Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xj. Capittel.

Nahas belegert Iabes in Gilead, vers 1, etc. Hy en wil de belegerde niet aennemen dan onder harde conditien, 2. De belegerde versoecken seven dagen om haer hier over te beraden, 3. welcke sy verkregen hebbende, soo versoecken sy hulpe van hare broederen, 4. Saul die onredelicke conditien hoorende, wert seer toornigh, 5. Hy bereyt hem om Iabes te ontsetten, 6. met een leger van 330000 man, 8. Hy laet die van Iabes weten, dat hyse ontsetten soude, 9. Die hare belegeraers bedriegen, 10. Hoe Saul Iabes ontsett hebbe, 11. Het volck wil die dooden, die geweygert hadden Saul ten Koningh aen te nemen, 12. Maer Saul en wil sulcks niet toelaten, 13. Hy wort in het Koninckrijcke bevestight te Gilgal, 14.

1

DOe toogh Nahas de Ammoniter op, ende belegerde Ga naar margenoot1 Iabes in Gilead: Ende alle de mannen van Iabes seyden tot Nahas, Maeckt een verbont met ons, soo sullen wy u dienen.

2

Doch Nahas de Ammoniter seyde tot hen, Ga naar margenoot2 Mits desen sal ick [een verbont] met u-lieden maken, dat ick u allen de rechter ooge uyt steke: ende dat ick dese Ga naar margenoot3 schande op gantsch Israël legge.

3

Doe seyden tot hem Ga naar margenoot4 de Oudtste van Iabes, Ga naar margenoot5 Laet seven dagen van ons af, dat wy boden senden in alle de lantpalen van Israël: Is’er dan niemant die ons verlost, soo Ga naar margenoot6 sullen wy tot u uytgaen.

4

Als de boden te Ga naar margenoot7 Gibea Sauls quamen, soo spraken sy dese woorden voor de ooren des volcks: doe hief al dat volck sijn stemme op, ende weende.

5

Ende siet, Ga naar margenoot8 Saul quam achter de runderen uyt het velt, ende Saul seyde, Wat is den volcke, dat sy weenen? doe vertelden sy hem de woorden der mannen van Iabes.

6

Ga naar margenoot9 Doe wert de Geest Godes veerdigh over Saul, als hy dese woorden hoorde: ende Ga naar margenoot10 sijn toorn ontstack seer.

7

Ende hy nam een paer runderen, ende hieuwse in stucken, ende hy Ga naar margenoot11 sondtse in alle lantpalen Israëls door de hant der Ga naar margenoot12 boden, seggende, Die niet selfs uyt en treckt achter Saul, ende achter Ga naar margenoot13 Samuel, alsoo sal men sijne runderen doen: doe viel Ga naar margenoot14 de vreese des HEEREN op het volck, ende sy Ga naar margenoota gingen uyt als een eenigh man. [kolom]

8

Ende hy Ga naar margenoot15 teldese Ga naar margenoot16 te Bezek: ende der kinderen Israëls waren drie hondert duysent, ende der mannen Iuda dertigh duysent.

9

Doe seyden Ga naar margenoot17 sy tot de boden, die gekomen waren, Aldus sult ghylieden den mannen te Iabes in Gilead seggen, Morgen sal u verlossinge geschieden, als de sonne heet worden sal: Als de boden quamen, ende verkondighden [dat] den mannen te Iabes, soo werden sy verblijdt.

10

Ende de mannen van Iabes Ga naar margenoot18 seyden, Ga naar margenoot19 Morgen sullen wy tot u-lieden uytgaen: ende ghy sult ons doen na alles dat goet is in uwe oogen.

11

’t Geschiedde nu Ga naar margenoot20 ’s anderen daeghs, dat Saul het volck stelde in drie Ga naar margenoot21 hoopen, ende sy quamen in het midden Ga naar margenoot22 des legers in Ga naar margenoot23 de morgenwake, ende sy sloegen Ammon, tot dat de dagh heet wert: ende het geschiedde dat de overige alsoo verstroeyt werden, datter onder haer geen twee t’samen en bleven.

12

Doe seyde het volck tot Samuel, Ga naar margenootb Wie is hy die seyde, Soude Saul over ons regeeren? geeft hier die mannen, dat wy’se dooden.

13

Maer Saul seyde, Ga naar margenoot24 Daer en sal te desen dage geen man gedoodt worden: want de HEERE heeft heden een verlossinge in Israël gedaen.

14

Voorder Ga naar margenoot25 seyde Samuel tot het volck, Komt, ende laet ons na Gilgal gaen, ende Ga naar margenoot26 het Koninckrijcke aldaer vernieuwen.

15

Doe ginch al het volck na Gilgal, ende maeckte Saul aldaer Koningh Ga naar margenoot27 voor het aengesichte des HEEREN te Gilgal, ende sy offerden aldaer danck-offeren voor het aengesichte des HEEREN: ende Saul verheughde sich aldaer gantsch seer, met alle de mannen van Israël.

margenoot1
Siet Iud. 21.8.
margenoot2
Hebr. daer in.
margenoot3
And. smaet.
margenoot4
D. de regeerders der stadt Iabes.
margenoot5
D. laett ons seven dagen met vrede.
margenoot6
T.w. om ons over te geven in uwe handen.
margenoot7
Dese stadt hiet eerst Gibea Benjamins, om datse in het erfdeel der stamme Benjamins gelegen was: Sy is Gibea Sauls als dan eerst genoemt geworden, na dat Saul, (die daer geboren was) Koningh over Israël geworden is.
margenoot8
Want als hy van Samuel, in ’t heymelicke tot een Koningh gesalft, ende van het meeste deel des volcks aengenomen was, soo en heeft hy dat ampt noch niet opentlick begonnen te bedienen, ende daerom en voerde hy noch geenen Konincklicken staet, maer hy leefde als een particulier ende gemeen man, tot dat hy opentlick van al het volck ingehuldt was.
margenoot9
D. van stonden aen heeft Godt door de kracht sijnes Geests Saul gegeven de gaven, sterckte, ende kloeckmoedigheyt, om hem tegen de Ammoniten te stellen.
margenoot10
T.w. tegen Nahas, om dat hy sulcke schandelicke conditien des verdraghs den inwoonderen van Iabes hadde voorgeschreven.
margenoot11
T.w. de stucken der ossen, op dat de Israëliten die siende, gedencken souden, wat schade haer soude over komen, soo sy weygerden Saul in desen tocht te volgen.
margenoot12
Het zy der boden der Israëliten, ofte andere, die hy daer toe verkoren hadde.
margenoot13
Samuel wort hier bygevoeght, om dat hy als Richter ende Propheet mede is getogen, om dit ontset te doen, als blijckt vers 12. Insonderheyt dewijle Saul in het Rijcke noch niet opentlick bevestight en was.
margenoot14
Dat is, een vreese, die de Heere haer aenjaeghde.
margenoota
Iudic. cap. 20. vers 1.
margenoot15
Ofte, monsterdese.
margenoot16
D. in de lantpale ontrent de stadt Bezek, van de welcke gesproken wort Iudic. 1.5.
margenoot17
T.w. Samuel ende Saul.
margenoot18
T.w. tot d’Ammoniten, die haer belegerden.
margenoot19
Welverstaende, sooder geen ontset en komt. siet vers 3. Sy verswijgen het ontset, dat hen toegeseyt was, op dat de vyant op sijn hoede niet zijn en soude, maer onversiens verrascht ende overvallen mochte worden.
margenoot20
Het schijnt dat dit geschiet is des anderen daeghs na dat de boden van Iabes vertrocken waren na de stadt, ende ’t was den achtsten dagh na de belofte van de stadt over te geven, soose in seven dagen niet ontsett en wierden.
margenoot21
Hebr. hoofden. Alsoo oock Iudic. 7. versen 16, 20.
margenoot22
T.w. der Ammoniten.
margenoot23
T.w. als men pleeght van de wacht af te trecken.
margenootb
1. Sam. 10.27.
margenoot24
Siet dergelijck exempel, 2.Sam. cap. 19. vers 22.
margenoot25
T.w. in het leger by Iabes, nadien sy de Ammoniten geslagen, ende alsoo Iabes ontsett hadden.
margenoot26
D. Saul aldaer in het Koninckrijcke bevestigen. Daer warender eenige die Saul niet en hadden willen aennemen tot haren Koningh, c. 10. vers 27. Samuel en twijfelde niet of de quaetwillige souden hem nu wel aen nemen, dewijle sy sijne dapperheyt in den strijt gesien hadden, ende de andere haer hadden willen dooden, maer Saul sulcks verhindert hadde.
margenoot27
Siet boven 10.17. ende onder 14.18.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken