Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xij. Capittel.

Register van Priesteren ende Leviten, die met Zerubbabel uyt de gevangenisse gekomen waren, vers 1, etc. Successie der Hoogepriesteren van Iesua tot op Iaddua, 10. Register van de Overste Priesteren, die in plaetse der voorengenoemde gesuccedeert zijn, 12. Beschrijvinge van de Overste Leviten, 22. Verhael van de inwyinge der mueren van Ierusalem, 27. Verordeninge van Thresoriers over de goederen der Priesteren ende Leviten, 44.

1

DIt nu zijn de Ga naar margenoot1 Priesters ende de Leviten, die met Ga naar margenoot2 Zerubbabel den sone Sealthiëls, ende Ga naar margenoot3 Iesua, optogen: Seraja, Ieremja, Ezra,

2

Amarja, Ga naar margenoot4 Malluch, Hattus,

3

Sechanja, Rehum, Meremoth,

4

Iddo, Ginnethoi, Abja,

5

Mijamin, Maadja, Bilga,

6

Semaja, ende Iojarib, Iedaja,

7

Sallu, Amok, Hilkja, Iedaja: dat waren de Hoofden der Priesteren, ende hare broederen, in de dagen van Iesua.

8

Ende de Leviten waren; Iesua, Binnui, Kadmiël, Serebja, Iuda, Matthanja: Ga naar margenoot5 hy, ende sijne broederen waren over de Ga naar margenoot6 danckseggingen.

9

Ende Bakbukja, ende Unni, hare broederen, waren Ga naar margenoot7 tegen hen over, in de wachten.

10

Iesua nu gewan Iojakim: ende Iojakim gewan Eljasib, ende Eljasib gewan Iojada:

11

Ende Iojada gewan Ionathan: ende Ionathan gewan Ga naar margenoot8 Iaddua.

12

Ende in de dagen Ga naar margenoot9 Iojakims, waren Priesters Ga naar margenoot10 Hoofden der vaderen: Ga naar margenoot11 van Seraja, was Meraja; van Ieremja, Hananja:

13

Van Ezra, Mesullam; van Amarja, Iohanan:

14

Van Melichu, Ionathan; van Sebanja, Ioseph:

15

Van Harim, Adna; van Merajoth, Helkai:

16

Van Iddo, Zacharia: van Ginnethon, Mesullam:

17

Van Abja, Zichri: van Minjamin, van Moadja, Piltai:

18

Van Bilga, Sammua; van Semaja, Ionathan:

19

Ende van Iojarib, Matthenai; van Iedaja, Uzzi:

20

Van Sallai, Kallai; van Amok, Heber:

21

Van Hilkia, Hasabja; van Iedaja, Nethaneël:

22

[Van] de Leviten, werden in de dagen van Eljasib, Iojada, ende Iohanan, ende Iaddua, de Hoofden der vaderen beschreven: mitsgaders de Priesteren, tot het Koninckrijke van Ga naar margenoot12 Darius den Persiaen.

23

De kinderen van Levi, de Hoofden der vaderen, werden beschreven in het boeck der Ga naar margenoota Chroniken: tot de dagen Ga naar margenoot13 Iohanans des Ga naar margenoot14 soons Eljasibs toe.

24

De Hoofden dan der Leviten waren, Hasabja, Serebja, ende Iesua de sone Kadmiëls, ende hare broederen tegen hen over, om te prijsen [ende] te dancken, na het gebodt Davids, des Ga naar margenoot15 mans Godts: Ga naar margenoot16 wacht tegen wacht.

25

Mathanja, ende Bakbukja, Obadja, Mesullam, Talmon, [ende] Akkub, waren Poortiers, de wacht waernemende, by de Ga naar margenoot17 schatkamers der poorten.

26

Dese waren in de dagen Iojakims, des soons Iesua, des soons Iozadaks: Ende in de dagen Nehemia des Lantvooghts, [kolom] ende des Priesters Ezra, des Schriftgeleerden.

27

In de Ga naar margenoot18 inwyinge nu van Ierusalems muer, sochten sy de Leviten uyt alle hare Ga naar margenoot19 plaetsen, dat syse te Ierusalem brachten: om de inwyinge te doen met vreughde, ende met danckseggingen, ende met gesangh, cymbalen, luyten, ende met harpen.

28

Alsoo werden de kinderen der Sangers versamelt, soo uyt het vlacke velt rontom Ierusalem, als uyt de Ga naar margenoot20 dorpen van Ga naar margenoot21 Netophati:

29

Ende uyt den Ga naar margenoot22 huyse van Gilgal, ende uyt de velden van Ga naar margenoot23 Geba, ende Ga naar margenoot24 Azmaveth: want de Sangers hadden hen dorpen Ga naar margenoot25 gebouwt, rontom Ierusalem.

30

Ende de Priesters ende de Leviten Ga naar margenoot26 reynighden haer selven: daer na reynighden sy het volck, ende de poorten, ende den muer.

31

Doe deed’ick de Vorsten van Iuda opgaen op den muer: Ende ick stelde twee groote danck-chooren, ende omgangen, Ga naar margenoot27 [eenen] ter rechter hant op den muer, na de Ga naar margenoot28 mistpoorte toe.

32

Ende achter hen gingh Hosaja, ende de helft der Vorsten van Iuda,

33

Ende Azarja, Ezra, ende Mesullam,

34

Iuda, ende Benjamin, ende Semaja, ende Ieremja;

35

Ende van de Priesters kinderen met trompetten: Zacharja de sone Ionathans, des soons Semaja, des soons Matthanja, des soons Michaja, des soons Zacchurs, des soons Asaphs:

36

Ende sijne broeders, Semaja, ende Azareël, Milalai, Gilalai, Maai, Nethaneël, ende Iuda, Hanani, met musijck-instrumenten Ga naar margenoot29 Davids, des Ga naar margenoot30 mans Godts: ende Ezra de Schriftgeleerde [gingh] voor haer aengesichte henen.

37

Voorts na de fonteynpoorte, ende tegen hen over, gingen sy op by de trappen van Davids stadt, door den opgangh des muers: boven Davids huys, tot aen de waterpoorte, tegen ’t Oosten.

38

De tweede danck-choor nu, die gingh Ga naar margenoot31 tegen over, ende ick achter dien, met de helft des volcks, op den muer, van boven den back-ovens toren, tot aen den breeden muer:

39

Ende van boven de poorte Ephraims, ende Ga naar margenoot32 boven de oude poorte, ende boven de vischpoorte, ende den toren Hananeël, ende den toren Mea, tot aen de schaepspoorte, ende sy Ga naar margenoot33 bleven staen in de gevangenpoorte.

40

Daer na stonden de beyde danck-chooren in Godes Huys: oock ick, ende de helft der Overheden met my.

41

Ende de Priesters, Eljakim, Maaseja, Minjamin, Michaja, Elioënai, Zacharja, Hananja, met trompetten.

42

Voorts Maaseja, ende Semaja, ende Eleazar, ende Uzzi, ende Iohanan, ende Malchia, ende Elam, ende Ezer: oock lieten sich de Sangers hooren, met Izrahia den Opsiender.

43

Ende sy offerden des selven daeghs groote slacht-offeren, ende waren vrolick; want Godt hadse vrolick gemaeckt met groote vrolickheyt, ende oock waren de wijven ende de kinderen vrolick: soo dat de vrolickheyt van Ierusalem, tot van verre gehoort wert.

44

Oock werden ten selven dage mannen gestelt over de Ga naar margenoot34 kameren, tot de schatten, tot de hef-offeren, tot de eerstelingen, ende tot de tienden, om daer in uyt de ackeren Ga naar margenoot35 der steden te versamelen de deelen Ga naar margenoot36 der wet, voor de Priesteren ende voor de Leviten: want Iuda Ga naar margenoot37 was vrolick

[Folio 214v\Nehemia reformeert wederom.]
[fol. 214v\Nehemia reformeert wederom.]

over de Priesteren, ende over de Leviten, die daer Ga naar margenoot38 stonden,

45

Ende Ga naar margenoot39 namen de wacht hares Godts waer, ende de wacht der Ga naar margenoot40 reyniginge, Ga naar margenoot41 oock de Sangers, ende de Poortiers: na den Ga naar margenootb gebode Davids, [ende] sijns soons Salomo.

46

Want in de dagen Davids, ende Ga naar margenoot42 Asaphs, van oudts, warender Ga naar margenoot43 Hoofden der Sangers, ende des lofgesanghs, ende der danckseggingen tot Godt.

47

Daerom gaf gantsch Israël, in de dagen Zerubbabels, ende in de dagen van Nehemia, de Ga naar margenoot44 deelen der Sangers, ende der Poortiers, Ga naar margenoot45 elcks dagelicks op sijnen dagh: Ende Ga naar margenoot46 sy Ga naar margenoot47 heylighden voor de Leviten, ende de Leviten Ga naar margenoot48 heylighden voor de kinderen Aarons.

margenoot1
Verstaet de voorneemste ende Overste der Priesteren ende Leviten: als uyt versen 7, 22, 23, 24. wort afgenomen.
margenoot2
Siet Ezra 2. op vers 2.
margenoot3
Die Hoogepriester was.
margenoot4
Dese, ende eenige andere worden anders genoemt, onder van vers 14, tot vers 21, na de wijse der Hebreen.
margenoot5
Namel. Matthanja. siet bov. 11. vers 17.
margenoot6
Dat is, sy waren Sanghmeesters, in ’t singen der danck ende lof-psalmen: als boven 11.17.
margenoot7
D. by ende ontrent de Sangers tegenwoordigh, om haren dienst waer te nemen. siet boven 11. op vers 22. ende van de beurten der Sangers Davids ordinantie, 1.Chron. 25. vers 9, etc. doch nu ter tijt waren sy minder in getale. Siet Ezra 2. op vers 39.
margenoot8
Desen houdt men geweest te zijn, den Hoogenpriester Iaddus, van welcken Iosephus schrijft, dat hy Alexander den Grooten, komende om Ierusalem vyantlick aen te tasten, in des Hoogepriesters habijt buyten de stadt te gemoete zy gegaen, ende sijn gemoedt versacht hebbe. Waer uyt eenige afnemen, dat Nehemia, tot het eynde der Persische Monarchie geleeft hebbe, ende over sulcks dit register van de successie der Hoogepriesteren tot dien tijt hebbe konnen beschrijven, zijnde noch geen sestigh jaer verloopen in den tijt van Artaxerxes Memor (onder welcken eenige meenen dat Nehemia gedient hebbe) tot het eynde der Persische, ende het begin der Griecksche Monarchie. Andere meenen dat Nehemia (die na haer gevoelen geleeft hebbe onder Artaxerxes Longimanus) doot zijnde, dit register van eenen anderen man Godts, door ingeven des Heyligen Geests, hier ingevoeght zy, om de successie der Hoogepriesteren in Godts Kercke te bewaren.
margenoot9
Die Hoogepriester was na sijnen vader Iesua, vers 10.
margenoot10
D. de voornaemste onder de Priesteren: als op vers 1. is aengewesen.
margenoot11
D. van Seraja was geboren ofte afkomstigh, Meraja, succedeerende in sijne plaetse: daerom andere dit oversetten, voor Seraja, dat is, in sijne plaetse, ende soo in het volgende.
margenoot12
Des laetsten Koninghs der Persen, genaemt Codomannus, dien Alexander de Groote overwon: waer mede de Persische Monarchie een eynde hadde, in het jaer van de scheppinge ontrent 3642. voor Christi menschwerdinge, 329. na de reeckeninge van sommige tijtreeckenaers.
margenoota
1.Chron. 9.10, etc.
margenoot13
Boven vers 11. genoemt Ionathan, de vader van Iaddua.
margenoot14
Dat is, soons soons.
margenoot15
Siet Iudic. 13. op vers 6.
margenoot16
D. sy deden haren dienst by beurten, d’een om den anderen, na Davids ordinantie. Siet 1.Chron. cap. 25. alsoo boven vers 8.
margenoot17
Siet ond. vers 44. ende 13.5. item 1.Chron. 26. op vers 17. Hebr. Asuppim.
margenoot18
Dewelcke geschiedde door gebeden, danckseggingen, offerhanden, ende uyterlicke teeckenen van geestelicke vreughde voor den Heere, als volght. Vergel. Exod. cap. 40. Num. 7. Deut. 20. op vers 5. 1.Reg. 8. vers 63. Ezra cap. 6. vers 17, etc. Ioan. 10. vers 22.
margenoot19
Daer henen sy neffens andere weder getogen waren na de groote vergaderinge, waer van boven capp. 9.10.
margenoot20
Ofte, hoeven. Alsoo vers 29.
margenoot21
Ofte, der Netophatiten.
margenoot22
Ofte, plaetse. Hebr. Beth gilgal. van Gilgal, siet Deut. 11. vers 30. Iosu. 5.9.
margenoot23
Siet Iosu. 21. vers 17.
margenoot24
Boven cap. 7. vers 28. is vermelt Beth-Azmaveth.
margenoot25
Om dat alles door de Babylonische oorlogen seer verwoest was, ende op datse by der hant mochten zijn hares dienstes halven. siet boven 11. op vers 20. ende 30,
margenoot26
Vergel. Genes. cap. 35. op vers 2. Exod. 19. versen 10, 15. Numer. capit. 19.2. Chron. cap. 29. versen 5, 15, 16, etc. Ezra 6.20, 21.
margenoot27
Van den anderen hoop der danckseggenden, siet. vers 38.
margenoot28
Vergelijckt dese beschrijvinge des muers met boven 2. versen 13, 14, 15. ende cap. 3. ende siet d’aenteeck. aldaer.
margenoot29
Die van David gevonden, ofte geordineert ende overgelevert waren.
margenoot30
D. des Propheets, als boven vers 24.
margenoot31
Aen de andere zijde van de stadt, op dat beyde hoopen eyndelick malkanderen mochten ontmoeten, ende t’samen na den tempel gaen. Siet vers 40.
margenoot32
Anders, na, ende soo in ’t volgende.
margenoot33
Hebr. stonden in, ofte, by de poorte der bewaringe, Dat is, gevangenisse: Als Ierem. 32.2.
margenoot34
Vergel. ond. 13. versen 5, 12, 13. ende boven 10.37, 38.
margenoot35
D. die rontom de steden lagen.
margenoot36
D. die in de wet verordineert waren, voor, etc. Tot welcker opbrenginge sy haer van nieuws verbonden hadden, boven 10.35, etc.
margenoot37
Hebr. [daer was] blijdtschap, ofte, vrolickheyt van Iuda: of, de vrolickheyt van Iuda [was] over, etc.
margenoot38
D. haren dienst vlijtighlick ende getrouwelick waernamen, ende daer in alsoo souden voort gaen, daerse te voren in’t lant verstroyt waren door gebreck van onderhoudt, dat men nu gewillighlick ende met vreughde opbrachte. Vergel. onder 13.10.
margenoot39
Besorgende, dat de Godesdienst in alles wel verricht mochte worden. siet Levit. 8. op vers 35.
margenoot40
Als bov. vers 30.
margenoot41
Verstaet, dat die hare beurten vlijtighlick waernamen. Anders, ende de Sangers ende de Poortiers wachteden, etc.
margenootb
1.Chron. cap. 25.
margenoot42
Hier onder mede begrepen, Heman ende Ieduthun, 1.Chron. 25.1, etc.
margenoot43
D. Sanghmeesters, Voorsangers ende Opsienders, van de voornaemste, die daer op letteden, dat de dienst ende alle beurten der Sangers wel wierden waergenomen, etc. siet bov. vers 42. ende 11. vers 17. ende 1.Chron. 25.2, 3, 6.
margenoot44
Als boven vers 44.
margenoot45
Hebr. het woort, ofte, de sake, eens daeghs op sijnen dagh.
margenoot46
T.w. het volck, ofte, gantsch Israël.
margenoot47
D. sy sonderden af, ende gaven den Leviten de tienden, etc. die daer toe geheylight waren, ende waer door de gantsche reste, die sy behielden, voor haer particulier gebruyck geheylight wert. Siet Numer. 18.21, 26.
margenoot48
D. sy sonderden af, ende gaven den Hoogepriesteren tienden, van de tienden die sy hadden ontfangen, na de wet Godes. Numer. 18.26, etc. Siet oock aldaer vers 8.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken