Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het vij. Capittel.

De Arke wort gevoert ende gestelt te Kiriath-Iearim, vers 1, etc. Samuel vermaent het volck tot bekeeringe ende wechdoeninge der afgoden, 3. De Israëliten gehoorsamen hem, 4. vast ende biddagh, 6. De Philistijnen meenen d’Israëliten te overvallen: de Israëliten zijn bevreest, 7. Samuel offert ende biddet den Heere voor Israël, hy, ende het volck worden verhoort, 9. De Heere verschrickt de Philistijnen met donder, ende sy worden geslagen, 10. Samuel richtt eenen gedencksteen op te Mizpa, ter gedachtenisse dier victorie, 12. De hant des Heeren was tegen de Philistijnen, soo lange als Samuel leefde, 13. De Israëliten krijgen die steden weder, die de Philistijnen haer afgenomen hadden, 14. Samuel doorgaet ende besoeckt alle de steden des lants, 16. ende keert weder na Rama, 17.

1

DOe quamen de mannen van Ga naar margenoot1 Kiriath-Iearim, ende haelden de Arke des HEEREN op, Ga naar margenoota ende sy brachtense in ’t huys Abinadabs Ga naar margenoot2 op den heuvel: ende sy Ga naar margenoot3 heylighden sijnen sone Eleazar, dat hy de Arke des HEEREN bewaerde.

2

Ende het geschiedde, van dien dagh af, dat de Arke [des Heeren] te Kiriath-Iearim bleef, ende de dagen werden vermenighvuldight, ende het werden twintigh jaren: ende het gantsche huys Israëls Ga naar margenoot4 klaeghde den HEERE achter na.

3

Doe sprack Samuel tot den gantschen huyse Israëls, seggende: Indien ghylieden u met u gantsche herte tot den HEERE bekeert, soo doet Ga naar margenoot5 de vreemde goden uyt het midden van u wech, oock de Ga naar margenoot6 Astharots: ende Ga naar margenootb richtet u herte tot den HEERE, ende dient hem alleen, soo sal hy u uyt de hant der Philistijnen rucken.

[Folio 120r\Samuel offert. VVijse der Koningen.]
[fol. 120r\Samuel offert. VVijse der Koningen.]

4

De kinderen Israëls nu deden de Ga naar margenoot7 Baalims ende de Astharots wech, ende sy dienden den HEERE alleene.

5

Voorder seyde Samuel, Vergadert het gantsche Israël na Ga naar margenoot8 Mizpa: ende ick sal den HEERE voor u bidden.

6

Ende sy werden vergadert te Mizpa, ende sy schepten water, ende Ga naar margenoot9 goten het uyt voor het aengesichte des HEEREN, ende sy vasteden te dien dage, ende seyden aldaer, Wy hebben tegen den HEERE gesondight: Alsoo Ga naar margenoot10 richtede Samuel de kinderen Israëls te Mizpa.

7

Doe de Philistijnen hoorden, dat de kinderen Israëls sich vergadert hadden te Mizpa, Ga naar margenoot11 soo quamen de Overste der Philistijnen op tegen Israël: Als de kinderen Israëls [dat] hoorden, soo vreesden sy Ga naar margenoot12 voor het aengesichte der Philistijnen.

8

Ende de kinderen Israëls seyden tot Samuel, En Ga naar margenoot13 swijght niet van onsent wege, dat ghy niet en soudt roepen tot den HEERE onsen Godt, op dat hy ons verlosse uyt de hant der Philistijnen.

9

Doe nam Samuel een Ga naar margenoot14 melck-lam, ende Ga naar margenoot15 hy offerde het geheel den HEERE ten brand-offer: ende Samuel riep tot den HEERE voor Israël, ende de HEERE Ga naar margenoot16 verhoorde hem.

10

Ende het geschiedde, doe Samuel dat brand-offer offerde, soo quamen de Philistijnen aen ten strijde tegen Israël: ende de HEERE donderde te dien dage met eenen grooten Ga naar margenoot17 donder over de Philistijnen, ende Ga naar margenootc hy verschricktese, soo dat sy verslagen wierden voor het aengesichte Israëls.

11

Ende de mannen Israëls togen uyt van Mizpa: ende vervolghden de Philistijnen: ende sy sloegense tot onder Bethcar.

12

Samuel nu nam eenen steen, ende stelde [dien] tusschen Mizpa, ende tusschen Ga naar margenoot18 Sen, ende hy noemde diens name Ga naar margenoot19 Ga naar margenootd Eben-Haëzer: ende hy seyde, Tot hier toe heeft ons de HEERE geholpen.

13

Alsoo werden de Philistijnen vernedert, ende Ga naar margenoot20 en quamen Ga naar margenoot21 niet meer Ga naar margenoot22 in de lantpalen Israëls: want de hant des HEEREN was tegen de Philistijnen alle de dagen van Samuel.

14

Ende de steden welcke de Philistijnen van Israël genomen hadden, quamen weder aen Israël, van Ekron tot Gath toe, oock ruckte Israël der selver lantpale uyt de hant der Philistijnen: ende Ga naar margenoot23 daer was vrede tusschen Israël ende tusschen Ga naar margenoot24 de Amoriten.

15

Samuel nu Ga naar margenoot25 richtte Israël Ga naar margenoot26 alle de dagen sijnes levens.

16

Ende hy toogh van jaer tot jaer, ende gingh rontom na Ga naar margenoot27 Beth-el, ende Gilgal, ende Mizpa: ende hy richtte Israël in alle die plaetsen.

17

Doch hy Ga naar margenoot28 keerde weder na Ga naar margenoot29 Rama, want Ga naar margenoote daer was sijn huys, ende Ga naar margenoot30 daer richtte hy Israël, ende hy bouwde aldaer den HEERE eenen altaer.

margenoot1
Siet van dese stadt de aenteeck. op Iudic. 18.12.
margenoota
2.Sam. 6.4.
margenoot2
And. te Gibea.
margenoot3
D. wijeden, ofte verordineerden hem tot eenen heyligen dienst.
margenoot4
Anders, suchteden tot den Heere, T.w. doe sy van de Philistijnen hart gedruckt wierden. siet onder vers 3.
margenoot5
Hebr. de goden des vreemden. Hy verstaet de afgoden van de vreemde, ofte uytlantsche volckeren, die rontom haer lagen.
margenoot6
Siet Iudic. 2. vers 13.
margenootb
Deut. 6.13. ende 10.20. Matth. 4.10. Luce 4.8.
margenoot7
Siet Iud. 2.11. Baalim is een mannelicke name: maer Astaroth is een vrouwelicke name: Soo dat hier gesproken wort van de afgoden ende afgodinnen der Heydenen.
margenoot8
Hier plechten de Israëliten hare lantsvergaderingen te houden. siet Iud. 20.1. Samuel heeft goet gevonden het volck hier by een te roepen, op dat hy voor haer, ende sy te gelijcke met hem den Heere soude bidden.
margenoot9
Tot een teecken, dat sy hare herten, (van sonden gewasschen ende gereynight zijnde) uytgoten voor den Heere. Siet dergelijcke 1.Sam. 1.15. De sin is, Sy riepen den Heere van herten aen om verlossinge: Daer toe was oock haer vasten gehoorende.
margenoot10
D. hy regeerdese, ende hy brachtse door sijne goede vermaninge tot bekeeringe. Siet d’aent. op Iudic. 2.16.
margenoot11
T.w. met heyrkracht, als blijckt vers 10.
margenoot12
D. van de komste. Siet de aent. op Genes. 36.6.
margenoot13
Of, En laet niet af, en houdt u niet stille van ons, van te roepen, etc. siet Iob cap. 13. op vers 13.
margenoot14
D. een jonck lam, dat noch sijnes moeders melck zoogh.
margenoot15
Hy selfs, of door eenen Priester.
margenoot16
Of, antvvoordde hem.
margenoot17
Hebr. stemme.
margenootc
Iosu. 10.10.
margenoot18
D. den tant, ende door gelijckenisse, een rotze, die als een tant scherp uytsteeckt, als 1.Sam. cap. 14. versen 4, 5.
margenoot19
D. helpsteen, of, steen der hulpe.
margenootd
1.Sam. 4.1.
margenoot20
Hebr. sy voeren niet meer voort te komen, T.w. met heyrlegers, om Israël eenige steden af te nemen: maer sy hadden ende hielden noch hare guarnisoenen ende soldaten op de frontieren, om die te bewaren, als te sien is 1.Sam. 10. vers 5. Of, niet meer] beteeckent hier in lange tijt niet vveder. Of, niet meer, voor, niet soo dickvvils, als Genes. c. 32. vers 28. 2.Reg. 6.23, 24.
margenoot21
And. niet vveder.
margenoot22
D. in het lant der Israëliten.
margenoot23
D. sy en voerden geenen openbaren krijgh tegen malkanderen.
margenoot24
Verstaet onder den name der Amoriten, oock andere volckeren des lants Canaan, ofte der Philistijnen.
margenoot25
Siet boven vers 6.
margenoot26
T.w. van dien dagh af, doe hy Richter geworden is tot sijne doot toe, want of schoon Saul als Koningh geregeert heeft, soo is evenwel Samuel mede in de regeeringe gebleven, ende hebben t’samen geregeert veertigh jaren, Actor. 13.21.
margenoot27
Dit kan verstaen worden van de stadt Bethel, ofte van het huys Godes, (want dat beteeckent Bethel) ende alsoo soude hier verstaen worden Kiriath-Iearim, daer toe ter tijt de Arke des verbonts was.
margenoot28
Hebr. ende sijne vvederkomste vvas na Rama.
margenoot29
Dese stadt wort 1.Sam. 1. vers 1. genoemt Ramathaim, siet de aenteeck. aldaer.
margenoote
1.Sam. 8.4.
margenoot30
D. hy hadde daer sijn ordinarise wooninge: als hy het lant om gegaen ofte doorwandelt hadde, soo is hy weder daer gekomen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken