit woort is Ga naar margenoot14 seer na by u: in uwen monde, ende in u herte, om dat te doen.

15

Siet ick heb u heden voorgestelt Ga naar margenoot15 het leven, ende het goede: ende den doot, ende het quade.

16

Want ick u heden gebiede, den HEERE uwen Godt lief te hebben, in sijne wegen te wandelen, ende te houden Ga naar margenoot16 sijne geboden, ende sijne insettingen, ende sijne rechten, op dat ghy levet ende vermenighvuldiget, ende de HEERE uwe Godt u zegene in ’t lant, daer ghy na toe gaet om dat te erven.

17

Maer indien u herte sich sal afwenden, ende ghy niet hooren en sult: ende ghy gedreven sult worden, dat ghy u voor andere goden buyget, ende deselve dienet:

18

Soo verkondige ick u-lieden heden, dat ghy Ga naar margenoot17 voorseker sult omkomen: ghy en sult de dagen niet verlengen op het lant, na het welcke ghy over de Iordane zijt henen gaende, om daer in te komen, dat ghy het erflick besittet.

19

Ga naar margenootg Ick Ga naar margenoot18 neme heden tegens u-lieden tot getuygen den hemel ende de aerde; het leven ende den doot heb ick Ga naar margenoot19 u voorgestelt, den zegen ende den vloeck: kiest dan het leven, op dat ghy levet, ghy, ende u zaet;

20

Lief hebbende den HEERE uwen Godt, sijner stemme gehoorsaem zijnde, ende hem aenhangende: want hy Ga naar margenoot20 is u leven ende de lenghte uwer dagen; op dat ghy blijvet in ’t lant, dat de HEERE uwen vaderen, Abraham, Isaac, ende Iacob gesworen heeft, hen te sullen geven.

margenoot1
Eerst de zegen op de gehoorsaemheyt, ende daer na de vloeck op de ongehoorsaemheyt: sulcks dat ghy beyde ondervonden sult hebben.
margenoot2
Hebr. voor u aengesichte gegeven hebbe, als boven 11. vers 26. ende ond. versen 15, 19.
margenoot3
Hebr. doen weder keeren, tot aen, ofte, in u herte. Vergel. bov. c. 4. op versen 29, 30, etc. Aldaer hebt ghy eene gelijcke Prophetie, als hier ende in ’t volgende: And. ende ghy het vveder ter herten sult genomen hebben.
margenoot4
And. ende ghy u bekeert sult hebben.
margenoot5
And. soo sal de HEERE, etc.
margenoota
Nehem. 1.8. Psalm 106.45. Ierem. 32.37.
margenoot6
D. de menighte uwer gevangenen doen weder keeren: alsoo Psalm 68.19. Ephes. 4.8.
margenoot7
Hebr. ende hy sal vveder keeren, ende sal u vergaderen: D. hy sal u weder vergaderen, ofte, hy sal met sijne genade weder keeren, ende u vergaderen, etc.
margenootb
Nehem. 1.9.
margenoot8
Vergel. boven 4. op vers 32.
margenootc
Ierem. 32.39. Ezech. 11.19. ende 36.26.
margenoot9
Dat is, hy sal u door de kracht sijnes Geests verlichten, reynigen ende tot sijnen dienst bequaem maken. Vergel. boven c. 10. op vers 16. alwaer Godt beveelt te doen, het gene hy hier belooft te wercken, dat men ’t konne doen. siet oock bov. 29. vers 4. Alsoo dat hier het verbont der genaden, in Christo bevestight, verhaelt wort.
margenoot10
Hebr. om uvves levens vville.
margenootd
Boven 28.11.
margenoot11
D. sal sich weder verblijden, om u wel te doen, als Ier. 32. vers 41.
margenoote
Iesa. 45.19.
margenoot12
And. te hoogh, te vvonderlick. Siet Gen. 18.14. Deut. c. 17. vers 8. Prov. 30. vers 18. Ier. 32.17. Vergelijckt Rom. 10. versen 6, 7, 8. alwaer d’Apostel desen text past op de leere ende genade des Euangeliums, sonder dewelcke men de geboden des Heeren niet recht verstaen, veel weyniger na deselve Gode behaeghlick leven kan. Vergelijckt boven 29.4. met de aenteeck. aldaer.
margenootf
Rom. 10.6, etc.
margenoot13
Hebr. neme, D. neme ende brenge. Siet Genes. 12. op vers 15. ende soo in het volgende vers.
margenoot14
Als of Mose seyde: Ghy hebt geene excuse van onwetenheyt voor te wenden: dewijle dit woort u-lieden ten vollen verklaert is, ende ghy het dagelicks in den mont hebt, ende genoegh verstaet, wat de HEERE van u eyscht. Vergel. onder 31. op vers 19. waer op dese woorden wijders passen. Siet Rom. 10.8.
margenoot15
Het leven, met allerleijen zegen, soo ghy gehoorsaem zijt: den doot, met mijnen vloeck, soo ghy ongehoorsaem zijt. Gelijck de volgende verssen verklaren.
margenoot16
Siet boven 5. op vers 31.
margenoot17
Hebr. omkomende omkomen.
margenootg
Boven 4.26.
margenoot18
Siet boven 4. op vers 26.
margenoot19
Hebr. voor u aengesicht gegeven.
margenoot20
D. die u ’t leven geeft, onderhoudt, ende verlenght. Vergel. Actor. 17.25, 28.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken