Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het v. Capittel.

De sonen ende nakomelingen Rubens, tot op de Babylonische gevangenisse, vers 1, etc. Hare oorlogen tegen de Hagarenen, 10. De wooningen ende de voornaemste mannen der stamme Gads, 11. Het getal der Rubeniten, Gaditen, ende der halve stamme Manasse, die ten krijge trocken, 18. Hare krijgen tegen de Hagarenen, 19. Hare victorie over deselve, 20. Woonplaetsen van de halve stamme Manasse, 23. der selver voortreffelickste mannen, 24. Die drie stammen worden gevangelick na Assyrien gevoert van wegen hare sonden, 25.

1

DE kinderen Rubens nu des eerstgeborenen Israëls (want hy was de eerstgeboren, maer dewijle hy sijnes vaders bedde Ga naar margenoot1 ontheylight hadde, wert sijne [kolom] Ga naar margenoot2 eerstgeboorte gegeven den kinderen Iosephs des soons Israëls: Doch niet [alsoo,] dat hy sich in ’t geslacht-register na de eerstgeboorte reeckenen mochte:

2

Want Ga naar margenoot3 Iuda wert machtigh onder sijne broederen, ende die tot een voorganger was, was Ga naar margenoot4 uyt hem; doch Ga naar margenoot5 de eerstgeboorte was Iosephs.)

3

De kinderen Rubens des eerstgeborenen Israëls zijn Ga naar margenoota Hanoch, ende Pallu, Hezron, ende Charmi.

4

De kinderen Ioëls, Semaaja sijn sone, Gog sijn sone, Simei sijn sone.

5

Micha sijn sone, Reaja sijn sone, Baal sijn sone.

6

Beëra sijn sone, welcken Ga naar margenoot6 Tilgath-Pilneser de Koningh van Assyrien gevangelick wech voerde, Ga naar margenoot7 hy was de Vorst der Rubeniten.

7

Aengaende Ga naar margenoot8 sijne broederen in hare huysgesinnen, als sy na hare geboorten in de geslacht-registers Ga naar margenoot9 gestelt wierden: de Hoofden zijn geweest Ieiël ende Zecharja.

8

Ende Bela de sone Azaz, des soons Sema, des soons Ioël, Ga naar margenoot10 die woonde te Aroër, ende tot aen Nebo, ende Baal-Meon.

9

Ende hy woonde tegen ’t Oosten, tot Ga naar margenoot11 den ingangh der woestijne, van de riviere Phrath af: want Ga naar margenoot12 haer vee was vele geworden in het lant Gileads.

10

Ende in de dagen Sauls Ga naar margenoot13 voerden sy krijgh tegen de Ga naar margenoot14 Hagarenen, Ga naar margenoot15 die vielen door hare hant: ende Ga naar margenoot16 sy woonden in hare tenten tegen de geheele oostzijde van Gilead.

11

De kinderen Gads nu woonden tegen haer over, in Ga naar margenootb het lant Basan tot Salcha toe.

12

Ioël was ’t Hooft, ende Sapham de tweede: Maer Iaenai ende Saphat Ga naar margenoot17 [bleven] in Basan.

13

Hare broeders nu, na hare vaderlicke huysen, waren Michaël, ende Mesullam, ende Seba, ende Iorai, ende Iachan, ende Zia, ende Heber, sevene.

14

Ga naar margenoot18 Dese zijn de kinderen Abihaïls, des soons Huri, des soons Iaroah, des soons Gilead, des soons Michaël, des soons Iesisai, des soons Iahdo, des soons Buz.

15

Ahi de sone Abdiëls, des soons Guni, was ’t Hooft des huyses harer vaderen.

16

Ende sy woonden in Gilead, in Basan, ende Ga naar margenoot19 in hare onderhoorige plaetsen: ende in alle de voorsteden van Ga naar margenoot20 Saron, tot aen hare uytgangen.

17

Alle dese zijn na hare geslacht-registers getelt in de dagen Ga naar margenoot21 Iothams des Koninghs van Iuda: ende in de dagen Ga naar margenoot22 Ierobeams des Koninghs van Israël.

18

Der kinderen Rubens, ende der Gaditen, ende der halver stamme Manasse, van de strijtbaerste, mannen schildt ende sweert dragende, ende den Ga naar margenoot23 boge spannende, ende ervaren in den krijgh, waren vier ende veertigh duysent, ende seven hondert, ende sestigh uytgaende in ’t heyr.

19

Ende sy voerden krijgh tegen de Hagarenen: ende [tegen] Ga naar margenoot24 Ietur, ende Ga naar margenoot24 Naphis, ende Ga naar margenoot24 Nodab.

20

Doch sy Ga naar margenoot25 wierden geholpen Ga naar margenoot26 tegen hen, ende de Hagarenen wierden in hare hant gegeven, ende alle die met hen waren: om dat sy tot Godt riepen in den krijgh, soo liet hy sich van haer verbidden, dewijle sy op hem vertrouwden.

[Folio 178r\Half Manasse. Nakomelingen--van Levi.]
[fol. 178r\Half Manasse. Nakomelingen--van Levi.]

21

Ende sy voerden haer vee gevangelick wech, harer kemelen vijftigh duysent: ende twee hondert ende vijftigh duysent schapen, ende twee duysent ezelen, ende hondert duysent zielen der menschen.

22

Want daer vielen veel Ga naar margenoot27 verwondde, dewijle de strijt Ga naar margenoot28 van Godt was: Ende sy woonden in hare plaetse tot dat sy Ga naar margenoot29 gevangelick wech gevoert werden.

23

De kinderen nu der halve stamme Manasse woonden in dat lant: Sy werden vermenighvuldight van Basan tot aen Baal Hermon, ende Senir, Ga naar margenoot30 ende den bergh Hermon.

24

Dese nu waren de Hoofden harer vaderlicker huysen: Te weten, Hepher, ende Ishi, ende Eliël, ende Azriël, ende Ieremia, ende Hodavjah, ende Iahdiël, mannen sterck van krachte, mannen van name, Hoofden der huysen harer vaderen.

25

Maer sy hebben tegen den Godt harer vaderen overtreden: ende den Goden der volckeren des lants Ga naar margenoot31 nagehoereert, welcke Godt voor hare aengesichten hadde verdelght:

26

Ga naar margenoot32 Soo verweckte de Godt Israëls den geest Puls, des Koninghs van Assyrien, ende den geest van Tiglath-Pilneser des Koninghs van Assyrien, die voerdese gevangelick wech, [te weten] de Rubeniten, ende de Gaditen, ende de halve stamme Manasse: Ende Ga naar margenoot33 hy brachtse te Halah, ende Habor, ende Hara, ende aen de riviere Gozan, Ga naar margenoot34 tot op desen dagh.

margenoot1
Te weten, beslapende Bilha sijnes vaders bywijf, Genes. cap. 35. vers 22. Siet oock Genes. cap. 49. vers 4.
margenoot2
D. het recht, dat d’eerstgeboren hadde boven sijne broederen, genietende dobbele portie ofte deel in’t erfgoet, Deut. 21.vers 17. Dit wert Ioseph ende sijne sonen gegeven, want in de uytdeelinge des lants Canaan, zijn Ephraim ende Manasse neffens d’ander stammen in ’t lot gestelt, om haer deel te hebben. Siet van Ioseph, Gen. 48.22. ende van sijne sonen, Genes. 48.5.
margenoot3
Van Iudaes heerlickheyt ende treffelickheyt, siet Genes. cap. 49. vers 8, etc.
margenoot4
And. hy wert tot een voorganger voor, of, boven hem, T.w. boven Ioseph. Of, Aengaende den voorganger was hy meer dan hy, T.w. dan Ioseph. Eerst zijn de Koningen, daer na de Vorsten ofte Regenten des lants, uyt de stamme Iuda, uyt den huyse Davids geweest, tot de tijden Herodis, als de Silo gekomen is, Genes. 49.10.
margenoot5
T.w. Soo veel de dobbele portie der goederen aengingh, gelijck vers 1. geseyt is. siet Genes. 48.5. ende 49.22, etc.
margenoota
Genes. 46.9. Exod. 6.13. Numer. 26.5.
margenoot6
Hy wort oock Tiglath-Pileser, genoemt 2.Reg. 15.29. ende 16.7.
margenoot7
T.w. Ioël, die de sone Hanochs, des eerstgeborenen Rubens schijnt geweest te zijn, ende daeromme Vorst der Rubeniten.
margenoot8
T.w. Hanochs broederen, die vers 3. uytgedruckt werden.
margenoot9
Siet ond. vers 17.
margenoot10
Verstaet dit van Bela, ofte van sijn geslachte, ofte in het gemeen van Ruben ende sijne nakomelingen. siet Iosu. 13. versen 15, 16. alwaer Rubens erfdeel oock beschreven wort.
margenoot11
D. van de riviere Euphrates tot aen de Iordane.
margenoot12
T.w. der broederen Ioëls, daer van vers 7. gesproken is.
margenoot13
Hebr. maeckten, ofte, deden.
margenoot14
Dese zijn Ismaëliten geweest, ende worden Hagarenen genoemt, om datse van Hagar de dienstmaeght Abrahams, Ismaëls moeder, afkomstigh waren: Sy woonden in woest Arabien.
margenoot15
T.w. de Hagarenen.
margenoot16
Te weten, de Israëliten.
margenootb
Iosu. 13.24.
margenoot17
T.w. om hare eygene lantpalen te beschermen, terwijle hare broederen den krijgh voerden.
margenoot18
T.w. die, van dewelcke stracks gesproken is, vers 13.
margenoot19
Dat is, in de kleyne steden, dorpen, ende vlecken, sorteerende onder de groote steden. Hebr. dochteren.
margenoot20
Daer goede weyde was. Dit Saron was in Gelead gelegen. Siet van een ander Saron in Ephraim, Cant. 2.1.
margenoot21
Doe hy het Koninckrijcke als Stadthouder sijnes vaders bediende, dewijle sijn vader met melaetsheyt geslagen was, 2.Reg. 15.5.
margenoot22
Verstaet hier Ierobeam den tweeden van dien name, den sone van Ioas, 2.Reg. 13.13. ende 14.23. want Ierobeam de sone Nebats was doe al lange doot geweest.
margenoot23
Siet de aenteeckeninge onder 8.40.
margenoot24
. 24. 24 Siet van dese Genes. 25.15. alwaer te sien is datse Ismaëliten geweest zijn.
margenoot24
. 24. 24 Siet van dese Genes. 25.15. alwaer te sien is datse Ismaëliten geweest zijn.
margenoot24
. 24. 24 Siet van dese Genes. 25.15. alwaer te sien is datse Ismaëliten geweest zijn.
margenoot25
Te weten, van Godt, vers 22.
margenoot26
Te weten, tegen de Hagarenen.
margenoot27
Dat is, die dootlick verwondet zijnde, van de quetsure storven.
margenoot28
D. Godt streedt voor haer tegen hare vyanden.
margenoot29
T.w. na Assyrien. siet 2.Reg. 17.vers 6. ende 15.29.
margenoot30
Siet Deut. 3. vers 9.
margenoot31
T.w. met menigerley schricklicke afgoderije, gelijck verhaelt wort 2.Reg. 17.7, etc.
margenoot32
Siet 2.Reg. 15. vers 19.
margenoot33
Verstaet dit van de eerste wechvoeringe, waer van 2.Reg. 15. vers 29. maer 2.Reg. 17.6. wert verhaelt de laetste wechvoeringe van Salmanasser.
margenoot34
D. daer zijn sy tot op desen dagh. Verstaet, dat dese wechvoeringe duerde tot op dien dagh, ofte dat sy daer woonden tot op dien dagh, in welcken dit geschreven is.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken