Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het viij. Capittel.

Samuel stelt sijn sonen tot Richters over Israël, vers 1, etc. hare namen, 2. Sy en zijn niet oprecht in de bedieninge hares ampts, 3. Daerom begeert het volck eenen Koningh, 4. Dit mishaeght Samuel, hy draeght het den Heere voor, 6. Het mishaeght oock den Heere, doch beveelt dat hy ’t volck sal hooren, 7. Ende dat hy het selve sal voordragen de harde regeeringe der Koningen, 9. ’t welck Samuel doet, 10, 11, etc. Doch het volck blijft vaste by sijn vorige begeerte, 19. Godt beveelt Samuel, dat men het volck hare begeerte inwillige, 22. [kolom]

1

’t GEschiedde nu, doe Samuel oudt geworden was, soo stelde hy sijne sonen tot Ga naar margenoot1 Richters over Israël.

2

Sijnes eerstgeborenen soons name nu was Ga naar margenoot2 Ioël, ende de name sijnes tweeden was Abia, sy waren Richters te Ga naar margenoot3 Berseba.

3

Doch sijne sonen en wandelden niet in sijne wegen, maer sy neyghden haer Ga naar margenoot4 tot Ga naar margenoota de gierigheyt, ende namen geschencken, ende Ga naar margenoot5 bogen het recht.

4

Doe vergaderden sich alle Oudtste van Israël: ende sy quamen tot Samuel te Rama:

5

Ende sy seyden tot hem, Siet Ga naar margenoot6 ghy zijt oudt geworden, ende uwe sonen en wandelen niet in uwe wegen: Ga naar margenootb soo settet nu eenen Koningh over ons, om ons Ga naar margenoot7 te richten, gelijck Ga naar margenoot8 alle de volckeren [hebben].

6

Maer Ga naar margenootc Ga naar margenoot9 dit woort was quaet in de oogen Samuels, als sy seyden, Geeft ons eenen Koningh, om ons te richten: ende Samuel Ga naar margenoot10 badt den HEERE aen.

7

Doch de HEERE seyde tot Samuel, Ga naar margenoot11 Hoort na de stemme des volcks in alles dat sy tot u seggen sullen: want sy en hebben Ga naar margenoot12 u niet verworpen, maer sy hebben Ga naar margenoot13 my verworpen, Ga naar margenoot14 dat ick geen Koningh over haer sal zijn.

8

Nae alle de wercken die sy gedaen hebben, van dien dagh af doe ickse uyt Egypten geleyt hebbe tot op desen dagh toe, ende hebben my verlaten, ende andere goden gedient: alsoo doen sy u oock.

9

Hoort dan nu na hare stemme: doch als ghy haer op het Ga naar margenoot15 hooghste sult betuyght hebben, soo sult ghy hen te kennen geven Ga naar margenoot16 de wijse des Koninghs, die over hen regeeren sal.

10

Samuel nu seyde alle de woorden des HEEREN den volcke aen, ’t welck eenen Koningh van hem begeerde.

11

Ende seyde, dit sal des Koninghs wijse zijn, die over u regeeren sal: Hy sal uwe sonen Ga naar margenoot17 nemen, dat hyse sich stelle tot sijnen wagen, ende tot sijne ruyteren, dat sy voor sijnen wagen henen loopen.

12

Ende dat hyse sich stelle tot Overste der duysenden, ende tot Overste der vijftigen: ende dat sy sijnen Ga naar margenoot18 acker ploegen, ende dat sy sijnen oogst oogsten, ende dat sy sijne krijghswapenen maken, mitsgaders sijn wagentuygh.

13

Ende uwe dochteren sal hy nemen tot Apotekerssen, ende tot Ga naar margenoot19 keuken-maeghden, ende tot backsters.

14

Ende uwe ackers, ende uwe wijngaerden, ende uwe olijfgaerden, die de beste zijn, sal hy nemen, ende salse sijnen Ga naar margenoot20 knechten geven.

15

Ende Ga naar margenoot21 u zaet, ende uwe wijngaerden sal hy vertienen, ende hy salse sijnen Ga naar margenoot22 hovelingen, ende sijnen knechten geven.

16

Ende hy sal uwe knechten, ende uwe dienstmaeghden, ende uwe beste jongelingen, ende uwe ezelen nemen: ende hy sal sijn werck daer mede doen.

17

Hy sal uwe kudde vertienen: ende ghy sult hem tot knechten zijn.

18

Ghy sult wel te dien dage roepen, van wegen uwen Koningh, dien ghy u sult verkoren hebben: maer de HEERE en sal u te dien dage niet verhooren.

19

Doch het volck weygerde Samuels

[Folio 120v\Saul komt tot Samuel.]
[fol. 120v\Saul komt tot Samuel.]

stemme te hooren: ende sy seyden, Ga naar margenoot23 Neen, maer daer sal een Koningh over ons zijn.

20

Ende wy sullen oock zijn gelijck alle de volckeren: ende onse Koningh sal ons richten, ende hy sal voor onse aengesichten uytgaen, ende hy sal onse krijgen voeren.

21

Als Samuel alle de woorden des volcks gehoort hadde, soo sprack hy deselve voor de ooren des HEEREN.

22

De HEERE nu seyde tot Samuel, Hoort na hare stemme, ende stelt hen eenen Koningh: doe seyde Samuel tot de mannen van Israël, Ga naar margenoot24 Gaet henen, een yegelick na sijne stadt.

margenoot1
Verstaet dit alsoo, dat hy nochtans selve Overrichter gebleven is, als het vervolgh uytwijst.
margenoot2
Anders, Vaschni, 1.Chron. 6.28. wiens sone een sanghmeester geweest is, met namen Heman, 1.Chron. 6.33.
margenoot3
D. hebbende te Berseba hare woonplaetse, ende daer het Richter-ampt oeffenende.
margenoot4
Hebr. achter, of, na.
margenoota
Exod. 18.21. Deuter. 16.19.
margenoot5
And. verkeerden.
margenoot6
Ende derhalven en kondt ghy de landen ende steden niet meer doorreysen, gelijck ghy tot noch toe gedaen hebt.
margenootb
Hos. 13.10. Actor. 13.21.
margenoot7
D. te regeeren, te weten, met Konincklicke authoriteyt.
margenoot8
D. meest alle, want daer waren oock eenige onder de Heydensche natien, die geen Koningen, maer Vorsten hadden.
margenootc
1.Sam. 12.17.
margenoot9
Want het quam Godt alleene toe sulck eene forme van regeeringe over sijn volck te stellen, als het hem beliefde: Maer ’t en betaemde het volck niet dit te doen uyt hooghmoedt, of eergierigheyt, of misvertrouwen, ofte andere insichten, sonder den Heere raet te vragen, siet vers 7.
margenoot10
Om te weten, hoe hy sich in dese sake dragen soude, ende of hy de begeerte des volcks soude inwilligen, ofte niet.
margenoot11
Dit heeft de Heere in toorne geseyt, gelijck Hoseas betuyght, Cap. 13. vers 11.
margenoot12
D. u niet alleen: want sy hebben Samuel oock verworpen, als oock te sien is vers 8. Siet gelijcke maniere van spreken Genes. 32.28.
margenoot13
Eensdeels, om dat sy my niet langer voor haren eenigen Koningh hebben willen kennen, maer eenen anderen onder ofte neffens my hebben, siet onder c. 12. versen 12, 19. Anderdeels, om dat sy dat mijner Goddelicker voorsichtigheyt niet en hebben bevolen, wat forme van regeeringe dat hen best diende.
margenoot14
Hebr. van over haer te regeeren.
margenoot15
Hebr. betuygende sult betuyght hebben.
margenoot16
Of, maniere, als bov. 2.13. ond. 27. vers 11. 2.Reg. 17. versen 33, 34, 40, etc. D. hoe de Koningh die over haer regeeren sal, haer sal tracteeren: Of, hoe de Koningen gemeenlick met hare ondersaten omme gaen. Het woort Mischphat en beduydt hier geen recht: want indien de Koningen dit alles dat hier volght, mochten doen, soo en heeft Achab niet gesondight, als hy Naboth sijn lant ontweldighde. Annoteert dit oock op vers 11. Godt geeft den Koningen een ander recht als hier verhaelt wort, Deuter. 17.15. Samuel heeft daer na het ware recht des Koninghs verhaelt ende beschreven, 1.Sam. 10.25.
margenoot17
T.w. met gewelt.
margenoot18
Hebr. eygentl. sijne ploeginge.
margenoot19
Hebr. slachterschen.
margenoot20
Verstaet hier Raetsheeren, Amptlieden, etc. niet sulcke knechten, die dienstbare wercken deden, als versen 16, 17.
margenoot21
Hebr. uvve zaden. Dat is, al u zaet.
margenoot22
Siet de beteeckenisse deses woorts in de aenteeckeninge op Genes. cap. 37. vers 36.
margenoot23
Verst. hier by, uwe vermaninge en sal ons voornemen niet doen veranderen.
margenoot24
Als of hy seyde, Gaet voor dit mael henen, ick sal my over dese sake naerder bedencken, ende Godt vragen, wien hy u tot eenen Koningh geven sal.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken