Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het Eerste Capittel.

Elkana gaet jaerlicks op tot het feest te Silo, met sijne beyde wijven, vers 1, etc. welcker eene, genoemt Hanna, onvruchtbaer was, 5. De andere, namelick Peninna, verwijt Hanna, hare onvruchtbaerheyt, 6. Daerom bidt Hanna den Heere vyerighlick om eenen sone, dien sy belooft den Heere tot sijnen dienste te geven, 10. De Priester Eli meynende dat sy dronken was, bestraftse, 12. Maer zijnde van haer beter berichtt, 15. vertroost hyse, 17. Sy keert weder na huys met Elkana, 18. Sy wert bevrucht, 19. ende baert Samuel, 20. Als sy hem opgequeeckt hadde, eygent sy hem teenemael tot den dienst des Heeren, gelijck sy belooft hadde, 24.

1

DAER was een man van Ga naar margenoot1 Ramathaim Ga naar margenoot2 Zophim, van het geberghte Ga naar margenoot3 Ephraims, wiens name was Ga naar margenoota Elkana, een sone Ierochams des soons Elihu, des soons Tochu, des soons Zuph, een Ga naar margenoot4 Ephrathiter.

2

Ende hy hadde twee wijven, de name van de eene was Hanna, ende de name van [kolom] d’andere was Peninna: Peninna nu hadde kinderen, maer Hanna en hadde geene kinderen.

3

Ga naar margenootb Dese man nu gingh opwaerts uyt sijne stadt Ga naar margenoot5 van jaer tot jaer, om aen te bidden, ende om te offeren den HEERE der heyrscharen te Ga naar margenoot6 Silo, ende aldaer waren Ga naar margenoot7 Priesters des HEEREN Hophni ende Pinehas, de twee sonen Eli.

4

Ende het geschiedde op dien dagh als Elkana Ga naar margenoot8 offerde, soo gaf hy aen Peninna sijne huysvrouwe, ende alle hare sonen ende hare dochteren, Ga naar margenoot9 deelen.

5

Maer Hanna gaf hy een Ga naar margenoot10 aensienlick deel, want hy hadde Hanna Ga naar margenoot11 lief, Ga naar margenoot12 doch de HEERE hadde hare baermoeder toegesloten.

6

Ende Ga naar margenoot13 hare tegenpartijdige terghdese oock met terginge, Ga naar margenoot14 om haer te vergrimmen, om dat de HEERE hare baermoeder toegesloten hadde.

[Folio 117v\Hanna bidt, en wort verhoort. Lofsangh Hannae.]
[fol. 117v\Hanna bidt, en wort verhoort. Lofsangh Hannae.]

7

Ende Ga naar margenoot15 alsoo dede Ga naar margenoot16 hy jaer op jaer: van dat Ga naar margenoot17 sy opgingh tot het huys des HEEREN, Ga naar margenoot18 soo terghde sy haer alsoo: daerom weende sy, ende Ga naar margenoot19 en att niet.

8

Doe seyde Elkana haer man; Hanna waerom weent ghy? ende waerom en eet ghy niet? ende waerom is u herte qualick gestelt? Ga naar margenootc ben ick u niet beter dan tien sonen?

9

Doe stont Hanna op na dat Ga naar margenoot20 [hy] gegeten, ende na dat [hy] gedroncken hadde te Silo; (ende Eli de Priester satt op eenen stoel by eenen post Ga naar margenoot21 des Tempels des HEEREN.)

10

Sy dan Ga naar margenoot22 van ziele bitterlick bedroeft zijnde, soo badt sy tot den HEERE, ende Ga naar margenoot23 sy weende seer.

11

Ende sy Ga naar margenoot24 beloofde een gelofte, ende seyde, HEERE der heyrscharen, Ga naar margenoot25 soo ghy een mael Ga naar margenoot26 de elende uwer dienstmaeght aen siet, ende mijner gedenckt, ende uwer dienstmaeght niet en vergeett, maer geeft uwer dienstmaeght Ga naar margenoot27 een mannelick zaet: soo sal ick dat den HEERE Ga naar margenoot28 geven alle de dagen sijns levens, ende Ga naar margenoot29 daer en Ga naar margenootd sal geen scheermes op sijn hooft komen.

12

Het geschiedde nu Ga naar margenoot30 als sy even seer bleef biddende voor ’t aengesichte des HEEREN, soo gaf Eli acht op haren mont.

13

Want Hanna sprack in haer herte, alleenlick roerden sich hare lippen, maer hare stemme en wert niet gehoort: daerom hielt Eli haer voor droncken.

14

Ende Eli seyde tot haer: Hoe lange sult ghy u droncken aenstellen? Ga naar margenoot31 Doet uwen wijn van u.

15

Doch Hanna antwoordde ende seyde, Neen mijn heere, ick ben een vrouwe Ga naar margenoot32 beswaert van geeste, ick en hebbe noch wijn noch stercken drank gedroncken; maer ick hebbe Ga naar margenoot33 Ga naar margenoote mijn ziele uytgegoten voor het aengeschichte des HEEREN.

16

Achtt Ga naar margenoot34 doch uwe dienstmaecht niet voor Ga naar margenoot35 eene dochter Belials: want ick hebbe tot nu toe gesproken uyt de veelheyt mijner gedachten ende mijnes verdriets.

17

Doe antwoordde Eli ende seyde, Gaet henen in vrede: ende de Godt Israëls Ga naar margenoot36 sal uwe bede geven, die ghy van hem gebeden hebt.

18

Ende sy seyde, Ga naar margenoot37 Laet uwe dienstmaeght genade vinden in uwe oogen: alsoo gingh die vrouwe hares weeghs, ende Ga naar margenoot38 sy att, ende Ga naar margenoot39 haer aengesichte en was haer [soodanigh] niet meer.

19

Ende sy stonden des morgens vroegh op, ende sy Ga naar margenoot40 baden aen voor het aengesichte des HEEREN, ende sy keerden weder, ende quamen tot haer huys Ga naar margenoot41 te Rama: ende Elkana Ga naar margenoot42 bekende sijne huysvrouwe Hanna, ende de HEERE Ga naar margenoot43 gedacht aen haer.

20

Ende het geschiedde na verloop van dagen, dat Hanna bevrucht wert, ende baerde eenen sone, ende sy noemde sijnen name Samuel: want [seyde sy] ick hebbe hem van den HEERE gebeden.

21

Ende die man Elkana Ga naar margenoot44 toogh op met sijn gantsche huys, Ga naar margenoot45 om den HEERE te offeren Ga naar margenoot46 het jaerlicksche offer, ende sijn gelofte.

22

Doch Ga naar margenoot47 Hanna en toogh niet op, maer sy seyde tot haren man, Als de jonge gespeent is, dan sal ick hem brengen, dat hy voor het aengesichte des HEEREN verschijne, ende blijve daer tot Ga naar margenoot48 in eeuwigheyt.

23

Ende Elkana haer man seyde tot haer, Doet dat goet is in uwe oogen, blijft tot dat ghy hem sult gespeent hebben: de HEERE bevestige maer sijn woort: Alsoo bleef de vrouwe, ende zooghde haren sone, tot dat sy hem speende. [kolom]

24

Ga naar margenootf Daer na, als sy hem gespeent hadde, bracht sy hem met haer opwaerts, met drie varren, ende Ga naar margenoot49 een Epha meels, ende een flessche met wijn, ende sy bracht hem in het huys des HEEREN tot Silo: ende het jonghsken was [seer] jongh.

25

Ende sy slachteden een varre: Alsoo brachten sy het kint tot Eli.

26

Ende sy seyde, Och mijn heere, Ga naar margenoot50 [soo waerachtich als] uwe ziele leeft, mijn heere, ick ben die vrouwe, die hier by u stont om den HEERE te bidden.

27

Ick badt om dit kint, ende de HEERE heeft my mijne bede gegeven, die ick van hem gebeden hebbe.

28

Daerom hebbe ick hem oock den HEERE Ga naar margenoot51 over gegeven Ga naar margenoot52 alle de dagen die hy wesen sal, hy is van den HEERE gebeden: ende Ga naar margenoot53 hy badt aldaer den HEERE aen.

margenoot1
Dit woort staet in het Hebr. in ’t getal van twee, als of men seyde tweevoudigh Rama, om dat dese stadt (soo men meynt) in tween is verdeylt geweest. Sy wort Matth. 27.57. genoemt Arimathea.
margenoot2
D. der Zophiten, ofte der inwoonderen des lants Zuph, daer van gesproken wort onder 9.5.
margenoot3
Hier mede wort dese stadt onderscheyden van Rama in Benjamin, ende van Rama in de stamme Naphtali, ende andere steden meer die Rama genoemt worden.
margenoota
1.Chron. 6.26, 27.
margenoot4
Anders, een Ephraimiter, als Iudic. cap. 12. vers 5. Dat is, eener die in ’t lant van Ephraim geboren is: doch van afkomste was hy uyt de stamme Levi, 1.Chron. 6.27.
margenootb
Exod. 23.14. Deut. 16.16.
margenoot5
Hebr. van dagen tot dagen. ’t Hebr. woort Iamim wort in de H. Schrift dickwils voor jaren gebruyckt, ende hier wort gesproken van de drie jaerlickse Feestdagen der Ioden. siet Lev. 25.29.
margenoot6
Alwaer de Tabernakel was, Ios. 18.1.
margenoot7
T.w. onder haren vader Eli, die Hoogepriester was.
margenoot8
T.w. danck-offer, daer van de gene die het offerde, sijn deel hadde, ’t welck hy met sijn huysgesin eten mocht.
margenoot9
T.w. van den offer. siet Deut. 12.12. ende 16.11.
margenoot10
Dat schoon ende heerlick was aen te sien. Hebr. een stuck van tvvee aensichten. Dese beleeftheyt dede Elkana sijnen wijve Hannae, om haer daer mede te vermaken.
margenoot11
Dat is, sonderlinge lief, liever dan hy Peninna hadde. Siet diergelijcke exempel Genes. cap. 29. vers 30.
margenoot12
Siet Genes. 20.18.
margenoot13
Te weten, Peninna, die haer misgunstigh was. Siet Levit. 18.18.
margenoot14
Anders, dewijle sy donderde, Dat is, met ongestuymige woorden uytvoer.
margenoot15
T.w. gelijck versen 4, 5. verhaelt wort.
margenoot16
T.w. Elkana.
margenoot17
T.w. Hanna.
margenoot18
De sin deser woorden is, Dat Peninna Hannam heeft geterght, beroert, ende tot toorn verweckt.
margenoot19
D. sy at seer weynigh.
margenootc
Ruth 4.15.
margenoot20
T.w. Elkana, want het schijnt dat sy of niet, of weynigh gegeten heeft.
margenoot21
D. des Tabernakels, want te deser tijt was de Tempel noch niet gebouwt.
margenoot22
Hebr. bitter van ziele. Vergel. Iud. 18. op vers 25.
margenoot23
Hebr. sy weende weenende.
margenoot24
T.w. met kennisse ende believen hares mans: want andersins was der vrouwen belofte krachteloos. siet Num. 30.8.
margenoot25
Hebr. indien ghy siende siet.
margenoot26
Aldus noemt sy hare onvruchtbaerheyt. siet Gen. 29.32.
margenoot27
Hebr. een zaet der mannen, D. eenen sone.
margenoot28
D. toe-eygenen tot uwen dienste.
margenoot29
D. hy sal een Nazireer zijn. Siet Num. 6.5.
margenootd
Iudic. 13.5.
margenoot30
Hebr. vermenighvuldighde te bidden.
margenoot31
D. leght u slapen, op dat ghy den wijn verteert ende uytslaept.
margenoot32
Hebr. hart van geeste, of gemoede.
margenoot33
D. mijnes herten noot ende benauwtheyt.
margenoote
Psalm 62.9.
margenoot34
Hebr. en stelt uwe dienstmaegt niet voor een dochter Belials.
margenoot35
Siet Deut. 13. vers 13.
margenoot36
Of, geve u uwe bede.
margenoot37
Met dese woorden begeert sy, dat Eli voor haer Godt den Heere voortaen wille bidden.
margenoot38
Want de woorden Eli hadden haer verquickt.
margenoot39
Hebr. haer aengesichte en was haer niet meer, T.w. dat droeve aengesichte het welck sy te voren gehadt hadde.
margenoot40
Siet Genes. 24. op vers 26. alsoo ond. vers 28.
margenoot41
Vers 1. te Ramathaim.
margenoot42
D. besliep, als Genes. 4.1.
margenoot43
D. hy liet metter daet blijcken, dat hy haer gebedt verhoort hadde.
margenoot44
T.w. na Silo, als boven vers 3.
margenoot45
T.w. ’t gene hy belooft hadde den Heere te offeren, tot een teecken der danckbaerheyt, dat de Heere hem eenen sone van sijne huysvrouwe Hanna gegeven hadde, ofte om sijne ende sijner vrouwen belofte, aengaende het kint, te volbrengen.
margenoot46
Hebr. het offer der dagen, D. het welck op de sekere feestdagen alle jare geoffert wiert.
margenoot47
Den vrouwen en was niet bevolen alle jaer op te trecken (hoewel sy het wel mochten, ende somtijts oock plachten te doen) maer den mannen alleen, Exod. 23. vers 17.
margenoot48
D. sijn leve dage. siet boven vers 11. ende onder vers 28.
margenootf
Luce 2.41.
margenoot49
Siet Exod. 16. vers 36. ende Lev. 5. vers 11.
margenoot50
D. soo waerachtigh als ghy leeft.
margenoot51
Anders, geleent, T.w. om in den Tabernakel te dienen.
margenoot52
And. alle de dagen die hy wesen sal, sal hy den Heere gegeven zijn.
margenoot53
T.w. Samuel, ofte Eli, ofte oock Elkana ende Hanna.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken