Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het viij. Capittel.

Verhael van de religieuse ordre ende wijse, die van Ezra ende de Leviten gehouden is in ’t voorlesen, ende verklaren, ende van den volcke, in ’t aenhooren van Godts woort, vers 1, etc. Het volck, door de woorden des wetboecks verschrickt ende bekommert zijnde, wort van Nehemia, Ezra, ende de Leviten getroost, ende vermaent tot vreughde over Godts voorgaende ende tegenwoordige weldaden, 9. De Oversten des volcks vernemen wijders by Ezra, na den inhoudt van Godts woort, ende vindende de Wet van ’t Loofhuttenfeest, wort het selve met grooten yver ende vrolickheyt gehouden, 14.

1

ALs nu de Ga naar margenoot1 sevende maent aenquam, ende de kinderen Israëls in hare steden waren,

2

Soo Ga naar margenoot2 versamelde sich al ’t volck als een Ga naar margenoot3 eenigh man op de strate voor de Ga naar margenoot4 waterpoorte: Ende sy seyden tot Ezra den Schriftgeleerden, dat hy het boeck der wet Ga naar margenoot5 Mose soude halen, die de HEERE Israël geboden hadde.

3

Ende Ezra de Priester bracht de wet voor de gemeynte, Ga naar margenoot6 beyde mans, ende vrouwen, ende alle die verstandigh waren om te hooren, op den eersten dagh der sevender maent.

4

Ende hy las daer in voor de strate, die voor de waterpoorte is, van ’t [morgen-]licht aen tot op den middagh, voor de mannen ende vrouwen, ende de verstandige: ende de Ga naar margenoot7 ooren des gantschen volcks waren na het wetboeck.

5

Ende Ezra de Schriftgeleerde stont op eenen Ga naar margenoot8 hoogen houten stoel, dien sy tot die sake gemaeckt hadden, ende neffens hem stont Mattithja, ende Sema, ende Anaja, ende Uria, ende Hilkia, ende Maaseja, aen sijne rechter hant: ende aen sijne slincker hant, Pedaja, ende Misaël, ende Malchia, ende Hasum, ende Ga naar margenoot9 Hasbaddana, Zacharia, [ende] Mesullam.

6

Ende Ezra opende het boeck voor de oogen des gantschen volcks; want hy was Ga naar margenoot10 boven al ’t volck: Ende als hy het opende, stont al ’t volck.

7

Ende Ezra Ga naar margenoot11 loofde den HEERE, den grooten Godt: Ende al ’t volck antwoordden, Ga naar margenoot12 Amen, Amen, met opheffinge harer handen, ende neyghden hen, ende Ga naar margenoot13 aenbaden den HEERE, met de aengesichten ter aerden.

8

Iesua nu, ende Bani, ende Serebja, Iamin, Akkub, Sabbethai, Hodia, Maa-[kolom]seja, Kelita, Azaria, Iozabad, Hanan, Pelaja, ende de Ga naar margenoot14 Leviten, onderwesen het volck in de wet: Ende het volck Ga naar margenoot15 stont op sijne stantplaetse.

9

Ende sy lasen in ’t boeck, in de wet Godts, duydelick: Ende den sin Ga naar margenoot16 verklarende, Ga naar margenoot17 soo maeckten sy dat men ’t verstont Ga naar margenoot18 in het lesen.

10

Ende Nehemia, (deselve is Ga naar margenoot19 Hattirsatha) ende Ezra de Priester de Schriftgeleerde, ende de Leviten, die ’t volck onderwesen, seyden tot al ’t volck; Dese dagh is den HEERE uwen Godt heyligh; en bedrijft [dan] geene Ga naar margenoot20 rouwe, ende en weent niet: want al ’t volck weende, Ga naar margenoot21 als sy de woorden der wet hoorden.

11

Voorts seyde hy tot hen, Gaet, etet het vette, ende drincket het soete, ende sendet deelen den genen, Ga naar margenoot22 voor welcken niets bereyt en is, want dese dagh is onsen Heere heyligh: soo en bedroeft u niet, want de blijdtschap des HEEREN, die is Ga naar margenoot23 uwe sterckte.

12

Ende de Leviten stilden al ’t volck, seggende, Swijget, want dese dagh is heyligh, daerom en bedroeft u niet.

13

Doe gingh al het volck henen om te eten, ende om te drincken, ende om Ga naar margenoot24 deelen te senden, ende om groote blijdtschap te maken: want sy hadden de woorden verstaen, die men hen hadde bekent gemaeckt.

14

Ende des anderen daeghs versamelden hen de Hoofden der vaderen des gantschen volcks, de Priesters, ende de Leviten, tot Ezra den Schriftgeleerden, ende dat, Ga naar margenoot25 om verstant te bekomen in de woorden der wet.

15

Ende sy vonden in de wet Ga naar margenoota geschreven; dat de HEERE door de Ga naar margenoot26 hant van Mose geboden hadde, dat de kinderen Israëls in loofhutten souden woonen, op het feest, in de sevende maent:

16

Ende dat sy het souden Ga naar margenoot27 luydtbaer maken, ende eene Ga naar margenoot28 stemme laten doorgaen door alle hare steden, ende te Ierusalem, seggende: Gaet uyt op het geberghte, ende halet Ga naar margenoot29 tacken van olijfboomen, ende tacken van [andere] Ga naar margenoot30 olyachtige boomen, ende tacken van myrthenboomen, ende tacken van palmboomen, ende tacken van [andere] Ga naar margenoot31 dichte boomen, om loofhutten te maken, als’er geschreven is.

17

Alsoo gingh het volck uyt ende haeldense, ende maeckten hen loofhutten, een yegelick op sijn Ga naar margenoot32 dack, ende in hare voorhoven, ende in de Ga naar margenoot33 voorhoven van Godes Huys, ende op de strate der waterpoorte, ende op de strate van Ephraims poorte.

18

Ende de gantsche gemeente der gener, die uyt de gevangenisse waren weder gekomen, maeckten loofhutten, ende woonden in die loofhutten; want de kinderen Israëls en hadden Ga naar margenoot34 alsoo niet gedaen sint de dagen Ga naar margenoot35 Iesua, des soons van Nun, tot op desen dagh toe: ende daer was seer groote blijdtschap.

19

Ende men las in het wetboeck Godes dagh by dagh, van den Ga naar margenoot36 eersten dagh tot den laetsten dagh: Ende sy hielden het feest seven dagen, ende op den achtsten dagh den Ga naar margenoot37 verbodtsdagh, na het recht.

margenoot1
Siet Ezra 3. op vers 1.
margenoot2
Siet boven 7.5.
margenoot3
Siet Iudic. 20. op vers 1.
margenoot4
Siet bov. 3.26.
margenoot5
Van Mose door Godts bevel beschreven, overgelevert ende wech geleyt zijnde, om op sekeren tijt den gantschen volcke voorgelesen te worden. Siet Deut. 31. vers 9, etc. ende vers 24, etc.
margenoot6
Hebr. van den man aen tot de vrouwe toe.
margenoot7
D. sy luysterden dien gantschen tijt over neerstighlick toe, sonder verdrietigh te worden.
margenoot8
Hebr. op eenen toren des houts, D. op eenen houten toren, alsoo wort die predickstoel genoemt, om dat hy van wegen rondte ende hooghte eenige gelijckheyt hadde met eenen toren.
margenoot9
Of, Hasbedana.
margenoot10
D. hy stont hooger, sulcks dat sy hem alle konden sien.
margenoot11
Hebr. zegende.
margenoot12
Siet Num. 5. op vers 22.
margenoot13
Ofte, buyghden hen voor den Heere, als onder 9.3.
margenoot14
Hebbende oock hare stoelen ofte stellingen om de gemeente, in verscheydene partijen verdeelt zijnde, te onderwijsen; als afgenomen wort uyt c. 9. vers 4.
margenoot15
Hebr. [waren] op haer staen, D. bleven al staen op hare plaetsen, toeluysterende.
margenoot16
Hebr. stellende, ofte, leggende, And. het verstant daer op leggende. Verstaende sulcks, sommige van de Leeraers, ende sommige, van het volck.
margenoot17
And. soo verstonden sy de lesinge, D. het gene dat gelesen wert.
margenoot18
And. in, ofte, door de Schrifture. Dewijle het Hebreeusch woort oock de Heylige Schrift kan beteeckenen, om datse behoort gelesen te worden. Sommige settet over: in de vergaderinge: gelijck het Hebreeusch woort elders gebruyckt wort.
margenoot19
Siet Ezra 2. op vers 63.
margenoot20
Want de heylige feesten waren van Godt verordineert tot eene heylige blijdtschap over Godts weldaden. siet Numer. 10. vers 10. Deut. 16.11.
margenoot21
Verstaende uyt de wet, hoe veelvoudighlick sy die hadden overtreden, ende Godts rechtveerdigen toorn verweckt.
margenoot22
T.w. den armen, weduwen ende weesen: volgens de wet, Deuter. c. 16. versen 11, 14. siet oock Esth. cap. 9. vers 19. Apoc. 11.10.
margenoot23
D. de oorsake, die u Godt geeft om blijde te zijn over sijne voorgaende ende tegenwoordige weldaden, moet uwe conscientien troosten, ende u eenen goeden moedt geven.
margenoot24
Als vers 11.
margenoot25
Ofte, op dat hyse onderrichtede, of, onderwees: te weten, van haren schuldigen plicht na Godts wet.
margenoota
Exod. 23.16. Levit. 23.34. Num. 29.12, etc. Deut. 16.13, 14, 15.
margenoot26
Dat is, door den dienst.
margenoot27
Hebr. doen hooren. Siet van dit uytroepen ofte publiceeren der feesten, Godts bevel, Levit. cap. 23. vers 4.
margenoot28
Siet van dese maniere van spreken Ezra 1. op vers 1.
margenoot29
Hebr. bladen, D. tacken met bladen, ende soo in ’t volgende. Vergel. Lev. 23. vers 40.
margenoot30
And. pijnboomen.
margenoot31
Die vol tacken ende bladen zijn.
margenoot32
Want de daken aldaer plat waren. Siet Deuter. 22. op vers 8.
margenoot33
Siet 2.Chron. 33. op vers 5.
margenoot34
Met sulcken yver ende vreughde, als het volgende vers verklaert.
margenoot35
Dese is Iosua, die Israël in ’t beloofde lant eerst hadde ingevoert. Siet het boeck Iosue.
margenoot36
Houdende alsoo dagelicks heylige vergaderingen, dat anders op den eersten ende laetsten dagh voornamelick plagh te geschieden: dit was een teecken van haren bysonderen yver ende vreughde over Godes bysondere genade ende weldadigheyt. Siet Levit. cap. 23. versen 35, 36. ende vergelijck; Deuter. 31.10, 11, 12, 13.
margenoot37
Siet Levit. 23. op vers 36.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken