Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xxj. Capittel.

De Israëliten geven den Leviten, door het lot, steden om in te woonen, ende oock de voorsteden daer toe gehoorende, vers 1, etc. Daer na worden in ’t bysonder genoemt de steden, die den kinderen Aarons by lote gevallen zijn, 8. Namen der steden die den Kahathiten gegeven zijn, 20. Als oock den Gersoniten, 27. ende Merariten, 34. Alle de steden, die den Leviten gegeven zijn, waren acht en veertigh, met hare voorsteden, 41. De Israëliten besitten gerustelick het lant Canaan haren vaderen toegeseyt, 43.

1

DOe Ga naar margenoota naderden de Ga naar margenoot1 Hoofden der vaderen der Leviten tot Eleazar den Priester, ende tot Iosua den sone Nun: Ende tot de Hoofden der vaderen der stammen der kinderen Israël.

2

Ende sy spraken tot hen Ga naar margenoot2 te Silo in het lant Canaan, seggende: De HEERE heeft geboden Ga naar margenoot3 door den dienst Mose, Ga naar margenootb dat men ons steden te bewoonen geven soude, ende hare voorsteden voor onse beesten.

3

Daerom gaven de kinderen Israëls den Leviten van haer erfdeel, na den mont des HEEREN, dese steden, ende de voorsteden der selver.

4

Doe gingh het lot uyt voor de huysgesinnen der Kahathiten: ende voor den kinderen Aarons des Priesters, uyt de Leviten, waren van de stamme Iuda, ende van de stamme Simeons, ende van de stamme Benjamins door het lot, Ga naar margenoot4 dertien steden.

5

Ende den overgeblevenen kinderen Kahats vielen by lote van de huysgesinnen der stamme Ephraims, ende van de stamme Dan, ende van de halve stamme Manasse Ga naar margenoot5 tien steden.

6

Ende den kinderen Gersons van de huysgesinnen der stamme Issaschar, ende van de stamme Aser, ende van de stamme Naphthali, ende van de halve stamme Manasse in Basan, by lote Ga naar margenoot6 dertien steden.

7

Den kinderen Merari na hare huysgesinnen, van de stamme Ruben, ende van de stamme Gad, ende van de stamme Zebulon, Ga naar margenoot7 twaelf steden.

8

Alsoo gaven de kinderen Israëls, den Leviten dese steden, ende hare voorsteden, by lote, gelijck de HEERE geboden hadde Ga naar margenoot8 door den dienst Mose.

9

Voorder gaven sy van de stamme der kinderen Iuda, ende van de stamme der kinderen Simeons, dese steden, die men by name noemde:

10

Datse waren der kinderen Aarons van de huysgesinnen der Kahathiten uyt de kinderen Levi: want het eerste lot was hare.

11

Soo gaven sy hen de stadt van Arba des vaders van Ga naar margenoot9 Anok (sy is Hebron) op den bergh Iuda: ende hare Ga naar margenoot10 voorsteden rontom haer.

12

Maer Ga naar margenoot11 het velt der stadt ende hare dorpen, Ga naar margenoot12 gaven sy Caleb den sone Iephunne tot sijne besittinge.

13

Ga naar margenoot13 Alsoo gaven sy den kinderen des Priesters Aarons de vrystadt des dootslagers, Hebron, ende hare voorsteden, ende Ga naar margenoot14 Libna, ende hare voorsteden.

14

Ende Iatthir, ende hare voorsteden, ende Esthemoa, ende hare voorsteden.

15

Ende Cholon, ende hare voorsteden, ende Debir ende hare voorsteden.

16

Ende Ain, ende hare voorsteden, ende Iutta, ende hare voorsteden, ende Ga naar margenoot15 Beth-Semes, ende hare voorsteden: negen steden van dese twee stammen.

17

Ende van de stamme Benjamin, Gibeon ende hare voorsteden: Geba ende hare voorsteden.

18

Ga naar margenoot16 Anathoth, ende hare voorsteden, ende Ga naar margenoot17 Almon, ende hare voorsteden: vier steden.

19

Alle de steden der kinderen Aarons, der Priesteren, waren dertien steden, ende hare voorsteden.

[Folio 101r.\Afscheyt van Ruben, Gad, en half--Manasse]
[fol. 101r.\Afscheyt van Ruben, Gad, en half--Manasse]

20

Den huysgesinnen nu der kinderen Kahats, der Leviten, die over gebleven waren van de kinderen Kahats: die hadden de steden hares lots van de stamme Ephraims.

21

Ende sy gaven hen Sichem eene vrystadt des dootslagers, ende hare voorsteden op den bergh Ephraim: ende Ga naar margenoot18 Gezer, ende hare voorsteden.

22

Ende Kibzaim, ende hare voorsteden, ende Beth Horon, ende hare voorsteden: vier steden.

23

Ende van de stamme Dan, Elteke, ende hare voorsteden: Gibbethon, ende hare voorsteden.

24

Ajalon, ende hare voorsteden, Gath-Rimmon, ende hare voorsteden: vier steden.

25

Ende van de halve stamme Manasse, Thaanach, ende hare voorsteden, ende Gath-Rimmon, ende hare voorsteden: twee steden.

26

Alle de steden voor de huysgesinnen der overiger kinderen Kahats, zijn tiene, met hare voorsteden.

27

Ende den kinderen Gersons van de huysgesinnen der Leviten, van de halve stamme Manasse, de vrystadt des dootslagers, Golan in Basan, ende hare voorsteden, ende Beesthera, ende hare voorsteden: twee steden.

28

Ende van de stamme Issaschar, Kisjon, ende hare voorsteden, ende Dobrath, ende hare voorsteden.

29

Iarmuth, ende hare voorsteden, En-Gannim, ende hare voorsteden: vier steden.

30

Ende van de stamme Aser, Misal ende hare voorsteden, Abdon ende hare voorsteden.

31

Ende Helkath, ende hare voorsteden, ende Rehob ende hare voorsteden: vier steden.

32

Ende van de stamme Naphtali, de vrystadt des dootslagers, Kedes in Galilea, ende hare voorsteden, ende Hammoth-Dor, ende hare voorsteden, ende Kartan, ende hare voorsteden: drie steden.

33

Alle de steden der Gersoniten, na hare huysgesinnen, zijn dertien steden, ende hare voorsteden.

34

Den huysgesinnen nu der kinderen Merari, der overiger Leviten, [wert gegeven] van de stamme Zebulon, Iokneam, ende hare voorsteden: Karta, ende hare voorsteden.

35

Dimna, ende hare voorsteden, Nahalal ende hare voorsteden: vier steden.

36

Ende van de stamme Ruben, Bezer, ende hare voorsteden: ende Iaza, ende hare voorsteden.

37

Kedemoth ende hare voorsteden, ende Mephaath, ende hare voorsteden: vier steden.

38

Van de stamme Gads nu, de vrystadt des dootslagers, Ramoth in Gilead, ende hare voorsteden: ende Mahanaim, ende hare voorsteden.

39

Hesbon, ende hare voorsteden, Iaëzer, ende hare voorsteden: alle die steden zijn viere.

40

Alle die steden waren der kinderen Merari na hare huysgesinnen, die noch overigh waren van de huysgesinnen der Leviten: ende haer lot was twaelf steden.

41

Alle de steden der Leviten in’t midden der erffenisse der kinderen Israëls; Ga naar margenoot19 waren acht en veertigh steden, ende hare voorsteden.

42

Dese steden waren Ga naar margenoot20 elck met hare voorsteden rontom haer: alsoo was het met alle die steden. [kolom]

43

Alsoo gaf de HEERE Ga naar margenoot21 Israël ’t gantsche lant, dat hy gesworen hadde haren vaderen te geven: ende sy be-erfden ’t, ende woonden daer in.

44

Ende de HEERE gaf haer ruste rontom, na alles dat hy haren vaderen gesworen hadde: ende Ga naar margenoot22 daer en bestont niet een man van alle hare vyanden voor haer aengesichte, alle hare vyanden gaf de HEERE in hare hant.

45

Daer en viel niet een woort van alle de goede woorden die de HEERE gesproken hadde tot den huyse Israëls: het quam al te mael.

margenoota
1.Chro. 6.54, etc.
margenoot1
D. Overste over de geslachten der Leviten, welcker drie waren, T.w. de Kahathiten, Gersoniten, ende Merariten.
margenoot2
Alwaer opgericht was, de Arke des verbonts, ende de Tente der t’samenkomste.
margenoot3
Hebr. door de hant Mosis. Alsoo oock vers 8.
margenootb
Num. 35.2, etc.
margenoot4
Van dewelcke breeder gesproken wort ond. vers 11, etc.
margenoot5
Siet hier van breeder ond. vers 20.
margenoot6
Waer van breeder gesproken wort onder vers 27. etc.
margenoot7
Van dese twaelf steden siet onder vers 34. etc.
margenoot8
Hebr. door de hant Mose, als bov. vers 2.
margenoot9
Anders Enak, Iosu. 15.13.
margenoot10
D. ackeren ende weyden, die dichte voor de steden lagen.
margenoot11
T.w. 2000 ellen verre van de stadt. siet Num. 35.5.
margenoot12
Siet bov. 14.14.
margenoot13
In het naem-register deser hier onder genoemder steden, ende het register der selver, 1.Chron. cap. 6. vers 57. vint men somtijts eenigh verschil in sommige namen der steden: Dit komt daer by, dat sommige namen der steden met lanckheyt van tijden verandert zijn: oock zijnder eenige steden, die meer dan eenen name gehadt hebben.
margenoot14
Siet Ios. 10.29.
margenoot15
Siet van dese stadt, 2.Reg. 14. op vers 11.
margenoot16
Hier is de Propheet Ieremia geboren, Ierem. 1.1.
margenoot17
Dese stadt wort oock genoemt Allemeth, beyde beteeckent het jonckheyt. Sy wort oock, 2.Sam. 3.16. genoemt Bachurim, ’t welck het selve beteeckent.
margenoot18
Siet Iudic. 1. vers 29.
margenoot19
De stamme Levi was de kleynste onder alle de stammen der Israëliten, want in deselve en zijn maer getelt drie en twintigh duysent mannen, Num. 26. vers 62. Hoe komt het dan, dat andere stammen, die meer dan noch eens soo groot van menschen waren, maer 12, of 16, of 19, of 20 steden gehadt en hebbben, ende de stamme Levi 48 steden? De antwoorde is dese, Dat niet alle de steden der anderer stammen genoemt en worden: maer alle der Leviten steden worden genoemt: Ten anderen, soo en mochten de Leviten nergens, dan in steden woonen, maer wel d’andere stammen, derhalven behoefden de Leviten meer steden dan d’andere stammen.
margenoot20
Hebr. stadt stadt.
margenoot21
D. den kinderen Israëls.
margenoot22
Dat is, niemant konde de kinderen Israëls tegenstant doen, ofte beschadigen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken