Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het ix. Capittel.

Achtervolgende het schrift des Koninghs, versamelen haer de Ioden tegen hare vyanden, om die te dooden, vers 1, etc. De Lantvooghden helpense, uyt vreese van Mordechai, 3. Die groot was by den Koningh, 4. De Ioden verslaen vele van hare vyanden, 5. onder andere oock de tien sonen Hamans, 7. De Koningh vraeght Esther, wat sy noch meer begeert, 12. Sy begeert dat van gelijcke des anderen daeghs mochte gedaen worden, ende dat Hamans sonen mochten opgehangen worden, 13. het welck de Koningh beveelt gedaen te worden, 14. De Ioden dooden te Susan noch drie hondert man, 15. In de andere lantschappen dooden sy vijf en seventigh duysent van hare vyanden, maer leggen hare hant niet aen den roof, 16. De Ioden houden feest, ende dagen der vreughde, 17. Die Mordechai bevestight, 21. ende verordineert datse by de nakomelingen neerstigh souden onderhouden worden, 22. ’t welck de Ioden aennemen te doen, 23. Ende worden die dagen genoemt de dagen Purim, 26. Dit alles wort van Esther ende Mordechai geschreven, 29. ende allen ende eenen yegelicken bekent gemaeckt, 30. Ende in een boeck geschreven, 32.

1

IN de twaelfde maent nu (deselve is de maent Ga naar margenoot1 Adar) op den dertienden dagh der selver, Ga naar margenoot2 doe des Koninghs woort ende Ga naar margenoot3 sijne wet naby gekomen was, dat men het doen soude: ten dage als de vyanden der Ioden hoopten over haer te heerschen: Ga naar margenoot4 soo is het omgekeert, want de Ioden heerschten selfs over hare haters.

2

[Want] de Ioden vergaderden sich in hare steden, in alle de lantschappen des Koninghs Ahasveros, om de hant te slaen aen de gene die Ga naar margenoot5 haer verderf sochten: ende niemant Ga naar margenoot6 bestont voor hen, want Ga naar margenoot7 haerlieder schrick was op alle die volckeren gevallen.

3

Ende alle de Overste der lantschappen, ende de Stadthouders, ende Lantvooghden, ende Ga naar margenoot8 die het werck des Koninghs deden, Ga naar margenoot9 verhieven de Ioden: want Ga naar margenoot10 de vreese Mordechai was op hen gevallen.

4

Want Mordechai was Ga naar margenoot11 groot in het huys des Koninghs, ende sijn geruchte gingh uyt door alle lantschappen: want die man, Mordechai, Ga naar margenoot12 wert doorgaens grooter.

5

De Ioden nu sloegen op alle hare vyanden, Ga naar margenoot13 met den slagh des sweerts, ende der doodinge, ende der verdervinge: ende sy deden met hare haters na haer welbehagen.

6

Ende in de burcht Susan hebben de Ioden gedoot ende omgebracht Ga naar margenoot14 vijf hondert mannen.

7

Ende Ga naar margenoot15 Pharshandatha, ende Dalphon, ende Aspatha,

8

Ende Poratha, ende Adalia, ende Aridatha,

9

Ende Pharmastha, ende Arisai, ende Aridai, ende Vaizatha,

10

De tien sonen Hamans, des soons Hammedatha, des vyants der Ioden, Ga naar margenoot16 doodden sy: Maer Ga naar margenoot17 sy en sloegen hare handen niet aen den roof.

11

Ten selven dage quam voor den Koningh het getal der gedoodden op de burcht Susan.

12

Ende de Koningh seyde tot de Koninginne Esther, Te Susan op de burcht hebben de Ioden gedoot ende omgebracht vijf hondert mannen ende de tien sonen Hamans, Ga naar margenoot18 wat hebben sy al in de andere lantschappen des Koninghs gedaen? wat is nu uwe bede? ende het sal u gegeven worden: ofte wat is voorder u versoeck? het sal geschieden.

13

Doe seyde Esther, Ga naar margenoot19 Dunckt het den

[Folio 218v\De dagen Purim bevestight. Mordechais grootheyt.]
[fol. 218v\De dagen Purim bevestight. Mordechais grootheyt.]

Koningh goet, Ga naar margenoot20 men late oock morgen toe, den Ioden die te Susan zijn, te doen na het gebodt van heden: ende men hange de tien sonen Hamans Ga naar margenoot21 aen de galge.

14

Doe seyde de Koningh, dat men alsoo doen soude: ende Ga naar margenoot22 daer wert een gebodt gegeven te Susan, ende men hingh de tien sonen Hamans op.

15

Ende de Ioden die te Susan waren, vergaderden oock op den veertienden dagh der maent Adar, ende sy doodden te Susan drie hondert mannen, maer sy en sloegen hare hant niet aen den roof.

16

De overige Ioden nu, die in de lantschappen des Koninghs waren, Ga naar margenoot23 vergaderden, op datse stonden voor haer Ga naar margenoot24 leven, ende ruste hadden van hare vyanden, ende sy doodden onder hare haters vijf en seventigh duysent: maer Ga naar margenoot25 sy en sloegen hare hant niet aen den roof.

17

[Dit geschiedde] op den dertienden dagh der maent Adar: ende op den veertienden der selver rusteden sy, ende sy maeckten den selven eenen dagh der maeltijden, ende der vreught.

18

Ende de Ioden die Ga naar margenoot26 te Susan waren, vergaderden Ga naar margenoot27 op den dertienden der selver, ende op den veertienden der selver, ende sy rusteden op den vijftienden der selver, ende sy maeckten den selven eenen dagh der maeltijden, ende der vreught.

19

Ga naar margenoot28 Daerom maeckten de Ioden van de dorpen, die in de dorpsteden woonden, den veertienden dagh der maent Adar Ga naar margenoot29 ter vreught ende maeltijden, ende eenen Ga naar margenoot30 vrolicken dagh, ende der sendinge van Ga naar margenoot31 deelen Ga naar margenoot32 aen malkanderen.

20

Ende Mordechai beschreef dese geschiedenissen: ende hy sondt brieven aen alle de Ioden, die in alle de lantschappen des Koninghs Ahasveros waren, dien die naby, ende dien die verre waren,

21

Om over hen te bevestigen dat sy souden onderhouden den veertienden dagh der maent Adar, ende den vijftienden dagh der selver in Ga naar margenoot33 alle ende een yeder jaer:

22

Ga naar margenoot34 Na de dagen in dewelcke de Ioden tot ruste gekomen waren van hare vyanden, ende de maent die hen verandert was van droeffenisse in blijdtschap, ende van rouwe in eenen Ga naar margenoot35 vrolicken dagh: dat sy de selve [dagen] maken souden [tot] dagen der maeltijden, ende der vreught, ende der sendinge van deelen aen malkanderen, ende der gaven aen de arme.

23

Ende de Ioden namen aen te doen Ga naar margenoot36 dat sy begonnen hadden, ende Ga naar margenoot37 dat Mordechai aen hen geschreven hadde.

24

Om dat Haman de sone Hammedatha, de Agagiter, aller Ioden vyant, tegen de Ioden gedacht hadde, haer om te brengen: ende dat hy het Pur, dat is, het Ga naar margenoot38 lot hadde geworpen, om haer te verslaen, ende om haer om te brengen.

25

Maer als Ga naar margenoot39 sy Ga naar margenoot40 voor den Koningh gekomen was, heeft Ga naar margenoot41 hy Ga naar margenoota door brieven Ga naar margenoot42 bevolen, dat Ga naar margenoot43 sijne boose gedachte, die hy gedacht hadde over de Ioden, op sijnen kop souden weder keeren: ende men heeft hem, ende sijne sonen aen de galge gehangen. [kolom]

26

Daerom noemt men Ga naar margenoot44 die dagen Purim, van den name Ga naar margenoot45 dies Purs: Hierom, van wegen alle de woorden van Ga naar margenoot46 dien brief: ende het gene sy selve van sulcks gesien hadden, ende wat tot hen Ga naar margenoot47 over gekomen was;

27

Bevestighden de Ioden, ende namen op hen, ende Ga naar margenoot48 op haer zaet, ende op alle die haer tot hen Ga naar margenoot49 vervoegen souden: dat men het niet en overtrade, dat sy Ga naar margenoot50 dese twee dagen souden houden, na de voorschrift der selver, ende na den bestemden tijt der selver, in Ga naar margenoot51 alle ende yeder jaer.

28

Dat dese dagen gedacht souden worden ende onderhouden, in al ende elck geslachte, elck huysgesin, elck lantschap, ende elcke stadt: ende dat dese dagen Purim niet en souden over getreden worden Ga naar margenoot52 onder de Ioden, ende dat de gedachtenisse der selver geen eynde nemen en soude Ga naar margenoot53 by haren zade.

29

Ga naar margenoot54 Daer na schreef de Koninginne Esther de dochter Abichails, ende Mordechai de Iode Ga naar margenoot53[55] met aller macht, om Ga naar margenoot56 desen brief van Purim Ga naar margenoot57 ten tweeden male te bevestigen.

30

Ende Ga naar margenoot58 hy sondt de brieven aen alle de Ioden, in de hondert ende seven en twintigh lantschappen des Koninckrijcks Ahasveros, Ga naar margenoot59 met woorden van vrede ende trouwe.

31

Dat sy dese dagen van Purim bevestigen souden op hare bestemde tijden, gelijck als Mordechai de Iode over hen bevestight hadde, ende Esther de Koninginne, ende gelijck als sy het bevestight hadden Ga naar margenoot60 voor haer selven ende voor Ga naar margenoot61 haer zaet: de Ga naar margenoot62 saken van het vasten ende haerlieder geroep.

32

Ende het bevel Esthers Ga naar margenoot63 bevestighde de geschiedenissen van dese Purim: ende het wert in een boeck geschreven.

margenoot1
Siet bov. 3.7.
margenoot2
D. doe de tijt aenquam, dat men de Ioden soude uytroeijen.
margenoot3
D. sijn placcaet.
margenoot4
Te weten, door de rechtveerdige regeeringe Godes, die Hamans bloetdorstigh voornemen hadde te schande gemaeckt, ende den vyanden van Godes volck hadde gedaen, gelijck sy anderen meynden te doen.
margenoot5
Hebr. haer quaet.
margenoot6
Ofte, stont haer tegen. Hebr. tegen haer aengesichte.
margenoot7
Verstaet hier eene vreese ende schrick daer mede de Ioden van andere gevreest wierden. Alsoo oock vers 3.
margenoot8
Siet bov. 3. op vers 9.
margenoot9
D. sy eerdense, ende dedense alle behulp.
margenoot10
D. sy vreesden hem te vertoornen, nu sy sagen dat hy in sulck aensien by den Koningh was.
margenoot11
Dat is, in groot aensien ende autoriteyt.
margenoot12
D. hy wiert alle dage grooter. siet dese maniere van spreken Gen. 26.13. met de aenteeckeninge. Hebr. gaende ende groot wordende.
margenoot13
Dat is, sy sloegen, ende doodden, ende brachten om met den sweerde, alle hare vyanden.
margenoot14
Sommige meynen dat dese vijf hondert mannen zijn geweest vrienden ende bondtgenooten Hamans, daerom de Koningh hier van des te weyniger swarigheyts gemaeckt heeft, als vermoedende dat sy yets tegens hem mochten aenvangen, om Hamans doot te wreken.
margenoot15
Siet Exod. 17.vers 14. ende Deut. cap. 25. vers 17. alwaer geboden wort Amalek uyt te roeijen.
margenoot16
Niet alleen ten aensien van het boos voornemen hares vaders: Maer oock ten aensien van het bevel Godes, Exod cap. 17. vers 14.
margenoot17
D. sy en namen de goederen der verslagenen niet tot haer (of schoon de Koningh haer sulcks hadde toegelaten.) Waerom? Om dat sy des Koninghs schatkamer niet en souden te kort doen: oock op dat sy souden doen blijcken, dat sy hare vyanden niet en hadden doot geslagen vuyl gewins, ende hares eygenen profijts halven: maer alleen om haer lijf en goet te beschermen, ende dewijle de noot sulcks vereyschtte, want andersins en konde des Koninghs placcaet niet vernietight worden.
margenoot18
Als of hy seyde, Dewijle het getal der gedoodden op de burcht Susan soo groot is: Hoe groot moet dan zijn het getal aller der gener die in alle de lantschappen mijnes Rijcks gedoodet zijn?
margenoot19
Hebr. Is ’t goet by den Koningh.
margenoot20
Dat is, laetse morgen in de stadt Susan doen, dat heden op de burcht Susan geschiet is. Andere verstaen dit alsoo, datter te Susan noch eenige waren, die haer tegen de Ioden stelden, die oock nootsakelick moesten uytgeroeyt werden.
margenoot21
Hier staet aen te mercken, dat de sonen Hamans zijn gehangen geworden, na datse doot geslagen waren. Siet vers 10.
margenoot22
D. daer wert een bevel gedaen van wegen deu Koningh, door het welcke den Ioden te Susan wiert toegelaten hare vyanden des anderen daeghs oock te dooden, gelijck Esther vers 13. is versoeckende.
margenoot23
Hy wil seggen, Sy vergaderden om haer leven te beschermen, ende om in vrede te mogen leven, sonder hare vyanden te vreesen.
margenoot24
Hebr. ziele. Anders, ende stonden voor haer leven, ende hadden ruste, etc.
margenoot25
Siet bov. vers 10.
margenoot26
Te weten, in de stadt Susan.
margenoot27
T.w. op den dertienden dagh der maent Adar.
margenoot28
Te weten, van wegen de victorie die sy op dien dagh over hare vyanden verkregen hadden.
margenoot29
Siet Deut. 16. versen 11, 14. Neh. 8. versen 10, 11.
margenoot30
Hebr. goeden.
margenoot31
Ofte, gerichten, T.w. tafelgerichten. Siet. 1.Sam. 1. versen 4, 5. Nehem. 8. versen 11, 13.
margenoot32
Hebr. de man aen sijnen naesten.
margenoot33
Hebr. in alle jaer ende jaer.
margenoot34
Verstaet, hy ordineerde dat men die feestdagen alle jaer met sulke vreught soude onderhouden, als sy die dagen onderhouden hadden, in dewelcke sy ruste ende vrede verkregen hadden: Ende dat sy sulcks doen souden in die maent, die hen verandert was van smerte in blijdschap.
margenoot35
Hebr. goeden dagh.
margenoot36
T.w. dat sy alle jaer den veertienden dagh der maent Adar met vreughde souden vyeren, ende onderhouden.
margenoot37
Te weten, dat sy oock den vijftienden dagh der maent Adar jaerlicks souden onderhouden.
margenoot38
Siet bov. 3.7.
margenoot39
T.w. Esther.
margenoot40
Verstaet hier by alles wat Esther voorder gedaen heeft doe sy tot den Koningh gekomen is.
margenoot41
Te weten, de Koningh.
margenoota
Esth. 8.8.
margenoot42
Hebr. geseyt.
margenoot43
Te weten, Hamans.
margenoot44
T.w. den veertienden ende den vijftienden der maent Adar.
margenoot45
Daer van boven cap. 3. vers 7. gesproken wort.
margenoot46
Van den welcken siet bov. vers 20. ende 21.
margenoot47
T.w. door het geruchte, ofte, door brieven.
margenoot48
D. op hare nakomelingen.
margenoot49
T.w. uyt de Heydenen, der Ioden religie aennemende. Siet boven cap. 8. vers 17.
margenoot50
T.w. den veertienden ende den vijftienden dagh der maent Adar, vers 21.
margenoot51
Hebr. in alle jaer ende jaer, als vers 21.
margenoot52
Hebr. uyt het midden. Anders, vergaen uyt het midden der Ioden.
margenoot53
D. by hare nakomelingen.
margenoot54
Te weten, in het volgende jaer, soo men meent, het welck was het dertiende jaer des Koninckrijcks Ahasveri.
margenoot53[55]
Dat is, sy schreven dese brieven soo sterck, ende met sulcke ernstige woorden ende bevelen, als sy immer konden.
margenoot56
Van den welcken gesproken wort bov. versen 20, 21, 22.
margenoot57
Eerst hadde Mordechai de dagen der Purim bevestight vers 20. Maer om het neerstigh onderhouden der selver te vervolgen, soo heeft Esther (wiens autoriteyt groot was by de Ioden) het bevel van het onderhouden deser dagen, wederom door hare brieven vernieuwt ende bekrachtight, op dat doch de memorie harer verlossinge niet en soude in vergetinge komen.
margenoot58
T.w. Mordechai.
margenoot59
Dat is, haer vrede ende trouwe toewenschende.
margenoot60
Hebr. op haerlieder ziele.
margenoot61
Dat is, hare nakomelingen.
margenoot62
Dat is, de gedachtenisse van haerlieder noot, vasten, bidden, ende gevolghde verlossinge.
margenoot63
Als boven vers 31.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken