Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het vij. Capittel.

Geslacht-register van Issaschar, vers 1, etc. van Benjamin, 6. van Naphtali, 13. van Manasse, 14. van Ephraim, 20. van Aser, 30.

1

DE kinderen Ga naar margenoota Issaschars waren Thola ende Pua, Ga naar margenoot1 Iasib, ende Simron, viere.

2

De kinderen Thola nu waren Uzzi, ende Rephaja, ende Ieriël, ende Iachmai, ende Ibsam, ende Semuël, Hoofden der huysen harer vaderen, van Thola, kloecke helden in hare geslachten: haer getal was Ga naar margenoot2 in de dagen Davids twee en twintigh duysent ende ses hondert.

3

Ende de kinderen Uzzi waren Izrahja: ende de kinderen Izrahja waren Michaël, ende Obadja, ende Ioël, [ende] Isija, dese vijve waren al te samen hoofden.

4

Ende met hen na hare geslachten, na hare vaderlicke huysen, waren de hoopen des krijghsheyrs, ses en dertigh duysent: want sy Ga naar margenoot3 hadden vele wijven ende kinderen.

5

Ende hare broeders in alle huysgesinnen Issaschars, kloecke helden, waren seven ende tachtentigh duysent, alle deselve in geslacht-registers gestelt zijnde.

6

Ga naar margenootb [De kinderen] Benjamins waren Bela, ende Becher, ende Iediaël, drie.

7

Ende de kinderen Bela waren Ezbon, ende Uzzi, ende Uzziël, ende Ierimoth, ende Iri, vijf Hoofden in de huysen der vaderen, kloecke helden, die in geslacht-registers gestelt zijnde, waren twee ende twintigh duysent, ende vier en dertigh.

8

De kinderen Bechers nu waren, Zemira, ende Ioas, ende Eliëzer, ende Eljoënai, ende Omri, ende Ieremoth, ende Abija, ende Anathoth, ende Alameth: Dese alle waren kinderen Bechers.

9

Dese nu in geslacht-registers gestelt zijnde na hare geslachten, Hoofden der huysen harer vaderen, kloecke helden, waren twintigh duysent ende twee hondert.

10

De kinderen Iediaël nu waren Bilhan: ende de kinderen Bilhan waren, Ieüs ende Benjamin, ende Ehud, ende Chenaana, ende Zethan, ende Tharsis, ende Ahisahar.

11

Alle dese waren kinderen Iediaëls tot Hoofden Ga naar margenoot4 der vaderen, kloecke helden,

[Folio 179r\Geslacht-register van Issaschar,--Benjamin, etc.]
[fol. 179r\Geslacht-register van Issaschar,--Benjamin, etc.]

seventien duysent, ende twee hondert, uytgaende in ’t heyr ten strijde.

12

Daer toe Ga naar margenoot5 Suppim, ende Ga naar margenoot5 Huppim Ga naar margenoot6 waren kinderen van Ir, [ende] Husim kinderen van Aher.

13

De kinderen Naphtali waren Iahziël ende Guni, ende Iezer, ende Sallum, Ga naar margenoot7 kinderen van Ga naar margenoot8 Bilha.

14

De Ga naar margenoot9 kinderen Manasse waren Asriël, welcken [het wijf Gileads] baerde: [doch] sijn bywijf de Syrische baerde Ga naar margenoot10 Machir den vader Gileads.

15

Machir nu nam tot eene vrouwe de suster van Huppim ende Suppim, ende haren name was Maacha: ende de name des tweeden was Zelaphead: Zelaphead nu hadde Ga naar margenoot11 dochters.

16

Ende Maacha de huysvrouwe van Machir baerde eenen sone, ende sy noemde sijnen name Peres, ende de name sijnes broeders was Seres: ende sijne sonen waren Ulam ende Rekem.

17

De Ga naar margenoot12 kinderen Ulams nu waren Ga naar margenoot13 Bedan: Dese zijn de kinderen Gileads, des soons Machirs, des soons Manasse.

18

Belangende nu Ga naar margenoot14 sijne suster Molecheth: Sy baerde Ishod, ende Abiëzer, ende Mahela Ga naar margenoot15 .

19

De kinderen Semida nu waren Ahjan, ende Sechem, ende Likhi, ende Aniam.

20

Ende de Ga naar margenootc kinderen Ephraims waren Suthelah: ende Bered was sijn sone, ende Tahath sijn sone, ende Elada sijn sone, ende Tahath sijn sone.

21

Ende Zabad was sijn sone, ende Suthelah sijn sone, ende Ezer, ende Elad: Ende de Ga naar margenoot16 mannen van Gath, die in ’t lant geboren waren, dooddense, Ga naar margenoot17 om dat sy afgekomen waren om haer vee te nemen.

22

Ga naar margenoot18 Daerom droegh Ephraim haer vader vele dagen leet: ende sijne Ga naar margenoot19 broeders quamen om hem te troosten.

23

Daer na Ga naar margenoot20 gingh hy in tot sijne huysvrouwe, ende sy wert swanger, ende baerde eenen sone: ende hy noemde sijnen name Ga naar margenoot21 Beria, om dat Ga naar margenoot22 sy in elende was in sijn huys.

24

Ga naar margenoot23 Sijne dochter nu was Seëra, die bouwde het leege ende het hooge Beth-Horon: ende Uzen Seëra.

25

Ende Rephah was Ga naar margenoot24 sijn sone, ende Reseph, ende Tela was Ga naar margenoot25 sijn sone, ende Tahan sijn sone.

26

Ladan was sijn sone, Ammihud sijn sone, Ga naar margenoot26 Elisama sijn sone.

27

Ga naar margenoot27 Non was sijn sone, Iosua sijn sone.

28

Ende Ga naar margenoot28 Ga naar margenootd hare besittinge, ende hare wooninge was Beth-El, ende hare Ga naar margenoot29 onderhoorige plaetsen: Ende tegen ’t Oosten Ga naar margenoot30 Naaran, ende tegen ’t Westen Gezer, ende hare onderhoorige plaetsen, ende Sechem, ende hare onderhoorige plaetsen, tot Ga naar margenoot31 Gaza toe, ende hare onderhoorige plaetsen.

29

Ende aen de Ga naar margenoot32 zijden der kinderen Manasse was Beth-Sean, ende hare onderhoorige plaetsen, Taanach, ende hare onderhoorige plaetsen, Megiddo, ende hare onderhoorige plaetsen, Dor ende hare onderhoorige plaetsen: In dese hebben de kinderen Iosephs des soons Israëls gewoont.

30

Ga naar margenoote De kinderen Aser waren Iimna, ende Isva, ende Isvi, ende Beria, ende Sera, haerlieder suster.

31

De kinderen Beria nu waren Heber, ende Malchiël: hy is de vader van Birzavith. [kolom]

32

Ende Heber gewan Iaphlet, ende Somer, ende Hotham, ende Sua haerlieder suster.

33

De kinderen Iaphlets nu waren Pasach ende Bimhal, ende Asvath: Dit waren de kinderen Iaphlets.

34

Ende de sonen Ga naar margenoot33 Samers waren Ahi, ende Rohega, Iehubba, ende Aram Ga naar margenoot34 .

35

Ende de kinderen sijnes broeders Helem, waren Zophah, ende Imna, ende Seles, ende Amal.

36

De kinderen Zophah waren Suah, ende Harnepher, ende Sual, ende Beri, ende Imra.

37

Bezer, ende Hod, ende Samma, ende Silsa, ende Ithran, ende Beëra.

38

De kinderen Ga naar margenoot35 Iethers nu waren Iephunne, ende Pispa, ende Ara Ga naar margenoot36 .

39

Ende de kinderen Ulla waren Ara, ende Hanniël, ende Rizja.

40

Dese alle waren kinderen Asers, Hoofden der vaderlicke huysen, Ga naar margenoot37 uytgelesene kloecke helden, Hoofden der Vorsten: Ende sy werden in geslacht-registers getelt ten heyre in den krijgh, haer getal was ses en twintigh duysent mannen.

margenoota
Genes. 46.13. Numer. 26.23.
margenoot1
Hy wort Iob genoemt, Gen. 46.13.
margenoot2
Te weten, als David ’t volck door Ioab dede tellen, 2.Sam. 24.1. Andere verstaen dit van de ordeninge, die ten tijde Davids over het gantsche krijghsheyr der Israëliten gemaeckt is geweest, 1.Chron. 27.1.
margenoot3
Hebr. sy vermenighvuldighden de wijven ende de kinderen.
margenootb
Genes. 46.21. Numer. 26.38. 1.Chron. 8.1.
margenoot4
D. der vaderlicke geslachten.
margenoot5
. 5 Sy worden Muppim ende Huppim genoemt, Genes. cap. 46. vers 21. Oock Sephupham, ende Hupham, Num. 26. vers 39.
margenoot5
. 5 Sy worden Muppim ende Huppim genoemt, Genes. cap. 46. vers 21. Oock Sephupham, ende Hupham, Num. 26. vers 39.
margenoot6
And. kinderen der stadt, (dat is, die in de stadt woonden) maer Husim in een ander lant, het welck soo te verstaen is, dat de twee eerste in eene stadt geboren zijn, maer de twee andere ergens in een ander lant. Hebr. kinderen Ahers, of, een sone eens anderen (persoons, te weten, Dans, Gen. 46.23. ofte, lants) Hoe hy by de kinderen Benjamins hier komt getelt te worden is onseker.
margenoot7
Eygentlick neven, want Bilha was de moeder van Naphtali, dien sy Iacob gebaert heeft, Genes. 30.7, 8.
margenoot8
Rachels maeght, Genes. 30.3, 4.
margenoot9
D. de nakomelingen van Manasse, want Asriël was eygentlick de sone Gileads, des soons Machirs, des soons Manasse, Num. 26. versen 29, 30.
margenoot10
Machir was de eerstgeborene sone van Manasse, Iosu. cap. 17. vers 1. Aengaende het woort Vader, siet boven 2. op vers 21.
margenoot11
T.w. dochters alleen, geen sonen, Numer. 27.1.
margenoot12
Hier staet kinderen, maer daer wort maer een kint genoemt, alsoo oock boven 2.31, 34.
margenoot13
Siet d’aenteeck. 1.Sam. 12.11.
margenoot14
T.w. Gileads.
margenoot15
Verstaet hier by oock Semida, uyt het volgende vers. Siet Numer. 26.32.
margenootc
Numer. 26.35.
margenoot16
Dese waren Philistijnen, ende het gene dat hier geschreven staet, is geschiet, als de kinderen Israëls noch in Egypten woonden, want Ephraim, die te dier tijt noch leefde, (als te sien is vers 22.) is in Egypten gestorven. Siet Actor. 7. versen 15, 16.
margenoot17
Anders, als sy, T.w. de Gethiten.
margenoot18
T.w. om dat sijne kinderen gedoot waren.
margenoot19
Dat is, sijne bloetvrienden, ofte maeghschap, want Ephraim en hadde maer eenen broeder, T.w. Manasse.
margenoot20
T.w. op dat hy wederom kinderen mochte krijgen, in de plaetse der gedoodden.
margenoot21
Of, Bria, D. in het quaet, of in het ongeluck, of, in jammer.
margenoot22
T.w. om dat de Philistijnen van Gath hare sonen hadden doot geslagen.
margenoot23
T.w. Berias.
margenoot24
T.w. Berias sone.
margenoot25
T.w. Rephahs.
margenoot26
Hy was d’Overste, ofte Vorst der stamme Ephraims, als de Israëliten in de woestijne door Mose gemonstert wierden, in den beginne des tweeden jaers, na dat sy uyt Egypten getogen waren. siet Num. 1.1, 10.
margenoot27
And. Nun, Num. 13.16.
margenoot28
T.w. der Ephraimiten.
margenootd
Ios. 16.1.
margenoot29
Hebr. dochteren: ende soo in ’t volgende.
margenoot30
And. Naara, Ios. 16.7.
margenoot31
Hebr. Hazzah.
margenoot32
Hebr. handen. Hy wil seggen dat Beth-Sean, etc. aen de lantpalen der kinderen Manasse lagh. siet Iosu. 17.11.
margenoote
Genes. 46.17. Num. 26.44.
margenoot33
Hy wort Somer genoemt, vers 32.
margenoot34
Verstaet hier by, ende Helem, uyt het volgende vers.
margenoot35
Hy wort vers 37 Itran genoemt.
margenoot36
Verstaet hier by oock Ulla, uyt het volgende vers.
margenoot37
Anders, pure kloecke mannen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken