Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xiij. Capittel.

David houdt raet met de Overste des volcks, vers 1, etc. aengaende een generale vergaderinge, 2. ende het halen der Arke van Kiriath-Iearim na Zion, 3. dit behaeght de gantsche gemeynte wel, 4. Tot desen eynde treckt David selfs op met de gantsche gemeynte, 6. sy setten de Arke op eenen nieuwen wagen, 7. David ende het gantsche volck bedrijven groote vreught met gesangh ende musijck-instrumenten, 8. Uza steeckt sijn hant uyt om de Arke te houden, 9. Daerom slaet hem Godt, dat hy sterft, 10. David noemt de plaetse daer dit geschiet, Perez-Uza, 11. ende hy is bevreest de Arke tot sich te laten brengen, 12. Maer laetse in Obed-Edoms huys brengen, 14.

1

ENde Ga naar margenoot1 David hieldt raet met de Overste der duysenden ende der honderden, [ende] met alle Vorsten.

2

Ende David seyde tot de gantsche gemeynte Israëls, Ga naar margenoot2 Indien het u-lieden goet dunckt, ende van den HEERE onsen Godt te zijn, Laett Ga naar margenoot3 ons ons uytbreyden, laet ons senden aen onse overige broeders, in alle landen Israëls, ende de Priesters, ende Leviten [die] met hen zijn in de steden, Ga naar margenoot4 met hare voorsteden, op dat sy tot ons vergadert worden.

3

Ende laett ons de Arke onses Godts tot ons weder halen: want Ga naar margenoot5 wy en hebbense in de dagen Sauls niet gesocht.

4

Doe seyde de gantsche gemeynte, dat men alsoo doen soude: want Ga naar margenoot6 die sake was recht in de oogen des gantschen volcks.

5

Ga naar margenoota David dan vergaderde gantsch Israël van ’t Egyptische Ga naar margenoot7 Sichor af, tot daer men komt te Hamath, om Ga naar margenoot8 de Arke Godes te brengen van Ga naar margenoot9 Kiriath-Iearim.

6

Doe toogh David op met het gantsche Israël na Ga naar margenoot10 Baala, dat is, na Kiriath-Iearim, ’t welck in Iuda is, dat hy van daer ophaelde de Arke Godes des HEEREN die tusschen de Ga naar margenoot11 Cherubim woont, daer de name wort aengeroepen.

7

Ende Ga naar margenoot12 sy voerden de Arke Godes op eenen nieuwen wagen uyt het huys Abinadabs: Uza nu ende Ahio leydden den wagen.

8

Ende David ende gantsch Israël speelden voor het aengesichte Ga naar margenoot13 Godes met aller macht, soo met liederen, als met harpen, ende met luyten, ende met trommelen, ende met cymbalen, ende met trompetten.

9

Doe sy aen den dorschvloer van Ga naar margenoot14 Chidon gekomen waren, soo streckte Uza sijne hant uyt, om de Arke te houden, want de runderen Ga naar margenoot15 struyckelden.

10

Doe Ga naar margenoot16 ontstack de toorn des HEEREN over Uza, ende hy sloegh hem, om dat hy sijne hant hadde uytgestreckt aen de Arke: ende hy sterf aldaer voor het aengesichte Godes.

11

Ende David Ga naar margenoot17 ontstack, dat de HEERE een scheure gescheurt hadde aen Uza: daerom noemde Ga naar margenoot18 hy die selve plaetse Ga naar margenoot19 Perez-Uza, Ga naar margenoot20 tot op desen dagh.

12

Ende David vreesde den HEERE te dien dage, seggende: Hoe sal ick de Arke Godes tot my brengen?

13

Daerom Ga naar margenootb en liet David de Arke niet tot hem brengen in de stadt Davids: maer dedese afwijcken in ’t huys Ga naar margenoot21 Obed-Edoms des Gethiters. [kolom]

14

Alsoo bleef d’Arke Godes by ’t huysgesin Obed-Edoms, in sijn huys, drie maenden, ende de HEERE zegende het huys Obed-Edoms, ende alles wat hy hadde.

margenoot1
T.w. na dat hy Ierusalem hadde ingenomen, ende meester geworden was van de burcht Zion, op dewelcke hy d’Arke des Heeren woude brengen laten.
margenoot2
Hebr. soo het aen, ofte, by u-lieden goet [is.]
margenoot3
Hebr. laet ons uytbersten, ofte, uytbreken, ende laet ons senden, D. wijds ende zijds aen alle plaetsen in Israël uytsenden. Het is een verbloemde maniere van spreken, genomen van de overvloeijende wateren.
margenoot4
Hebr. harer voorsteden.
margenoot5
D. wy en hebben niet vele daer op gepast, nochte groote achtinge op deselve gegeven: want dewijle de Arke te Kiriath-Iearim was, ende de tabernakel met den altaer, daer men de offerhanden op offerde, te Gibeon stont, soo en maeckten vele onder de Israëliten geen groot werck van de Arke, maer sy deden haren Godtsdienst in den tabernakel die sonder Arke was.
margenoot6
D. dese voorstellinge des Koninghs geviel den gantschen volcke wel, ende het vondt sulcks al goet.
margenoota
2.Sam. 6.1.
margenoot7
Siet van dese riviere Iosu. 13.3, 5. Dit was de uyterste pale des lants Canaan tegen het Zuyden, gelijck Hamath de uyterste pale was tegen het Noorden. Soo dat hier de geheele lenghte des lants Canaan te kennen wort gegeven.
margenoot8
Dese historie wort eerst beschreven 2.Sam. 6.2, etc.
margenoot9
Daer was sy gebracht, doe sy uyt der Philistijnen lant quam, 1.Sam. 6. vers 21. ende 7.1.
margenoot10
Baala ende Kiriath-Iearim was eene ende deselve stadt, Iosu. 15.9, 60.
margenoot11
Siet d’aenteeck. op 1.Sam. 4.4.
margenoot12
Dit was tegen het uytgedruckte bevel Godes, Num. 4. vers 15. alwaer de Heere beveelt, dat de Priesters de Arke op hare schouderen dragen sullen. Siet onder 15.2, 13.
margenoot13
Die sijn tegenwoordigheyt boven de Arke openbaerde. Alsoo vers 10. siet 2.Sam. 6.2.
margenoot14
Anders, Nachon, 2.Sam. 6.6.
margenoot15
Siet 2.Sam. 6. op vers 6.
margenoot16
Niemant mocht de Arke met de hant aenroeren, dan alleen de Priesters, Num. 4.15. van welck geslachte Uza niet en was, hoewel hy een Levijt was.
margenoot17
Siet 2.Sam. 6. op vers 8.
margenoot18
T.w. David, als 2.Sam. 5.20.
margenoot19
Dat is, scheure, ofte, rete Uzae.
margenoot20
De reden soude aldus vol zijn, Welcke alsoo heet tot op desen dagh.
margenootb
2.Sam. 6.10.
margenoot21
Desen Obed-Edom is een Levijt geweest.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken