Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xij. Capittel.

Alsoo Rehabeam de wet des Heeren verlaet, wort hy bekrijght van Sisak den Koningh van Egypten, vers 1, etc. sich met sijne Vorsten verootmoedigende, wort behouden in sijn Koninckrijcke, 5. maer berooft van de schatten des tempels, ende sijns Konincklicken huyses, 9. Hy laet kopere schilden maken, in de plaetse van de goudene, die Sisak gerooft hadde, 10. Om wat oorsake Godt Iuda, ende Ierusalem noch eenighsins verschoont heeft, 12. Rehabeams regeeringe, ende doot, 13. Abia sijn sone wert Koningh, 16.

1

Ga naar margenoota HEt geschiedde nu, Ga naar margenoot1 als Rehabeam het Koninckrijcke bevestight hadde, ende hy sterck geworden was, dat hy Ga naar margenoot2 de wet des HEEREN verliet, ende Ga naar margenoot3 gantsch Israël met hem.

2

Daerom geschieddet in Ga naar margenootb het vijfde jaer des Koninghs Rehabeams, dat Ga naar margenoot4 Sisak de Koningh van Egypten tegen Ierusalem optoogh; (want sy Ga naar margenoot5 hadden overtreden tegen den HEERE.)

3

Met duysent, ende twee hondert wagenen, ende met sestigh duysent ruyteren: ende des volcks en was geen getal, dat met hem quam uyt Egypten, Ga naar margenoot6 Lybiers, Ga naar margenoot7 Suchiten, ende Ga naar margenoot8 Mooren:

4

Ende hy nam de Ga naar margenoot9 vaste steden in, die Iuda hadde: ende hy quam tot Ierusalem toe.

5

Doe quam Ga naar margenoot10 Semaja de Propheet tot Rehabeam ende de Overste van Iuda, die tot Ierusalem versamelt waren, Ga naar margenoot11 uyt oorsake van Sisak: ende hy seyde tot hen; Alsoo seyt de HEERE: Ghy hebbet my verlaten, daerom hebbe ick u oock verlaten in de hant van Sisak.

6

Doe Ga naar margenoot12 verootmoedighden sich de Overste Ga naar margenoot13 Israëls, ende de Koningh; ende sy seyden, de HEERE is rechtveerdigh.

7

Als nu de HEERE sagh, datse hen verootmoedighden, geschiedde het woort des HEEREN tot Semaia, seggende: Sy hebben hen verootmoediget, ick en salse niet verderven; maer ick sal hen Ga naar margenoot14 in korten Ga naar margenoot15 ontkominge geven, dat mijne grimmigheyt over Ierusalem door de hant van Sisak Ga naar margenoot16 niet en sal uytgegoten worden.

8

Doch sy sullen Ga naar margenoot17 hem tot knechten zijn; Ga naar margenoot18 op datse onderkennen mijnen dienst, ende den dienst van de Ga naar margenoot19 Koninckrijcken der landen.

9

Soo toogh Sisak de Koningh van Egypten op tegen Ierusalem, ende hy nam de Ga naar margenoot20 schatten van het Huys des HEEREN, ende de schatten van het huys des Koninghs wech; Ga naar margenoot21 hy nam alles wech: hy nam oock alle de gouden schilden wech, die Salomo Ga naar margenootc gemaeckt hadde.

10

Ende de Koningh Rehabeam maeckte in plaetse van die, kopere schilden: ende hy beval [die] onder de hant der Overste Ga naar margenoot22 der trauwanten, die de deure van het huys des Koninghs bewaerden.

11

Ende ’t geschiedde, soo wanneer de Koningh in ’t Huys des HEEREN gingh, dat de trauwanten quamen, ende Ga naar margenoot23 die droe[kolom]gen, ende die weder brachten in der trauwanten Ga naar margenoot24 wachtkamer.

12

Ende als Ga naar margenoot25 hy sich verootmoedighde, keerde de toorn des HEEREN van hem af, op dat hy [hem] niet ten uytersten toe en verdorve: oock waren in Iuda noch Ga naar margenoot26 goede dingen.

13

Soo versterckte sich de Koningh Rehabeam in Ierusalem, ende regeerde: Ga naar margenootd want Rehabeam was een en veertigh jaer oudt, als hy Koningh wert, ende hy regeerde seventien jaer in Ierusalem, de stadt, die de HEERE uyt alle stammen Israëls Ga naar margenoote verkoren hadde, om Ga naar margenoot27 sijnen name daer te setten: ende sijns moeders naem was, Naama, eene Ammonitische.

14

Ende hy dede dat quaet was, dewijle hy Ga naar margenoot28 sijn herte niet en richtede, om den Ga naar margenoot29 HEERE te soecken.

15

De geschiedenissen nu van Rehabeam, de eerste, ende de laetste, zijn die niet geschreven in de Ga naar margenoot30 woorden van Ga naar margenoot31 Semaja den Propheet, ende Ga naar margenoot32 Iddo den Siender, Ga naar margenoot33 verhalende de geslacht-registeren: Ga naar margenoot34 daer toe de krijgen Rehabeams, ende Ierobeams Ga naar margenoot35 in alle [hare] dagen?

16

Ende Rehabeam ontsliep met sijne vaderen, ende wert begraven in de stadt Davids: ende sijn soon Ga naar margenoot36 Abia wert Koningh in sijne plaetse.

margenoota
1.Reg. 14.22.
margenoot1
T.w. na drie jaren, in dewelcke hy David, ende Salomo na gewandelt hadde. siet bov. 11. vers 17.
margenoot2
D. verviel van de ware leere, suyveren Godesdienst, ende oprechten wandel, van de wet Godes voorgeschreven. vergel. Deut. c. 32. vers 15. 1. Reg. c. 18. vers 18. boven cap. 7. vers 19. ond. cap. 13. vers 11. Iob cap. 6. vers 14. Prov. cap. 2. vers 13. Iesa. 1.4. Ier. 2. vers 13, etc.
margenoot3
D. Iuda, ende de Israëliten, die onder Iuda sorteerden. siet 1.Reg. 12. op vers 17. want de andere stammen waren te voren door Ierobeam tot afwijckinge gebracht. Verst. evenwel desen afval, alsoo dat Godt sijn uytverkoren overblijfsel heeft gehadt, bestaende uyt de Propheten, als Ahia, Semaja, Iddo, ende eenige der Priesteren, Leviten, ende der gemeynte, die de Propheten gehoor gevende, hen van de besmettingen der afgoderije suyver gehouden hebben. siet onder vers 12.
margenootb
1.Reg. 14.25.
margenoot4
Siet 1.Reg. 14.vers 25.
margenoot5
Siet van hare grouwelicke sonden tegen de eerste, ende de tweede tafel bedreven, 1.Reg. 14. versen 23, 24.
margenoot6
Een volck in Africa, palende aen Egypten. Siet van deselve oock Dan. c. 11. vers 43. Nah. cap. 3. vers 9.
margenoot7
Anders genoemt, Trogloditen, oock een volck in Africa.
margenoot8
Hebr. Cuschim. de Cusiten, Dat is, de Mooren ende Arabiers. siet Genes. 10. op vers 6.
margenoot9
Vergel. bov. 11.vers 5.
margenoot10
Siet van desen Propheet oock 1.Reg. 12.22. ende de aenteeckeninge.
margenoot11
Ofte, van wegen. Hebr. van het aengesichte. And. uyt vreese.
margenoot12
T.w. bekennende met herte, ende belijdende met de mont de goddeloosheyt, ende ongerechtigheyt harer sonden, ende de rechtveerdigheyt van Godes straffe.
margenoot13
Dat is, der Israëliten, die onder het gebiedt Rehabeams stonden.
margenoot14
Ofte, na weynigh; Te weten, tijts, alsoo Iob 32. vers 22. Psalm 2. vers 12. ende 81.15. Ofte, eene kleyne verlossinge, ofte, wat weynighs ter verlossinge.
margenoot15
Dat is, verlossinge.
margenoot16
Dat is, mijne gramschap sal soo verre niet gaen, dat Ierusalem soude uytgeroeyt, ende het volck gevangelick wech gevoert worden: gelijck eyndelick geschiet is door Nebucadnezar den Koningh van Babel, 2.Reg. cap. 25. ond. cap. 36. Ier. cap. 52. Anders, en sal niet druypen, D. niet lange dueren.
margenoot17
Dat is, sy sullen hem de stadt moeten over geven, rantsoen betalen, laten wech nemen wat hy hebben wil, ende sulcke conditien des vredes ontfangen, als het hem believen sal te geven.
margenoot18
Te weten, hoe gelucksaligh de staet zy der gener, die my dienen, ende gehoorsamen na mijn woort; ende daer en tegen hoe swaer, ende rampsaligh het zy, de afgodische, ende tyrannische Koningen der aerden, na haren gierigen, ende hooghmoedigen lust te dienen.
margenoot19
Ofte, aerdtsche Koninckrijcken.
margenoot20
T.w. hem (soo het schijnt) van den Koningh, ende het volck te nemen toegelaten, als des stadts rantsoen, om niet met gewelt van wapenen overvallen, ende geplondert te worden.
margenoot21
Siet 1.Reg. 14. op vers 26.
margenootc
1.Reg.10.16. 2.Chron. 9.15.
margenoot22
Siet 1.Reg. 14. op vers 27.
margenoot23
T.w. schilden.
margenoot24
Siet 1.Reg. 14. op vers 28.
margenoot25
Namel. de Koningh, met bewijs van leedtschap, ende bekeeringe.
margenoot26
Als eerst de wet Mosis. II. het woort der Propheten. III. de besnijdenisse. IIII. noch wat van den suyveren Godesdienst.V. eenige ware geloovige, ende Godtvruchtige, die haren wegh niet bedorven en hadden: om welcke dingen alle Godt de stadt noch verschoonde: gelijck hy met Sodoma soude gedaen hebben, soo selfs maer tien rechtveerdige daer in waren geweest, Genes. c. 18. vers 32. vergel. hier mede boven de aenteeck. op vers 1.
margenootd
1.Reg. 14.21.
margenoote
2.Chron. 6.6.
margenoot27
Siet 1.Reg. 8. op vers 29.
margenoot28
Hoewel de mensche dit niet en kan doen door de kracht sijner nature, maer alleen door de genade der wedergeboorte, Ierem. 31.18. Matth. c.7. vers 18. Ioan. 15.5. soo is hy nochtans verbonden dat te doen, ende strafbaer als hy het niet en doet, om dat de schult by hem is, dat hy het niet en doet, ende niet en kan doen.
margenoot29
Siet boven 11. op vers 16.
margenoot30
And. in de boecken, ofte, in het boeck. Siet boven 9. op vers 29.
margenoot31
Siet 1.Reg. 12. op vers 22.
margenoot32
Siet boven 9. op vers 29.
margenoot33
And. in ’t verhael van de geslacht-registeren, ofte, in de geslacht-registeren, Dat is, in het boeck beschrijvende de geslachten der Koningen, genaemt de historie van den Propheet Iddo, ond. 13.22.
margenoot34
D. zijn oock in de selve woorden niet beschreven de krijgen, etc.
margenoot35
D. die haer leven langh geduert hebben, of, ende de krijgen Rehabeams, ende Ierobeams waren alle [hare] dagen: D. soo lange als sy leefden.
margenoot36
Anders genaemt Abiam, 1.Reg. 14.31. ende 15.1, etc.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken