Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xiij. Capittel.

Op het voorlesen van Godts wet, wort alle vermengelinge der vreemde volckeren van Israël afgescheyden, vers 1, etc. Terwijlen Nehemia weder vertrocken was tot den Koningh, waren verscheyden grove misbruycken in Godts Kercke ingekropen, waer van hy deselve, na sijne wederkomste, suyvert, reynigende de kamers aen Godts Huys, die Eljasib hadde verontreynight, 4. herstellende de Priesteren ende Leviten in haer ampt ende onderhoudt, waer over hy Thresoriers stelt, 10, 30. afschaffende alle ontheyliginge des Sabbaths, 15. mitsgaders alle houwelicken met de Heydensche volcken gemaeckt, 23.

1

Ga naar margenoot1 TE dien dage wert’er gelesen in het boeck van Mose, voor de ooren des volcks: Ende daer in wert Ga naar margenoota geschreven gevonden, dat de Ga naar margenoot2 Ammoniten ende Moabiten niet souden komen in de Ga naar margenoot3 gemeente Godts, tot in eeuwigheyt:

2

Om dat sy den kinderen Israëls niet waren tegen gekomen met Ga naar margenoot4 broot ende met water; Ga naar margenootb ja hadden Bileam tegen Ga naar margenoot5 hem gehuert, om hem te vloecken, hoewel onse Godt den vloeck omkeerde in eenen zegen.

3

Soo geschiedde’t, als sy dese wet hoorden, dat sy alle Ga naar margenoot6 vermengelinge van Israël afscheydden.

4

Eljasib nu, de Priester, die gestelt was over de Ga naar margenoot7 kamer van het Huys onses Godts, was voor desen Ga naar margenoot8 nabestaende van Tobia geworden:

5

Ende hy hadde Ga naar margenoot9 hem eene Ga naar margenoot10 groote kamer gemaeckt, alwaer sy te vooren henen leyden het spijs-offer, den wieroock, ende de vaten, ende de tienden van koorn, van most, ende van olie, Ga naar margenoot11 die bevolen waren voor de Leviten, ende de Sangers ende de Poortiers; mitsgaders Ga naar margenoot12 het hef-offer der Priesteren.

6

Doch in Ga naar margenoot13 allen desen en was ick niet te Ierusalem: want in het Ga naar margenoot14 twee ende dertighste jaer van Ga naar margenoot15 Arthahsasta, Koningh van Ga naar margenoot16 Babel, quam ick tot den Koningh; maer ten Ga naar margenoot17 eynde van [sommige] dagen Ga naar margenoot18 verkreegh ick [weder] verlof van den Koningh.

7

Ende ick quam te Ierusalem, ende verstont van het quaet, dat Eljasib voor Tobia gedaen hadde, makende hem eene kamer in de Ga naar margenoot19 voorhoven van Godes Huys. [kolom]

8

Ende het Ga naar margenoot20 mishaeghde my seer: Soo wierp ick Ga naar margenoot21 al den huysraet van Tobia buyten, uyt de kamer.

9

Voorts Ga naar margenoot22 gaf ick bevel, ende sy reynighden de kameren: Ende ick bracht daer weder in de vaten van Godes Huys, met het spijs-offer, ende den wieroock.

10

Oock vernam ick, dat der Leviten Ga naar margenoot23 deel [hen] niet gegeven en was: Soo dat de Leviten ende de Sangers, die het Ga naar margenoot24 werck deden, gevloden waren een yegelick na sijnen acker.

11

Ende ick Ga naar margenoot25 twistede met de Overheden, ende seyde; Waerom is ’t Huys Godts verlaten? Doch ick Ga naar margenoot26 vergaderdese, ende hersteldese Ga naar margenoot27 in haren stant.

12

Doe brachte gantsch Iuda de tienden des koorns, ende des mosts, ende der olie, in de Ga naar margenoot28 schatten.

13

Ende ick stelde tot Schatmeesters Ga naar margenoot29 over de schatten, Selemja den Priester, ende Zadok den Schrijver, ende Pedaja uyt de Leviten: ende Ga naar margenoot30 aen hare hant Hanan den sone Zacchurs, des soons Matthanja: want sy werden Ga naar margenoot31 getrouw geacht, ende Ga naar margenoot32 hen wert opgeleyt haren broederen uyt te deylen.

14

Ga naar margenoot33 Gedenckt mijner, mijn Godt, Ga naar margenoot34 in desen: Ende en delght mijne Ga naar margenoot35 weldadigheden niet uyt, die ick aen het Huys mijns Godts, ende aen sijne Ga naar margenoot36 wachten gedaen hebbe.

15

In deselve dagen sagh ick in Iuda, die Ga naar margenoot37 perssen traden op den Sabbath, ende die garven inbrachten, die sy op ezels loeden; als oock wijn, druyven, ende vijgen, ende Ga naar margenoot38 allen last, dien sy te Ierusalem inbrachten op den Sabbathdagh: Ende ick Ga naar margenoot39 betuyghde Ga naar margenoot40 [tegen hen] ten dage, als sy eetwaere verkochten.

16

Daer woonden oock Ga naar margenoot41 Tyriers Ga naar margenoot42 binnen, die visch aenbrachten, ende Ga naar margenoot43 alle koopwaere, die sy op den Sabbath verkochten aen de kinderen van Iuda, ende te Ierusalem.

17

Soo twistede ick met de Ga naar margenoot44 Edelen van Iuda, ende seyde tot hen; Wat voor een boos dingh is dit: dat ghylieden doet, ende Ga naar margenootc ontheylight den Sabbathdagh?

18

Deden niet uwe vaders alsoo, ende onse Godt bracht al dit Ga naar margenoot45 quaet over ons, ende over dese stadt? Ende ghylieden Ga naar margenoot46 maeckt des hittigen Ga naar margenoot47 gramschaps noch meer over Israël, ontheyligende den Sabbath.

19

Het geschiedde nu, als de poorten van Ierusalem Ga naar margenoot48 schaduwe gaven, voor den Sabbath, dat ick Ga naar margenoot49 bevel gaf, ende de deuren wierden gesloten; ende ick beval dat syse niet souden opdoen tot na den Sabbath: Ende ick stelde van mijne jongens aen de poorten, [op datter] geen last soude inkomen op den Sabbathdagh.

20

Doe vernachteden de kramers, ende verkoopers van Ga naar margenoot50 alle koopwaere, buyten voor Ierusalem, eenmael ofte twee.

21

Soo betuyghde ick tegen hen, ende seyde tot hen, Waerom vernachtet ghylieden tegen over den muer? soo ghy ’t weder doet, sal ick de hant aen u slaen: van dier tijt aen en quamen sy niet op den Sabbath.

22

Voorts seyd’ick tot de Leviten, dat sy hen souden reynigen, ende de Ga naar margenoot51 poorten komen wachten, om den Sabbathdagh te heyligen: Gedenckt mijner oock [in] desen, mijn Godt, ende verschoont mijner, na de Ga naar margenoot52 veelheyt uwer Ga naar margenoot53 goedertierenheyt.

23

Oock sagh ick in die dagen Ioden, die Ga naar margenoot54 Asdodische, Ammonitische, [ende] Moabi-

[Folio 215r\Maeltijt van Ahasveros.]
[fol. 215r\Maeltijt van Ahasveros.]

tische wijven [by sich] hadde Ga naar margenoot55 doen woonen.

24

Ende hare kinderen spraken Ga naar margenoot56 half Asdodisch, ende sy en Ga naar margenoot57 konden geen Iodisch spreken: maer na de tale Ga naar margenoot58 eens yegelicken volcks.

25

Soo twistede ick met hen, ende Ga naar margenoot59 vloecktese, ende Ga naar margenoot60 sloegh [sommige] mannen van hen, ende plucktese het hayr uyt: ende ick deedse sweeren by Godt; Ga naar margenoot61 Indien ghy uwe dochteren haren sonen sult geven, ende indien ghy van hare dochteren voor uwe sonen ofte voor u sult nemen! Ga naar margenoot62

26

Ga naar margenootd Heeft niet Salomo, de Koningh Israëls, daer in gesondight? Ga naar margenoote hoewel der onder vele Heydenen geen Koningh en was, gelijck hy, ende hy sijnen Godt lief was, ende Godt hem ten Koningh over gantsch Israël gestelt hadde: Oock hem deden de vreemde wijven sondigen. [kolom]

27

Ga naar margenoot63 Souden wy dan na u-lieden hooren, dat ghy al dit groote quaet soudet doen, overtredende tegen onsen Godt, doende vreemde wijven Ga naar margenoot64 [by u] woonen?

28

Oock wasser Ga naar margenoot65 [een] van de kinderen Iojada, des soons Eliasibs, des Hoogenpriesters, schoonsone geworden van Ga naar margenoot66 Saneballat, den Horoniter: Daerom jaeghde ick hem van my wech.

29

Ga naar margenoot67 Gedenckt aen hen, mijn Godt: om dat sy het Priesterdom hebben Ga naar margenoot68 verontreynight, Ia het Ga naar margenoot69 verbont des Priesterdoms ende der Leviten.

30

Alsoo reynighde ick haer van Ga naar margenoot70 alle vreemde: Ende ick bestelde de Ga naar margenoot71 wachten der Priesteren, ende der Leviten, elck op sijn werck:

31

Oock tot het Ga naar margenoot72 offer des houts, op bestemde tijden, ende tot de eerstelingen: Ga naar margenoot73 Gedenckt mijner, mijn Godt, ten goede.

Eynde des Boecks NEHEMIAE.

margenoot1
Dit verstaen sommige geschiet te zijn, na dat Nehemia ten tweeden male van den Koningh Artaxerxes weder te Ierusalem gekomen was. Siet versen 4, 6.
margenoota
Deut. 23.3, 4, 5.
margenoot2
Hebr. Ammoniter ende Moabiter.
margenoot3
Siet Deut. 23. op vers 1.
margenoot4
Dat is, spijse ende dranck.
margenootb
Numer. 22.5. Iosu. 24.9.
margenoot5
Verstaet, Israël, D. het volck van Israël.
margenoot6
Dat is, alle, die van vreemde, afgodische, Heydensche volckeren waren, ende niet van Israël. Vergel. boven 9.2.
margenoot7
Dat is, kameren. siet onder vers 9. ende Ezra 8.29.
margenoot8
D. hy hadde sich met hem bevriendet, ofte aen hem verswagert, niet tegenstaende dat hy een bitter vyant van Godts volck was. Siet boven cap. 6. versen 1, 14, 17, 19. ende vergelijckt onder vers 28.
margenoot9
Den Tobia.
margenoot10
De wanden van eenige kameren door brekende, hadde hy voor Tobia eene groote ruyme kamer daer van gemaeckt, om sijnen huysraet daer in te stellen. Siet vers 8.
margenoot11
Hebr. het bevel, ofte, gebodt der Leviten, etc. D. waer van Godt bevolen hadde, dat mense den Leviten, etc. geven soude, ofte, het bevolen, ofte, verordineert [deel] der Leviten, etc. Siet Numer. cap. 18. vers 24.
margenoot12
Dat is, het gene sy den Priesteren moesten geven, Te weten, de tienden van de tienden der Leviten, etc. siet Numer. 18. versen 8, 26.
margenoot13
Nehemia wil seggen, dat alles in sijn afwesen binnen korten tijt weder vervallen was.
margenoot14
Als ick twaelf jaren met des Koninghs consent te Ierusalem geweest was.
margenoot15
Siet Ezra cap. 6. op vers 14.
margenoot16
Het welcke nu was onder de Persische monarchie.
margenoot17
Dat is, na eenigen tijt, ofte (als andere) na een vol jaer, het welcke door dagen somtijts wort verstaen.
margenoot18
Ofte, my wert verlof verkregen. Het Hebreeusch woort soude eygentlick beteeckenen: Ick wert ge-eyscht, versocht, ofte, ontboden. Het kan zijn dat Nehemia sich ontsiende om selfs weder verlof te begeeren, het selve door anderen heeft laten versoecken, ende dat de Koningh hem daer op ontboden, ende verlof gegeven heeft. Sonder twijfel hebben oock Godtvruchtige Ioden Nehemia laten weten den vervallenen staet van Godts volck, ende sijne overkomste ernstelick versocht, etc.
margenoot19
Als boven 8.17.
margenoot20
Hebr. Het was my seer quaet, Dat is, (als de Schrift elders spreeckt) het was seer quaet in mijne oogen, Dat is, het misviel my seer.
margenoot21
Hebr. alle vaten, ofte, alle gereetschap des huyses van Tobia.
margenoot22
Hebr. ick seyde: siet 2.Chron. c. 29. versen 24, 27. Iob 9. vers 7. Esth. 9.25. ende vergel. Genes. 1. vers 3. Ion. 2.10. met d’aent. Of, ick seyde dat sy de kameren souden reynigen: Alsoo onder vers 19.
margenoot23
D. ’t onderhoudt, dat men hen na Godts wet schuldigh was te geven: Ende daer toe ’t volck sich met eede verplicht hadde, boven 10.37.
margenoot24
Te weten, des Heeren, D. den gewoonlicken Godtsdienst.
margenoot25
D. ick bestraftese, bekeefse scherpelick: alsoo versen 17, 25.
margenoot26
Uyt de plaetsen, daer sy henen gevlucht ende verstroyt waren.
margenoot27
Om den Godtsdienst, als te voren, weder waer te nemen.
margenoot28
D. schatkamers. Siet boven vers 5.
margenoot29
Als bov. 12.44. ende 1.Chron. 26. vers 20, etc. 2.Chron. cap. 31. vers 12, etc.
margenoot30
D. tot haren dienst ofte behulp.
margenoot31
Vergel. bov. 7.2.
margenoot32
Hebr. [’t was] op hen: D. het was haren plicht, haren last.
margenoot33
Vergel. Gen. 8. op vers 1. Hebr. 6.10. ende ond. versen 22, 31. ende siet boven 5. op vers 19.
margenoot34
Of, desen aengaende.
margenoot35
Als 2.Chron. 32. op vers 32. ende 35. op vers 26.
margenoot36
Besorgende, dat de Godtsdienst in uwen tempel van eenen yederen, volgens sijn ampt, wel mochte worden waergenomen. siet Numer. 3. op vers 7.
margenoot37
Wijnperssen ende olieperssen.
margenoot38
D. allerley last.
margenoot39
Verklarende by den Heere, dat ick het niet meer en soude lijden.
margenoot40
Als ond. vers 21.
margenoot41
Geboortigh uyt de vermaerde stadt Tyrus. siet Ios. 19. op vers 29.
margenoot42
Binnen Ierusalem.
margenoot43
D. allerley.
margenoot44
Hebr. witte. siet boven 2. op vers 16.
margenootc
Exod. 20.8. Lev. 19.30.
margenoot45
Alle dese plagen ende straffen.
margenoot46
Hebr. doet hittige gramschap toe.
margenoot47
Des Heeren.
margenoot48
Ofte, overschaduwt waren, D. tegen den avont, als de sonne begost onder te gaen.
margenoot49
Hebr. seyde: als boven vers 9.
margenoot50
D. allerley.
margenoot51
Verstaet, des tempels, passende op alles, wat tot de heyliginge des Sabbaths diende, sonder yets anders op den Sabbath te doen, ende in het bysonder toesiende, datter geen onreyne mochten inkomen. siet Num. 3. vers 7. ende 2.Chron. cap. 23. vers 19.
margenoot52
Ofte, grootheyt.
margenoot53
Ofte, weldadigheyt.
margenoot54
D. Heydensche wijven van allerley vreemde volcken. Asdod was eene stadt ende contreije der Philistijnen. Siet 1.Sam. 5.1, 2, etc.
margenoot55
D. getrouwt. (Siet Ezra 10. op vers 2.) niet tegenstaende de reformatie te voren by Ezra gedaen, Ezra c. 9. en 10. ende hare eygene belofte (bov. 10. vers 30.) met eede verzegelt. Alsoo vers 27.
margenoot56
Anders, de helft harer kinderen, ofte, een deel.
margenoot57
Hebr. sy onderkenden niet, ofte, onderscheyden niet.
margenoot58
Hebr. van volck ende volck: D. van het een ende het ander volck, elck soo hy van sijne moeder geleert hadde, hebbende alsoo eene verbasterde tale met eene verbasterde religie.
margenoot59
Uyt yver van justitie verklarende, datse als meyneedige verbontbrekers den vloeck op hen geladen hadden, ende weerdigh waren verbannen of van Godts volck afgesneden te worden.
margenoot60
Tot eene openbare straffe ende versmaetheyt. Vergel. Deut. 25.2. 2.Sam. 10.4.
margenoot61
Desen eedt, dien hy haer voorseyt, moesten sy op haer nemen, op datse door dese middelen opgeweckt zijnde, hier na in sulcken grouwel niet weder mochten vervallen.
margenoot62
Een afgebroken reden in het eedtsweeren gebruycklick, waer op men verstaen kan: Soo sult ghy vervloeckt zijn, ofte, soo straffe u Godt. Siet Genes. 14. op vers 23.
margenootd
1.Reg. 11.4.
margenoote
1.Reg. 3.13. 2.Chron. 1.12.
margenoot63
D. souden wy dan u sulcks toelaten, die ghy veel meer de verleydinge onderworpen zijt, als die groote, wijse, ende van Godt beminde Koningh Salomo?
margenoot64
Siet op. vers 23.
margenoot65
Iosephus schrijft, dat dit geweest zy Manasses, de broeder van den Hoogenpriester Iaddua, of, Iaddus, van welcken siet boven 12. op vers 11.
margenoot66
Siet boven 2. op vers 10. ende 4.1. ende 6.1, etc.
margenoot67
Als bov. 6.14.
margenoot68
Begaende alsulcke grouwelen, als boven verhaelt is.
margenoot69
Verstaet het bysonder ende naerder verbont dat Godt met Aaron ende sijnen zade, mitsgaders den Leviten, aengaende hare heylige ampten, gemaeckt hadde.
margenoot70
Hebr. allen vreemden: in ’t eenvoudigh getal. Verstaet de Heydensche wijven, kinderen, met de aenklevende onreynigheyt des Heydendoms.
margenoot71
Als boven vers 14.
margenoot72
Siet boven 10.34.
margenoot73
Vergel. boven 5. op vers 19. ende in dit Capittel versen 14, 22.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken