Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xviij. Capittel.

Iosaphat met Achab in swagerschap vereenight zijnde, verwillight met hem te krijgen tegen Ramoth in Gilead, vers 1, etc. maer versoeckt, dat het woort des Heeren daer op gehoort soude worden, 4. De Propheten Achabs raden daer toe, 5. Micha een Propheet des Heeren wort daer over oock ontboden, 6. de Propheten Achabs blijven by haer gevoelen, 10. Micha daer en tegen ontraet dien krijgh, 12. wort daerom geslagen van Zedekia, 23. in de gevangenisse geworpen van Achab, 25. Iosaphat wort geholpen van Godt, 28. Achab geschoten, 33.

1

IOsaphat nu hadde rijckdom, ende eere in overvloet: ende hy Ga naar margenoot1 verswagerde sich aen Achab.

2

Ende Ga naar margenoota ten eynde van [eenige] Ga naar margenoot2 jaren toogh hy af tot Achab na Samaria; ende Achab Ga naar margenoot3 slachtede schapen, ende runderen voor hem in menighte, ende voor ’t volck, dat met hem was, ende hy porde hem aen, om op te trecken na Ga naar margenoot4 Ramoth in Ga naar margenoot5 Gilead.

3

Want Achab de Koningh Israëls seyde tot Iosaphat den Koningh van Iuda; Sult ghy met my gaen na Ramoth in Gilead? ende hy seyde tot hem; Ga naar margenoot6 Ga naar margenootb Soo sal ick zijn, gelijck ghy zijt, ende gelijck u volck is, sal mijn volck zijn, ende wy sullen met u zijn in desen krijgh.

4

Voorder seyde Iosaphat tot den Koningh Israëls: Ga naar margenootc Vraeght doch als heden na het woort des HEEREN:

5

Doe vergaderde de Koningh Israëls de Ga naar margenoot7 Propheten, vier hondert mannen, ende hy seyde tot hen: Sullen wy tegen Ramoth in Gilead ten strijde trecken, ofte sal ick het nalaten? ende sy seyden; Treckt op, want Godt Ga naar margenoot8 salse in de hant des Koninghs geven.

6

Maer Iosaphat seyde; Is hier niet noch een Propheet des HEEREN, dat wy van hem vragen mochten?

7

Doe seyde de Koningh Israëls tot Iosaphat: Daer is noch een man, om door hem den HEERE te vragen; maer ick hate hem; want hy en propheteert over my Ga naar margenoot9 niet goets, maer Ga naar margenoot10 altijt quaet; dese is Micha de soon van Iimla: ende Iosaphat seyde; De Koningh en segge niet alsoo.

8

Doe riep de Koningh Israëls eenen kamerlingh: ende hy seyde, Haelt haestelick Micha den sone Iimla.

9

De Koningh Israëls nu, ende Iosaphat de Koningh van Iuda, saten elck [kolom] op sijnen throon, bekleet met Ga naar margenoot11 [hare] kleederen, ende sy saten op de pleyne aen de deure der poorte van Samaria: ende alle de Propheten propheteerden Ga naar margenoot12 in hare tegenwoordigheyt.

10

Ende Zedekia de soon van Knaana hadde sich yseren hoornen gemaeckt: ende hy seyde, Soo seyt de HEERE, Ga naar margenoot13 Met dese sult ghy de Syriers stooten, tot dat ghyse gantsch verdaen sult hebben.

11

Ende alle de Propheten propheteerden alsoo, seggende; Treckt op na Ramoth in Gilead, ende Ga naar margenoot14 ghy sult voorspoedigh zijn; want de HEERE salse in de hant des Koninghs geven.

12

De bode nu, die henen gegaen was, om Micha te roepen, sprack tot hem, seggende; Siet de woorden der Propheten zijn uyt eenen monde Ga naar margenoot15 goet tot den Koningh: dat nu doch u woort zy, gelijck als eenes uyt hen, ende spreeckt het goede.

13

Doch Micha seyde; [Soo waerachtigh als] de HEERE leeft, het gene dat mijn Godt seggen sal, dat sal ick spreken.

14

Als hy tot den Koningh gekomen was, soo seyde de Koningh tot hem; Micha, sullen wy na Ramoth in Gilead ten strijde trecken, of sal ick het nalaten? Ende hy seyde; Ga naar margenoot16 Trecket op, ende ghylieden sult voorspoedigh zijn; want Ga naar margenoot17 sy sullen in uwe hant Ga naar margenoot18 gegeven worden.

15

Ende de Koningh seyde tot hem; Ga naar margenoot19 Tot hoe vele reysen sal ick u besweeren, op dat ghy tot my niet en spreeckt, dan de waerheyt in den naem des HEEREN?

16

Ende hy seyde; Ga naar margenoot20 Ick sagh het gantsche Israël verstroyt op de bergen, gelijck schapen, die geenen herder en hebben: ende de HEERE seyde; Dese en hebben geenen heere; een yegelick keere weder na sijn huys in vrede.

17

Doe seyde de Koningh Israëls tot Iosaphat; Hebbe ick tot u niet geseyt; Hy en sal over my niet goets, Ga naar margenoot21 maer quaet propheteeren?

18

Voorder seyde Ga naar margenoot22 hy; Daerom hooret het woort des HEEREN: Ick sagh den HEERE sittende, op sijnen throon, ende al het hemelsche heyr staende tot sijner rechter, ende sijner slincker hant.

19

Ende de HEERE seyde: Wie sal Achab den Koningh Israëls overreden, dat hy optrecke, ende valle te Ramoth in Gilead? Ga naar margenoot23 Daer na seyde hy: Dese seyt aldus, ende die seyt alsoo.

20

Doe quam een Ga naar margenoot24 Ga naar margenootd geest voort, ende stont voor ’t aengesichte des HEEREN, ende seyde; Ick sal hem overreden: Ende de HEERE seyde tot hem: Waer mede?

21

Ende hy seyde; Ick sal uytgaen ende een Ga naar margenoot25 leugengeest zijn in den mont aller sijner Propheten: ende hy seyde: Ghy sult overreden, ende sult oock vermogen; gaet uyt, ende Ga naar margenoot26 doet alsoo.

22

Nu dan, Ga naar margenootc[e] siet de HEERE heeft eenen leugengeest in den mont Ga naar margenoot27 deser uwer Propheten gegeven, ende de HEERE heeft quaet over u gesproken.

23

Doe tradt Zedekia de soon van Knaana toe, ende Ga naar margenootf sloegh Micha op het kinnebacken, ende hy seyde; Door wat wegh is de Geest des HEEREN van my doorgegaen, om u aen te spreken?

24

Ende Micha seyde; Siet ghy sult het sien aen dien selven dage, als ghy sult gaen Ga naar margenoot28 van kamer in kamer, om u te versteken.

25

De Koningh Israëls nu seyde; Nemet Micha, ende brenget hem weder tot

[Folio 195r\Achaz doot. Josaphat stelt Richters.]
[fol. 195r\Achaz doot. Josaphat stelt Richters.]

Amon, den Oversten der stadt, ende tot Ioas den sone des Koninghs:

26

Ende ghylieden sult seggen; Soo seyt de Koningh; Settet desen in het gevangenhuys, ende spijset hem met broot der bedrucktheyt, ende met water der bedrucktheyt, Ga naar margenoot29 tot dat ick met vrede weder kome.

27

Ende Micha seyde; Indien ghy Ga naar margenoot30 eenighsins met vrede weder komt, soo en heeft de HEERE door my niet gesproken: Voorder seyde hy: Ga naar margenoot31 Hoort ghy volckeren allegaer.

28

Alsoo toogh de Koningh Israëls, ende Iosaphat de Koningh van Iuda op, na Ramoth in Gilead.

29

Ende de Koningh Israëls seyde tot Iosaphat; Ga naar margenoot32 Als ick my verstelt hebbe, sal ick in den strijt komen, maer ghy treckt uwe kleederen aen: alsoo verstelde sich de Koningh Israëls; ende sy quamen in den strijt.

30

De Koningh nu van Syrien hadde geboden de Overste Ga naar margenoot33 der wagenen, die hy hadde, seggende; Ghylieden en sult niet strijden tegen kleynen, noch grooten, maer tegen den Koningh Israëls alleen.

31

Het geschiedde dan, als de Overste der wagenen Iosaphat sagen, datse seyden: Die is de Koningh Israëls, ende sy toogen rontom hem, om te strijden: Maer Iosaphat Ga naar margenoot34 riep; ende de HEERE hielp hem, ende Godt wenddese van hem af.

32

Want het geschiedde, als de Overste der wagenen sagen, dattet de Koningh Israëls niet en was, datse van achter hem afkeerden.

33

Doe spande een man den boge in sijne Ga naar margenoot35 eenvoudigheyt, ende Ga naar margenoot36 schoot den Koningh Israëls tusschen de gespen, ende tusschen het pansier: Doe seyde Ga naar margenoot37 hy tot den voerman; Ga naar margenoot38 Keert uwe hant, ende voert my uyt het leger; want ick ben verwondt.

34

Ende de strijt nam op den selven dagh toe, ende de Koningh Israëls dede sich met den wagen staende houden tegen over de Syriers, tot den avont toe: ende hy sterf Ga naar margenoot39 ter tijt, als de sonne onder gingh.

margenoot1
Hebbende sijnen soon Ioram laten trouwen met Athalia, de dochter Achabs, ende Izebels, 2.Reg. 8.18.
margenoota
1.Reg. 22.2.
margenoot2
Alsoo wort het woort dagen, alleene gestelt zijnde, voor eenige dagen genomen, Genes. 4.vers 3. siet d’aenteeckeninge aldaer. Men houdt dat dit geschiet zy ontrent het seventiende jaer der regeeringe Iosaphats, alsoo af te nemen is uyt 1.Reg. 22.52.
margenoot3
Dat is, vereerde hem met eene groote maeltijt. siet Genes. cap. 31. op vers 54.
margenoot4
Eene stadt van den stam Gads den Leviten gegeven, 1.Chron. 6. vers 80. siet van deselve oock 1.Reg. 4.13, etc.
margenoot5
Dat is, gelegen in ’t lant van Gilead: van het welcke siet Genes. 31. op vers 21. waerom dese stadt oock genoemt wort Ramoth in Gilead, Deut. cap. 4.vers 43. 1. Chron. 6.80. tot een onderscheyt van een ander Ramoth gelegen in Issaschar, 1.Chron. 6.73.
margenoot6
Siet de verklaringe hier van 1.Reg. cap. 22. op vers 4. in welck Capittel dese historie, by na van woorde te woorde verhaelt wort, daerom is daer oock de meeste verklaringe deses Capittels te vinden.
margenootb
1.Reg. 22.4.
margenootc
1.Sam. 23.2. 2.Sam. 2.1.
margenoot7
Sy worden de Propheten Achabs genoemt, ond. vers 21. die gestelt worden tegen de Propheten des Heeren, dewelcke Iosaphat sochte te hooren in het volgende vers.
margenoot8
Namelick, de Syriers, als onder vers 14. ofte de stadt, ofte, beyde.
margenoot9
Alsoo 1.Reg. cap. 22. vers 8. Hebr. niet ten goede, maer ten quade. Welck even veel is, als of hy seyde: Hy en propheteert my niet, dat my tot eere, vermaeck, ofte profijt strecken mochte, maer al wat dient tot mijne schande, ongenoeghte, ende schade. Soo oordeelt desen afgodendienaer van al ’t gene, dat de Propheet hem tot nalatinge van sijnen valschen Godesdienst, ende sondigh leven voorgedragen hadde.
margenoot10
Hebr. alle sijne dagen, Dat is, soo lange, ende dickwils, als hy in sijn leven my yets gepropheteert heeft.
margenoot11
T.w. die boven hare gewoonlicke uytstaken, ende vertoonden hare Konincklicke majesteyt. Siet 1.Reg. 22. op vers 10.
margenoot12
Hebr. voor hare aengesichten.
margenoot13
Het is soo veel, als of hy seyde: Met dese hoornen verklare, ende betuyge ick u, dat ghy de Syriers soo gemackelick sult stooten, slaen, ende verdrijven, als de gehoornde beesten sulcks den ongehoornden doen konnen. Hy wil de ware Propheten nabotsen, die by hare woorden eenige teeckenen gewoon waren by te voegen: gelijck te sien is 1.Reg. 11.30. 2.Reg. 13.15, 16, etc.
margenoot14
Siet 1.Reg. 22. op vers 12.
margenoot15
Siet 1.Reg. 1. op vers 42. ende bov. op vers 7.
margenoot16
Siet 1.Reg. 22. op vers 15.
margenoot17
Namel. de Syriers.
margenoot18
T. w. van den Heere, 1.Reg. 22.15.
margenoot19
Dit zijn woorden van een grimmigh mensche, die alsoo door haestigen toorn uytvaert, dat hy valsheyt spreeckt. Want hy en hadde Micha niet besworen, maer alleen simpelick gevraeght, wat hy in de oorloge, die hy tegen de Syriers voorgenomen hadde, doen ofte laten soude, vers 14.
margenoot20
Siet 1.Reg. 22. op vers 17.
margenoot21
Hebr. ten quade. 1.Reg. 22.18. staet alleen het woordeken quaet. Siet boven op vers 7.
margenoot22
Nam. Micha.
margenoot23
T.w. de Heere. Wiens woorden oock zijn, die in dit versken voorgaen. Anders, Ende hy seyde, T.w. Micha: sulcks dat de volgende woorden van dit vers, aldus souden moeten overgeset worden: De eene seyde aldus, ende de andere seyde alsoo.
margenoot24
Verstaet, een boose geest, die in het volgende vers hemselven eenen leugengeest noemt: gelijck hy oock geheeten wort een leugenaer, ende vader der leugenen, Ioan. 8.44.
margenootd
Iob. 1.6.
margenoot25
Hebr. een geest der valsheyt, of, des leugens, D. die den mensche valsheyt ende leugen ingeeft. Alsoo wort genaemt de geest der hoererije, die den mensche tot het geestelicke hoerdom, dat is, tot afgoderije verleyt, Hose. 4.12. de geest der onreynigheyt, die tot geestelicke onreynigheyt verweckt, Zach. 13.vers 2. de geest der dwalinge, die dwalinge voort brenght, 1.Ioan. 4. vers 6.
margenoot26
Siet 1.Reg. 22. op vers 22.
margenootc[e]
Iob 12.16, 20. Iesa. 19.14. Ezech. 14.9.
margenoot27
Verstaet, aller: welck woordeken uytgedruckt is 1.Reg. 22.23.
margenootf
Ierem. 20.2. Marc. 14.65. Actor. 23.2.
margenoot28
Vergel. 1.Reg. cap. 20. vers 30. ende de aenteeckeninge.
margenoot29
Hebr. tot mijn wederkomen in vrede.
margenoot30
Hebr. wederkomende weder komt.
margenoot31
Hy spreeckt sonder twijfel de omstanders toe, die daer uyt vele stammen by een waren, om haer tot getuygen te nemen van het gene hy daer stracks gesproken hadde.
margenoot32
And. ick sal my verstellen, ende in den strijt komen: Of, als hy sich verstelde, ofte, verkleedde, ende in den strijt wilde komen. Siet de verklaringe deser woorden 1.Reg. cap. 22. op vers 30.
margenoot33
Te weten, in getale twee en dertigh, 1.Reg. 22.31.
margenoot34
T.w. tot den Heere, om hulpe, gelijck uyt de volgende woorden af te nemen is.
margenoot35
Siet 1.Reg. 22. op vers 34.
margenoot36
Hebr. sloegh. siet Genes. 8. op vers 21.
margenoot37
Namel. de Koningh Achab.
margenoot38
Vergel. 2.Reg. cap. 9. vers 23.
margenoot39
Alsoo staet 1.Reg. 22.35. dat hy des avonts gestorven is.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken