Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xvij. Capittel.

Iosaphat komende in sijns vaders Asa plaetse, sterckt sijn Koninckrijck, vers 1, etc. ende dewijle hy Godtvruchtigh was, wort van Godt gezegent, 3. roeyt de afgoderije uyt, 6. laet over al sijn volck uyt het wetboeck onderwijsen, 7. wort gevreest, ende ge-eert van de omliggende volckeren, 10. de namen sijner Krijghs-oversten, ende het getal sijnes krijghsvolcks, 14.

1

Ga naar margenoota ENde sijn sone Iosaphat wert Koningh in sijne plaetse: ende hy Ga naar margenoot1 sterckte sich tegen Israël.

2

Ende hy leyde Ga naar margenoot2 krijghsvolck in alle vaste steden van Iuda, ende leyde Ga naar margenoot3 besettingen in het lant van Iuda, ende Ga naar margenootb in de steden van Ephraim, die sijn vader Asa ingenomen hadde.

3

Ende de HEERE was met Iosaphat: want hy wandelde in de Ga naar margenoot4 vorige wegen sijnes vaders Davids, ende en Ga naar margenoot5 socht de Baalim niet.

4

Maer hy socht den Godt sijnes vaders, ende wandelde in sijne geboden, ende niet Ga naar margenoot6 na het doen van Israël.

5

Ende de HEERE bevestighde het Koninckrijcke in sijne hant, ende gantsch Iuda gaven Iosaphat Ga naar margenoot7 geschencken: ende hy hadde rijckdom, ende eere in menighte.

6

Ende sijn herte Ga naar margenoot8 verhief sich in de wegen des HEEREN: ende hy nam voorder de Ga naar margenoot9 hooghten, ende de bosschen uyt Iuda wech.

7

In het derde jaer nu sijner regeeringe sondt hy tot sijne Vorsten, tot Benchaïl, ende tot Obadia, ende tot Zecharia, ende tot Nethaneël, ende tot Michaja, Ga naar margenoot10 op dat men soude leeren in de steden van Iuda.

8

Ende met hen de Leviten Semaja, ende Netania, ende Zebadia, ende Asaël, ende Semiramoth, ende Ionathan, ende Adonia, ende Tobia, ende Tob Adonia, de Leviten, ende met hen de Priesters Elisama, ende Ioram.

9

Ende Ga naar margenoot11 sy leerden in Iuda, ende het wetboeck des HEEREN was by haer: ende sy gingen rontom, in alle steden van Iuda, ende leerden onder het volck.

10

Ende eene Ga naar margenoot12 verschrickinge des HEEREN wert over alle Koninckrijcken der landen, die rontom Iuda waren: datse niet en krijghden tegen Iosaphat.

11

Ende van de Philistijnen brachten sy Iosaphat geschencken Ga naar margenoot13 met het opgeleyde gelt: oock brachten hem de Arabiers kleyn vee, seven duysent, ende seven hondert rammen, ende seven duysent, ende seven hondert bocken.

12

Alsoo nam Iosaphat toe, ende wert ten hooghsten Ga naar margenoot14 groot, daer toe bouwde hy in Iuda Ga naar margenoot15 burchten, ende schatsteden.

13

Ende hy hadde Ga naar margenoot16 veel wercks in de steden van Iuda: ende krijghslieden kloecke helden in Ierusalem.

[Folio 194v\Achab. Josaphat. Valsche--Propheten. Micha.]
[fol. 194v\Achab. Josaphat. Valsche--Propheten. Micha.]

14

Dit nu is hare Ga naar margenoot17 tellinge, na de huysen haren vaderen: In Iuda waren Overste der duysenden; Adna de Overste, ende met hem waren drie hondert duysent kloecke helden.

15

Ga naar margenoot18 Naest hem nu was de Overste Iohanan: ende met hem waren twee hondert en tachtentigh duysent.

16

Ende naest hem was Amasia de sone van Zichri, Ga naar margenoot19 die sich vrywilligh den HEERE over gegeven hadde: ende met hem waren twee hondert duysent kloecke helden.

17

Ende uyt Benjamin was Eliada, een kloeck heldt: ende met hem twee hondert duysent, die met den boge ende schildt gewapent waren.

18

Ende naest hem was Iozabad; ende met hem waren hondert en tachtentigh duysent, ten krijge toegerust.

19

Dese Ga naar margenoot20 waren in den dienst des Koninghs: behalven de gene, die de Koningh in de vaste steden door gantsch Iuda geset hadde.

margenoota
1.Reg. 15.24.
margenoot1
Dat is, hy voorsagh sich van allerley krijghs-toerustinge, om sijne macht te bewijsen tegen de tien stammen, die te wederstaen, ende haer gewelt af te keeren. And. hy sterckte sich over Israël, D. hy bevestighde sich in het Koninckrijcke, het welcke hy hadde over Iuda, Benjamin, ende de vreemdelingen uyt Israël, ende de steden van Ephraim, die sijn vader ingenomen hadde. Siet het volgende vers.
margenoot2
Ofte, heyrkracht.
margenoot3
D. krijghsvolck, ofte guarnisoen, onder het beleyt van hare Overste, om het lant tegen den inval des vyants te versekeren. Het Hebreeusch woort is soo genomen 1.Sam. 13.3. 2.Sam. 8.6.
margenootb
Boven 15.8.
margenoot4
D. in dewelcke sijn voorvader David gewandelt hadde. Anders, eerste. Verstaende, eer dat David overspel hadde begaen, ende Uria doen dooden, ende het volck doen tellen, 2.Sam. 11.4, 14. ende 24.2.
margenoot5
Dat is, hy en bewees’se geene Godesdienstige eere, om hulpe daer van te hebben, hieldtse van geener weerde. Verstaet door de Baalim allerley afgoden; ende siet van dit woort Iudic. 2. op vers 11.
margenoot6
Hebr. na ’t werck. D. na de afgoderije der afvallige Israëliten, die de gulden kalveren, ende andere afgoden dienden.
margenoot7
De Koningen, ende Princen werden vereert met geschencken, ofte van hare eygene ondersaten, tot een teecken van gewillige onderdanigheyt, waer door sy sich haer gebiedt, ende regeeringe onderwerpen, als 1.Sam. 10. vers 27. ende hier: ofte van vreemde volckeren, tot eerbiedinge, ende onderhoudinge van vrientschap, ende vrede, als 1.Reg. 10. vers 25. en bov. 9.24.
margenoot8
T.w. niet door waen van deughden, rijckdom, ende eere, maer door ende tot een kloeck voornemen, om de afgoderije uyt te roeijen, den suyveren Godesdienst te herstellen, alle goede order na de wet des Heeren in te voeren, ende sich tegen de beletselen, die hem bejegenden, vast te maken. Sommige nemen ’t alsoo, dat hy het hieldt voor sijn hooghste eere in des Heeren wegen te wandelen.
margenoot9
Die noch van Asas tijt over gebleven, ofte in ’t eynde sijns levens geplant waren van de Ioden, die soo tot de afgoderije genegen waren, datse oock, niet tegenstaende Iosaphats yver, niet geheel en zijn uytgeroeyt, onder 20.33.
margenoot10
De sin is, datse van des Koninghs wegen het Iodische volck over al souden vermanen, ende bevelen, de wet des Heeren uyt den mont der Priesteren, ende Leviten aen te hooren, ende sich daer na te voegen; ende alle verhinderinge met publijcke autoriteyt beletten.
margenoot11
T.w. de Priesteren, ende Leviten.
margenoot12
D. eene seer groote verschrickinge. siet boven 14. op vers 14. item vergelijckt Genes. 13. op vers 10.
margenoot13
Hebr. ende, of, met het silver des lasts, D. met het gesette gelt, dat hen opgeleght was jaerlicks als een tribuyt, ofte, impost den Koningen van Iuda te betalen.
margenoot14
T.w. I. in rijckdom, boven vers 5. ende onder 18.1.
II. In macht van krijghslieden, onder versen 14, 15, etc.
III. In eere, ende vermaertheyt, boven versen 5, 10. ende onder 18.1. Hebr. hy was, ofte, wert, gaende ende groot wordende.
margenoot15
Ofte, kasteelen, sloten. Anders, palleysen.
margenoot16
Verstaet dit werck niet alleen van de gereetschap, middelen, ende voorraet, die hy tot de oorloge, ende andere saken gereet hadde (gelijck sommige ’t Hebreeusch woort hier nemen) maer oock van den arbeyt, het bedrijf, ende gewoel, het welcke hy over al daer in hadde, om alles wel te versorgen, te beschicken, te maken, ende in ’t werck te stellen.
margenoot17
Anders, getal, ofte, Overste, Bevelhebbers, ofte Bevelhebberschap.
margenoot18
Hebr. aen sijn hant: ende soo in het volgende.
margenoot19
Te weten, om d’oorloge des Heeren te voeren tegen de vyanden des lants.
margenoot20
Ofte, dienden den Koningh: Andere, wachteden op den Koningh. Verstaet, datse altijt gereet waren, om voor hem in de oorloge gebruyckt te worden, soo wanneer sy daer toe van hem gelast souden worden.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken