Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het vj. Capittel.

De sonen Levi, vers 1, etc. de nakomelingen der Hoogepriesteren van Aaron tot de wechvoeringe na Babylonien, 3. De nakomelingen van Gerson, Merari, ende Kahath, 16. De Sangers, na de ordeninge Davids, 31. De bedieningen Aarons, ende sijner nakomelingen tot op Ahimaaz, 49. De wooningen der nakomelingen Aarons, 54. De steden der Kahathiten, 66. ende der Gersoniten, 71. ende der Merariten, 77.

1

Ga naar margenoota DE kinderen Levi waren, Ga naar margenoot1 Gerson, Kahath, ende Merari.

2

De kinderen Kahats nu waren, Amram, Ga naar margenoot2 Izhar, ende Hebron, ende Uzziël.

3

Ende de kinderen Amrams waren, Aaron, ende Mose, ende Mirjam: ende de kinderen Aarons waren Ga naar margenoot3 Nadab ende Ga naar margenoot3 Abihu, Ga naar margenoot4 Eleazar ende Ithamar.

4

Ende Eleazar gewan Pinehas, Pinehas gewan Abisua.

5

Ende Abisua gewan Bukki, ende Bukki gewan Uzzi,

6

Ende Uzzi gewan Zerahja, ende Zerahja gewan Merajoth.

7

Merajoth gewan Amarja, ende Amarja gewan Ahitub.

8

Ende Ahitub gewan Ga naar margenootb Zadok, ende Zadok gewan Ahimaaz.

9

Ende Ahimaaz gewan Azarja, ende Azarja gewan Iohanan.

10

Ende Ga naar margenoot5 Iohanan gewan Ga naar margenoot6 Azarja: Ga naar margenoot7 Hy is ’t, die het Priester-ampt bediende Ga naar margenoot8 in het Huys dat Salomo te Ierusalem gebouwt hadde.

11

Ende Azarja gewan Amarja: Ende Amarja gewan Ahitub.

12

Ende Ahitub gewan Zadok, ende Zadok gewan Ga naar margenoot9 Sallum.

13

Ende Sallum gewan Ga naar margenoot10 Hilkia, ende Hilkia gewan Azarja.

14

Ende Azarja gewan Ga naar margenoot11 Seraja, ende Seraja gewan Iozadak.

15

Ende Iozadak gingh mede als de HEERE Ga naar margenoot12 Iuda ende Ierusalem gevangelick wech voerde door de hant van Nebucad Nezar. [kolom]

16

[Soo zijn dan] de kinderen Levi, Ga naar margenootc Gersom, Kahath, ende Merari.

17

Ende dit Ga naar margenoot13 zijn de namen der sonen Gersoms, Libni ende Simei.

18

Ende de kinderen Kahats waren, Amram, ende Izhar, ende Hebron, ende Uzziël.

19

De kinderen Merari, waren Maheli, ende Musi: Ende dit zijn de huysgesinnen der Leviten, na hare vaderen.

20

Ga naar margenoot14 Des Gersoms: Libni was sijn sone, Iahath sijn sone, Ga naar margenoot15 Zimma sijn sone.

21

Ga naar margenoot16 Ioah sijn sone, Ga naar margenoot17 Iddo sijn sone, Zerah sijn sone, Ga naar margenoot18 Ieathrai sijn Ga naar margenoot19 sone.

22

De kinderen Kahats waren, Amminadab sijn sone, Ga naar margenoot20 Korah sijn sone, Assir Ga naar margenootd sijn sone.

23

Elkana sijn sone, ende Ebiasaph sijn sone, ende Assir sijn sone.

24

Tahath sijn sone, Ga naar margenoot21 Uriël sijn sone, Ga naar margenoot22 Uzia sijn sone, ende Ga naar margenoot23 Saul sijn sone.

25

De kinderen Ga naar margenoot24 Elkana nu waren Amasai, ende Ahimoth.

26

Ga naar margenoot25 Elkana; deses sone was Elkana, Ga naar margenoot26 Zophai was sijn sone, ende Ga naar margenoot27 Nahath was sijn sone.

27

Ga naar margenoot28 Eliab sijn sone, Ieroham sijn sone, Elkana sijn sone Ga naar margenoot29 .

28

De sonen Samuëls nu waren [dese:] sijn eerstgeboren was Ga naar margenoot30 Vasni, daer na Abija.

29

De kinderen Merari waren, Maheli: Libni sijn sone, Simei sijn sone, Uzza sijn sone.

30

Simea sijn sone, Haggija sijn sone, Asaja sijn sone.

31

Dese nu zijn het die David gestelt heeft, Ga naar margenoot31 tot het ampt des gesanghs in den Huyse des HEEREN, Ga naar margenoot32 na dat de Arke [tot] ruste [gekomen] was.

32

Ende sy dienden voor den tabernakel der Tente der t’samenkomste met gesangen, tot dat Salomo ’t Huys des HEEREN te Ierusalem bouwde: Ende sy stonden Ga naar margenoot33 na hare wijse in haer ampt.

33

Ga naar margenoot34 Dese nu zijnse die daer stonden, met hare sonen: Ga naar margenoot35 van de sonen der Kahathiten, Heman Ga naar margenoot36 de Sanger; de soon Ioëls, des soons Samuëls:

34

Des soons Elkana, des soons Ierohams, des soons Eliël, des soons Toah:

35

Des soons Zuph, des soons Elkana, des soons Mahath, des soons Amasai:

36

Des soons Elkana, des soons Ioël, des soons Azarja, des soons Zephanja:

37

Des soons Tahath, des soons Assir, des soons Ga naar margenoot37 Ebjasaph, des soons Korah:

38

Des soons Izhar, des soons Kahath, des soons Levi, des soons Israëls.

39

Ende sijn broeder Ga naar margenoot38 Asaph stont aen sijne rechter [zijde;] Asaph was de sone Ga naar margenoot39 Berechja, des soons Simea:

40

Des soons Michaël, des soons Baëseja, des soons Malchija:

41

Des soons Ethni, des soons Zerah, des soons Adaja:

42

Des soons Ethan, des soons Zimma, des soons Simei:

43

Des soons Iahaths, des soons Gersoms, des soons Levi.

44

Hare Ga naar margenoot40 broeders nu, de kinderen Merari, [stonden] aen de slincker [zijde,] [namelick] Ga naar margenoot41 Ethan de sone Kisi, des soons Abdi, des soons Malluch:

45

Des soons Hasabja, des soons Amazia, des soons Hilkija:

46

Des soons Amzi, des soons Bani, des soons Zemer:

47

Des soons Maheli, des soons Musi, des soons Merari, des soons Levi.

48

Hare Ga naar margenoot42 broeders nu Ga naar margenoot43 de Leviten,

[Folio 178v\Der Leviten, en Aarons sonen--diensten ende wooningen.]
[fol. 178v\Der Leviten, en Aarons sonen--diensten ende wooningen.]

waren Ga naar margenoot44 gegeven tot allerley dienst des Tabernakels des Huyses Godes.

49

Ga naar margenoote Aaron nu ende Ga naar margenoot45 sijne sonen roockten op des brand-offers altaer, ende op den reuck-altaer, zijnde [bestelt] tot al Ga naar margenoot46 ’t werck van het Heylige der heyligen: ende om over Ga naar margenoot47 Israël versoeninge te doen, na alles dat Mose de knecht Godes geboden hadde.

50

Dit nu zijn de kinderen Aarons, Eleazar was sijn sone, Pinehas Ga naar margenoot48 sijn sone, Abisua sijn sone:

51

Bukki sijn sone, Uzzi sijn sone, Serahja sijn sone:

52

Merajoth sijn sone, Amarja sijn sone, Ahitub sijn sone:

53

Zadok sijn sone, Ahimaaz sijn sone:

54

Ende dit waren Ga naar margenoot49 hare wooningen, na hare kasteelen, in hare lantpale: [namelick] der sonen Aarons, des huysgesins der Kahathiten, want dat Ga naar margenoot50 lot Ga naar margenoot51 was voor haer.

55

Ende Ga naar margenoot52 sy gaven hen Hebron in het lant Iuda, ende Ga naar margenoot53 hare voorsteden rontom deselve.

56

Maer ’t velt der stadt, ende hare dorpen, Ga naar margenootf gaven sy Caleb den sone Iephunne.

57

Ende den kinderen Aarons gaven sy steden van Iuda, de vrystadt Ga naar margenoot54 Hebron; ende Libna, ende hare voorsteden: ende Iattir, ende Ga naar margenoot55 Estemoa, ende hare voorsteden.

58

Ende Ga naar margenoot56 Hilen, ende hare voorsteden, ende Debir, ende hare voorsteden.

59

Ende Ga naar margenoot57 Asan, ende hare voorsteden, ende Beth-Semes, ende hare voorsteden.

60

Van de stamme Benjamins nu, Geba, ende hare voorsteden, ende Ga naar margenoot58 Allemeth, ende hare voorsteden, ende Anathoth, ende hare voorsteden: Alle hare steden, in hare huysgesinnen, waren Ga naar margenoot59 dertien steden.

61

Maer de kinderen Kahats, die over gebleven waren, hadden van het huysgesin der stamme, uyt de halve stamme van half Manasse, by lote tien steden.

62

Ende de kinderen Gersoms, na hare huysgesinnen, hadden van de stamme Issaschars, ende van de stamme Asers, ende van de stamme Naphthali, ende van de stamme Manasse in Basan, dertien steden.

63

De kinderen Merari na hare huysgesinnen, hadden van de stamme Rubens, ende van de stamme Gads, ende van de stamme Zebulons, by lote twaelf steden.

64

Alsoo gaven de kinderen Israëls den Leviten dese steden, ende hare voorsteden.

65

Ende sy gavense by lote, van de stamme der kinderen Iuda, ende van de stamme der kinderen Simeon, ende van de stamme der kinderen Benjamins, dese steden, dewelcke sy by namen noemden.

66

[Den overigen] nu uyt de huysgesinnen der kinderen Kahats, dien gewierden steden Ga naar margenoot60 harer lantpale van de stamme Ephraims.

67

Want Ga naar margenoot61 sy gaven Ga naar margenoot62 hen van de vrysteden, Sichem, ende hare voorsteden op het geberghte Ephraims; ende Gezer, ende hare voorsteden,

68

Ende Ga naar margenoot63 Iokmeam, ende hare voorsteden, ende Beth-horon, ende hare voorsteden,

69

Ende Ga naar margenoot64 Ajalon, ende hare voorsteden, ende Gath-Rimmon, ende hare voorsteden.

70

Ende uyt de halve stamme Manasse, Ga naar margenoot65 Aner, ende hare voorsteden, ende Ga naar margenoot66 Bileam, ende hare voorsteden: De huysgesinnen der overige kinderen Kahats, hadden [dese steden.]

71

De kinderen Gersoms hadden van de huysgesinnen der halver stamme Manasse, Golan in Basan, ende hare voorsteden: ende Ga naar margenoot67 Astharoth, ende hare voorsteden. [kolom]

72

Ende van de stamme Issaschar, Ga naar margenoot68 Kedes, ende hare voorsteden: Dobrath, ende hare voorsteden:

73

Ende Ga naar margenoot69 Ramoth, ende hare voorsteden, ende Ga naar margenoot70 Anem, ende hare voorsteden.

74

Ende van de stamme Aser, Ga naar margenoot71 Masal, ende hare voorsteden: ende Abdon, ende hare voorsteden:

75

Ende Ga naar margenoot72 Hukok, ende hare voorsteden, ende Rehob, ende hare voorsteden.

76

Ende van de stamme Naphtali, Kedes in Galilea, ende hare voorsteden, ende Ga naar margenoot73 Hammon, ende hare voorsteden, ende Ga naar margenoot74 Kirjathaim, ende hare voorsteden.

77

De overige kinderen Merari, hadden van de stamme Zebulon, Ga naar margenoot75 Rimmono, ende hare voorsteden, Thabor ende hare voorsteden.

78

Ende aen gene zijde der Iordane tegen Iericho, tegen ’t Oosten aen de Iordane, van de stamme Ruben, Bezer in de woestijne, ende hare voorsteden: ende Iahza, ende hare voorsteden.

79

Ende Kedemoth, ende hare voorsteden, ende Mephaath ende hare voorsteden.

80

Ende van de stamme Gads, Ramoth in Gilead, ende hare voorsteden: ende Mahanaim, ende hare voorsteden.

81

Ende Hesbon, ende hare voorsteden, ende Iaëzer, ende hare voorsteden.

margenoota
Genes. 46.11. Exod. 6.15. Numer. 26.57. 1.Chron. 23.6.
margenoot1
Hy wort vers 16. ende elders Gersom genoemt.
margenoot2
Ond. vers 22. wort hy Amminadab genoemt.
margenoot3
. 3 Dese twee wierden van den Heere gedoodet, om dat sy vreemt vyer in hare reuckpannen gebruyckten, Levit. cap. 10. vers 1.
margenoot3
. 3 Dese twee wierden van den Heere gedoodet, om dat sy vreemt vyer in hare reuckpannen gebruyckten, Levit. cap. 10. vers 1.
margenoot4
Eleazar is sijnen vader Aaron in het Hoogepriester-ampt gevolght.
margenootb
2.Sam. 8.17. ende 15.27.
margenoot5
Eenige meynen, dat hy zy de selvige man, die 2.Reg. 11. vers 4. genoemt wort de Hoogepriester Iojada. Van deses mans grooten yver, siet 2.Reg. 11.17.
margenoot6
Desen houden sommige deselve geweest te zijn, die sich den Koningh Uzia tegen stelde, 2.Chro. cap. 26. vers 17.
margenoot7
Dit verstaen eenige van Iohanan, andere van Azaria, tot sijner eere, om dat hy hem tegen den Koningh Uzia stelde.
margenoot8
T.w. in ’t Huys des Heeren, D. in den tempel.
margenoot9
Anders genoemt Mesullam, 1.Chron. 9.11.
margenoot10
Siet 2.Reg. 22.4.
margenoot11
Seraja was Hoogepriester, als Nebucadnezar Ierusalem innam, van waer hy gevangelick wech gevoert is na Ribla, daer Nebucadnezar hem dede dooden, 2.Reg. 25. 18, 21. Ier. 52. versen 24, 27. Ezra de Schriftgeleerde (die men meent dat dese boecken geschreven heeft) was sijn sone. siet Ezra 7.1.
margenoot12
D. de inwoonders van Iuda ende Ierusalem.
margenootc
Exod. 6.16, 17.
margenoot13
Siet Exod. 6. vers 16.
margenoot14
And. aengaende Gersom.
margenoot15
Hy is geweest soons sone van Iahath, want Simei was vader van Zamma, vers 42.
margenoot16
Hy wort Ethan genoemt, vers 42.
margenoot17
Vers 41. wort hy Adaja genoemt.
margenoot18
Hy wort onder vers 41. Ethni genoemt.
margenoot19
Dat is, neve: hy was eygentlick te spreken de sone Simei, onder vers 42.
margenoot20
Dit was dien Korah, die met Dathan ende Abiram tegen Mose rebelleerde.
margenootd
Exod. 6.23.
margenoot21
Onder vers 36. wort hy Zephanja genoemt, of Zophonja.
margenoot22
Anders, Azarja, vers 36.
margenoot23
And. Ioël, ond. vers 36.
margenoot24
T.w. des soons Sauls.
margenoot25
Verst. hier op: Die sone Amasai was.
margenoot26
Anders, Zuph, vers 35. ende 1.Sam. cap. 1. vers 1.
margenoot27
Toah, vers 34. ende Tohu, 1.Sam. cap. 1. vers 1.
margenoot28
Vers 34. Eliël.
margenoot29
Verst. hier by: Sijn sone was Samuel: waer van in het volgende vers.
margenoot30
Ioël genoemt, vers 33. ende 1.Sam. cap. 8. vers 2.
margenoot31
Hebr. aen de hant des gesanghs des Huys des Heeren.
margenoot32
Hebr. na de ruste van de Arke, D. na dat de Arke des verbonts in Davids huys gebracht was, 2.Sam. 6.17. want daer te voren wiertse van d’eene plaetse in d’andere gebracht.
margenoot33
D. na de ordre die haer verordineert was.
margenoot34
T.w. Heman, Asaph, ende Ieduthun, die als Oppersanghmeesters gestelt waren over de ander’ sangers, die in vier en twintigh ordens, of beurten, door David sijn onderscheyden, 1.Chron. cap. 25. vers 9, etc.
margenoot35
D. van de nakomelingen.
margenoot36
D. Oppersanghmeester.
margenoot37
Hy wort Exod. cap. 6. vers 23. Abiasaph genoemt.
margenoot38
Verstaet dit alsoo, dat desen Asaph geweest is de broeder, dat is, de bloetverwant Hemans, daer van vers 33. gesproken wort, ende wiens voor-ouderen tot hier toe verhaelt zijn: Desen Heman nu stont met de sijne, als hy sijn ampt bediende, in ’t midden, Asaph stont aen de rechter hant Hemans in de bedieninge sijnes ampts, gelijck de nakomelingen van Merari tot sijner slincker hant stonden, vers 44.
margenoot39
Hebr. Berechijahu.
margenoot40
D. neven.
margenoot41
Hy wort Ieduthun genoemt, 1.Chro. 9. vers 16. ende 25.6. ende 2.Chron. 35.15. Ps. 62.1. ende 77. vers 1.
margenoot42
D. neven, verwanten, als boven vers 44, etc.
margenoot43
T.w. de overige Leviten, die geen Sangers en waren.
margenoot44
D. bestelt, of verordineert.
margenoote
Exod. 30.7, 8, 10. Numer. 4.16. ende 7.10. ende 18.1.
margenoot45
Mitsgaders de gene die van den huyse Aarons haer in het Priester-ampt gevolght zijn: Ende daerom worden in de volgende verssen gestelt de Hoogepriesteren van Aaron af tot op Zadok, die ten tijde Davids ende Salomons Hoogepriester wert, 1.Chron. 29.22.
margenoot46
Dat is, dat in het Heylige der heyligen moeste gedaen worden, het welck was ’t binnenste des tabernakels, daer niemant mochte in gaen, dan alleen de Hoogepriester. Hier stont de Arke des verbonts.
margenoot47
Dat is, het volck van Israël. siet Levit. cap. 16.
margenoot48
T.w. Eleazars, die naest voor gaet, ende verstaet dit oock alsoo van de volgende, tot op de tijden Davids toe.
margenoot49
Siet Iosu. 21. vers 13. Daer worden de steden genoemt, die hen tot wooningen gegeven zijn, hoewel de namen wat verandert zijn, gelijck sulcks door lanckheyt van tijden meermaels gebeurt.
margenoot50
D. de wooninge by lote hen gevallen, was daer. And. die loten, T.w. die in de volgende verssen beschreven worden.
margenoot51
Hebr. was hen.
margenoot52
T.w. de kinderen Israëls. Anders, men gaf hen.
margenoot53
Verstaet hier by, met de ackers ende weyden daer rontom naest gelegen, om haer selven ende hare beesten te geneeren. Ende soo in het volgende.
margenootf
Iosu. 21.12.
margenoot54
Anders genoemt Kiriath-Arba, Iosu. 21.11.
margenoot55
Anders, Estemo, Iosu. 15.50.
margenoot56
Anders, Holon, Iosu. 21.15.
margenoot57
Anders, Aijn, Iosu. 21.16.
margenoot58
Anders, Almon, Iosu. 21.18.
margenoot59
Hier en wordender maer elve genoemt, daer ontbrekender twee, namelick Iutta, ende Gibeon, die Iosu. 21. versen 16, 17. genoemt staen.
margenoot60
Die tot hare lantpale gehoorden.
margenoot61
Te weten, de Ephraimiten.
margenoot62
T.w. den overigen huysgesinnen der kinderen Kehats.
margenoot63
Eenige meynen, dat sy Iosu. 21.22. Kibzaim genoemt wort.
margenoot64
Ajalon behoorde tot de stamme Dan. Boven de twee steden, in dit vers genoemt, gaf men hen noch twee steden van de stamme Dan, Te weten, Elteke, ende Gibeton, Iosu. 21.23.
margenoot65
Eenige meynen, dat dit deselve stadt is, die Iosu. 21.25. genoemt wort Taënach.
margenoot66
Anders, Gath-Rimmon, Iosu. 21. vers 25. ende Ibleam, Iosu. 17.11.
margenoot67
Anders, Beestera, Iosu. 21.27.
margenoot68
Anders, Kisjon, Iosu. 21.28.
margenoot69
And. Remeth. Iosu. 19.21. ende Iarmuth, Iosu. 21. vers 29.
margenoot70
Eenige meynen, dat dit deselve stadt is, die En-gannim genoemt wort, Iosu. cap. 21. vers 29.
margenoot71
Anders, Miseal, Iosu. 21.30.
margenoot72
Anders, Helkath, Iosu. 21.31.
margenoot73
And. Hammoth-Dor, Iosu. 21.32.
margenoot74
Anders, Kartan, Iosu. 21.32. soo eenige meynen.
margenoot75
Ende noch twee andere steden van de stamme Zebulons, als te sien is Ios. 21. versen 34, 35.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken