Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xix. Capittel.

Iosaphat wort door den Propheet Iehu berispt, vers 1, etc. Hy blijft te Ierusalem, ende stelt daer na over al in sijn lant Richteren, die hy vermaent tot trouwe bedieninge van haer ampt, 4. item in Ierusalem kerckelicke, ende burgerlicke Richteren, 8.

1

ENde Iosaphat de Koningh van Iuda keerde met vrede weder na sijn huys tot Ierusalem.

2

Ende Ga naar margenoot1 Iehu de soon van Ga naar margenoot2 Hanani de Ga naar margenoot3 Siender gingh uyt, hem tegen, ende seyde tot den Koningh Iosaphat; Soudt ghy Ga naar margenoot4 den godtloosen helpen, ende die den HEERE haten, lief hebben? nu is daerom over u Ga naar margenoot5 van het aengesichte des HEEREN groote Ga naar margenoot6 toornigheyt.

3

Evenwel goede dingen zijn Ga naar margenoot7 by u gevonden: Ga naar margenoota want ghy de bosschen uyt den lande Ga naar margenoot8 wech gedaen, ende u herte Ga naar margenoot9 gericht hebt, om Godt te soecken.

4

Iosaphat nu woonde te Ierusalem: ende hy Ga naar margenoot10 toogh wederom uyt door het volck, Ga naar margenoot11 van BerSeba aen, tot het geberghte Ephraims toe, ende Ga naar margenoot12 dedese weder keeren tot den HEERE harer vaderen Godt. [kolom]

5

Ende hy stelde Richteren in het lant, in alle vaste steden van Iuda, Ga naar margenoot13 van stadt, tot stadt.

6

Ende hy seyde tot de Richteren, Siet wat ghy doet, want Ga naar margenoot14 ghy en houdet het gerichte niet den mensche, maer den HEERE, ende hy is by u Ga naar margenoot15 in de sake van het gerichte.

7

Nu dan, de verschrickinge des HEEREN zy op u-lieden: Ga naar margenoot16 nemet waer, ende doet het: Ga naar margenootb want by den HEERE onsen Godt en is geen onrecht, Ga naar margenootc nochte Ga naar margenoot17 aenneminge van persoonen, nochte ontfanginge van Ga naar margenoot18 geschencken.

8

Daer toe stelde Iosaphat oock te Ierusalem [eenige] van de Leviten, ende van de Priesteren, ende van de Hoofden Ga naar margenoot19 der vaderen Israëls, over Ga naar margenoot20 het gerichte des HEEREN, ende over rechtsgeschillen, als Ga naar margenoot21 sy weder te Ierusalem gekomen waren.

9

Ende hy geboodt hen, seggende; Doet alsoo in de vreese des HEEREN met getrouwigheyt, ende met Ga naar margenoot22 een volkomen herte.

10

Ende [in] alle geschil, het welcke van uwe broederen, die in hare steden woonen tot u sal komen, Ga naar margenoot23 tusschen bloet, ende bloet, Ga naar margenoot24 tusschen wet, ende gebodt, ende insettingen, ende rechten, soo vermaent haer, datse niet schuldigh en worden aen den HEERE, ende eene groote Ga naar margenoot25 toornigheyt over u, ende over uwe broederen zy: doet alsoo, ende ghy en sult niet schuldigh worden.

11

Ende siet, Ga naar margenoot26 Amaria de Hooftpriester is over u in alle sake des HEEREN, ende Zebadia de sone Ismaëls, de Vorst van het huys Iuda in alle sake des Koninghs; oock zijn Ga naar margenoot27 de Amptlieden, de Leviten, Ga naar margenoot28 voor u aengesicht: weest sterck, ende doet het, ende de HEERE sal met Ga naar margenoot29 den goeden zijn.

margenoot1
Siet van desen Propheet 1.Reg. 16. op vers 1.
margenoot2
Siet van desen oock boven 16.7.
margenoot3
D. Propheet. siet 1.Sam. 9. op vers 9. ende bov. 9. op vers 29.
margenoot4
Namel. Achab, den welcken hy geholpen hadde tegen de Syriers, bov. 18. vers 3, etc.
margenoot5
Hebr. van voor het aengesichte des Heeren.
margenoot6
Die Iosaphat eenighsins gevoelt hadde, boven 18.31. ende naderhant noch gevoelt heeft, onder cap. 20. vers 1.
margenoot7
T.w. niet die uyt sijne natuere maer uyt de genade der wedergeboorte waren, want Godt onderhoudt, ende beloont uyt genade sijne eygene gaven, alsoo Nehem. 9.8. Luce. 12.43. Actor. 13.22.
margenoota
2.Chron. 17.4, 6.
margenoot8
Het Hebreeusch woort beteeckent oock aensteken, verbranden, Exod. 35.3. Levit. 6.12. boven 4.20. Voor wechdoen is ’t genomen, 2.Sam. 4.11. 1.Reg. 21.21. 2.Reg. 23.24.
margenoot9
T.w. door de kracht der genade Godes, die hem tot dit werck voorgekomen was, hem daer toe gevende verstant, wille, ende vermogen, Ephes. 2.10. Philip. 2.13. Vergel. boven cap. 12. d’aenteeck. op vers 14.
margenoot10
Hebr. hy quam weder, ende gingh uyt. And. bekeert zijnde, (T.w. door de vermaninge des Propheten) toogh hy uyt.
margenoot11
D. van het zuyd-eynde sijns Koninckrijcks, het welcke was de stadt BerSeba, tot het noord-eynde, het welcke was het geberghte Ephraims.
margenoot12
T.w. van de afgoderije, valsche Godesdiensten, ende godtloosheyt des levens.
margenoot13
Hebr. voor stadt, ende stadt, Dat is, in elcke stadt.
margenoot14
D. ghy en bedienet dit Richterschap niet eygentlick in den name, ende uyt last van een mensche, maer in den name, ende uyt last van Godt, den welcken het gerichte toebehoort, ende die u daer in gestelt heeft, om sijne plaetse te bewaren.
margenoot15
D. in de rechtshandelingen, geschillen, ende processen die u sullen mogen voorkomen. Siet Psalm 82.1.
margenoot16
T.w. u ampt, ten eynde dat ghy het behoorlick uytvoert.
margenootb
Deuter. 32.4. Rom. 9.14.
margenootc
Deuter. 10.17. Iob 34.19. Actor. 10.34. Rom. 2.11. Galat. 2.6. Ephes. 6.9. Coloss. 3.25. 1.Petr. 1.17.
margenoot17
Hebr. opneminge des aengesichts. Siet Levit. 19.15. ende Deut. 1.17. met de aenteeck.
margenoot18
Hebr. geschenck, Dat is, eenigh geschenck, of geschencken.
margenoot19
D. der vaderlicke huysgesinnen, die onder het gebiedt Iosaphats stonden.
margenoot20
Verstaet door het gerichte des Heeren, ende de rechtsgeschillen, kerckelicke, ende politijcke saken, ende vergelijckt hier mede vers 11.
margenoot21
Hebr. eygentlick, ende sy quamen weder, ofte, waren weder gekomen te Ierusalem, D. als sy weder gekomen waren. Namel. Iosaphat, ende die met hem door het gantsche lant getrocken waren, om over al in kerckelicke, ende burgerlicke saken de Godtlicke ordinantien in te voeren. Andere vertalen dit aldus: Over de gerichtssaken, ofte rechtshandelingen, als die weder quamen te Ierusalem, T.w. als die daer by forme van appell gebracht waren: met dit verstant, dat dese Rechters te Ierusalem gestelt wierden om de geschillen af te handelen, als deselve van de partijen door appell te Ierusalem quamen; ofte als de Onderrichters in eenige donckere sake te Ierusalem verschenen, om daer raet te vragen, ende verklaringe te hebben, over het gene sy niet en verstonden.
margenoot22
Dat is, met een oprecht, onvervalscht, ende onstraffelick gemoedt. Vergelijckt 1.Reg. 8. op vers 61.
margenoot23
D. aengaende het onderscheyt, ende oordeel over eenigen dootslagh, ofte quetsure. Siet Deut. 17.8.
margenoot24
D. rakende het oordeel over de onderhoudinge ofte overtredinge der wetten ende geboden, ende wat daer aen kleeft. Siet van het onderscheyt deser vier woorden Genes. 26. op vers 5. item Deut. 5. op vers 31. ende 1.Reg. 2. op vers 3.
margenoot25
D. straffe van den Heere. Vergelijckt onder 28.13. ende de aenteeck.
margenoot26
Hier uyt verstaet men dat te Ierusalem twee onderscheydene opperste richterstoelen geweest zijn: de eene die over geestelicke saken, ende de andere die over politijcke geschillen oordeelen moeste: tot dewelcke men van alle andere gerechten uyt het gansche lant appelleeren mochte. Vergel. Deuter. 17.8, etc. item Exod. 18. vers 26. Deuter. 1.15.
margenoot27
Siet 1.Chron. 26.29. ende het volgende met d’aenteeck.
margenoot28
D. tot uwen besten, bereyt om u te dienen. Siet gelijcke maniere van spreken Genes. 13. op vers 9.
margenoot29
Te weten, menschen, ofte persoonen, die het goede voor hebben, ende poogen voor te staen: ofte met de goede sake.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken