Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xiiij. Capittel.

Iob soeckende wat verlichtinge sijner plagen te vinden by Godt, beschrijft de gemeyne elendigheyt des menschelicken levens, vers 1, etc. bidt om voor eenen tijt van sijn lijden ontslagen te worden, 13. beklaeght sich over Godts strengigheyt tegen den mensche, die hy gebruyckt tegen sijn eygen persoon, 16. oock tegen andere, ende hare nakomelingen, 21.

1

DE mensche van een vrouwe geboren, Ga naar margenoota is Ga naar margenoot1 kort van dagen, ende zadt van Ga naar margenoot2 onruste.

2

Hy komt voort, als Ga naar margenootb eene bloeme, ende wort afgesneden: Ga naar margenootc oock vlucht hy, als eene schaduwe, ende en bestaet niet.

3

Ga naar margenootd Noch doet ghy uwe oogen Ga naar margenoot3 over eenen sulcken open: ende ghy Ga naar margenoot4 betreckt my in het gerichte met u.

4

Ga naar margenoote Wie sal eenen reynen geven uyt den onreynen? Ga naar margenoot5 niet een.

5

Ga naar margenootf Dewijle Ga naar margenoot6 sijne dagen bestemmet zijn, het getal sijner maenden by u is: [ende] ghy sijne Ga naar margenoot7 bepalingen gemaeckt hebt, die hy niet overgaen en sal.

6

Ga naar margenootg Wendt u Ga naar margenoot8 van hem af, dat hy Ga naar margenoot9 ruste hebbe: tot dat hy Ga naar margenoot10 als een Ga naar margenooth daghlooner aen Ga naar margenoot11 sijnen dagh een welgevallen hebbe.

7

Ga naar margenoot12 Want Ga naar margenoot13 voor eenen boom, als hy afgehouwen wert, is’er verwachtinge, dat hy hem noch sal Ga naar margenoot14 veranderen; ende sijne scheute niet en sal ophouden.

8

Indien sijn wortel in der aerde veroudert, ende sijn stam in het stof versterft;

9

Ga naar margenoot15 Hy sal van de reucke der wateren [weder] uytspruyten: ende sal eenen tack maken, gelijck Ga naar margenoot16 eene plante.

10

Maer een man sterft, Ga naar margenoot17 als hy verswackt is: ende de mensche geeft den geest: Ga naar margenoot18 waer is hy dan?

11

Ga naar margenoot19 De wateren verloopen uyt een meyr: ende een riviere drooght uyt, ende verdort.

12

Alsoo Ga naar margenoot20 light de mensche neder, ende Ga naar margenoot21 en staet niet op: Ga naar margenoot22 tot dat de hemelen niet meer en zijn, en sullense niet opwaken, nochte uyt haren slaep opgewecket worden.

13

Ga naar margenoot23 Och of Ga naar margenoot24 ghy my Ga naar margenoot25 in het graf verstaeckt, my verberghdet, tot dat uwen toorn sich afkeerde: dat ghy my Ga naar margenoot26 eene bepalinge steldet, ende mijner Ga naar margenoot27 gedachtigh waert!

14

Ga naar margenoot28 Als een man gestorven is, sal hy weder leven? Ga naar margenoot29 ick soude Ga naar margenoot30 alle de dagen mijnes Ga naar margenoot31 strijts Ga naar margenoot32 hopen, tot dat mijne Ga naar margenoot33 veranderinge komen soude.

15

Dat ghy soudt Ga naar margenoot34 roepen, ende ick u soude Ga naar margenoot35 antwoorden; dat ghy tot Ga naar margenoot36 het werck uwer handen soudt Ga naar margenoot37 begeerigh zijn.

16

Ga naar margenooti Ga naar margenoot38 Maer nu Ga naar margenoot39 telt ghy mijne Ga naar margenoot40 treden: Ga naar margenoot41 ghy en bewaert [my] niet om mijner sonden wille.

17

Mijne overtredinge is in een bondelken Ga naar margenoot42 verzegelt; ende Ga naar margenoot43 ghy packt mijne ongerechtigheyt op een.

18

Ende voorwaer een bergh Ga naar margenoot44 vallende vergaet: ende eene rotze wort verstelt uyt hare plaetse.

19

De wateren vermalen de steenen, het stof der aerde overstelpt het Ga naar margenoot45 gewas dat van selfs daer uyt voort komt: alsoo verderft ghy de verwachtinge des menschen.

20

Ghy overweldight hem in eeuwigheyt, ende hy Ga naar margenoot46 gaet henen; veranderende sijn Ga naar margenoot47 gelaet, so sendt ghy hem wech.

21

Sijne kinderen Ga naar margenoot48 komen tot eere, ende Ga naar margenoot49 hy en weet het niet: ofte sy worden Ga naar margenoot50 kleyne, ende Ga naar margenoot51 hy en lett niet op hen.

22

Ga naar margenoot52 Maer sijn vleesch [noch] aen hem zijnde, heeft smerte: ende sijne ziele in hem zijnde, heeft rouwe.

[Folio 225v]
[fol. 225v]

margenoota
Psalm 90.5, 6, 9. ende 102.12. ende 103.15. ende 144.4. Iacob. 4.14.
margenoot1
D. heeft een kort leven. Alsoo is lanckheyt van dagen, een langh leven. Siet Proverb. 3.2. ende d’aenteeckeninge.
margenoot2
Hebr. beroeringe, Dat is, vol van beroeringe, woelinge, verdriet, ende quellinge, die hem doorgaens over komen van wegen de elenden deses levens. Vergel. Eccles. 2.23. siet gelijcke maniere van spreken bov. 7. vers 4. ende de aenteeckeninge.
margenootb
Psalm 103.15. Iesa. 40.6. 1.Petr. 1.24.
margenootc
Iob 8.9. Psalm 90.6, 10. ende 102.12. ende 144.4.
margenootd
Iob 7.17, 18. ende 10.20.
margenoot3
Te weten, die soo elendigh is. Want de mensche schijnt in hemselven t’onweerdigh, ende te verachtelick te zijn, dat Godt in sulcke hooge Majesteyt zijnde, sich soo seer met hem soude willen moeijen, veel min soodanigh gewelt tegens hem aenleggen, om hem met sijne straffen soo seer te overvallen.
margenoot4
Hebr. brenght my, ofte, doet my komen.
margenoote
Genes. 5.3. Psalm 51.5. Ioan. cap. 3. vers 6. Rom. 5.12. Ephes. 2.3.
margenoot5
Dat is, niemant en kan eenen mensche bekomen, die suyver zy, ende sonder sonde, na den gemeenen loop der nature, uyt eenen sondigen mensche geboren zijnde. Soo bekent hy, dat hy mede onreyn, ende sondigh was, wenschende, dat Godt hem niet min, als andere boetveerdige sondaren genadigh wilde wesen, ende hem niet meer, als andere straffen.
margenootf
Iob 7.1.
margenoot6
D. de tijt sijns levens. Alsoo Genes. 5.4, 5. ende 11.32, etc. Vergelijckt boven vers 1. ende de aenteeckeninge. In den selven sin worden stracks sijne maenden genaemt. Alsoo noemt hy onder 29.2. den voorgaenden tijt sijnes levens, vorige maenden.
margenoot7
T.w. van den voortgangh, ende het eynde sijnes levens.
margenootg
Iob 7.16, 19. ende 10.20.
margenoot8
Te weten, van hem dus te straffen.
margenoot9
Ofte, ophoude, Te weten, van treuren, om sijner grooter smerten wille. Anders, tot dat hy ophoude, Te weten, van leven, gelijck het Hebreeusch woordeken soo genomen wort, Deuter. 15. vers 11.
margenoot10
Hy vergelijckt hem by eenen arbeyder, die voor eenen dagh, ofte sekeren bestemden tijt gehuert is: overmits de menschen hier voor eenen tijt, die van Godt verordent is, gestelt zijn, om den arbeyt harer beroepinge metter doot af te doen.
margenooth
Iob 7.1, 2.
margenoot11
Te weten, den dagh sijnes stervens, als onder cap. 15. vers 32. Dat is, tot dat hy deses levens zadt zijnde, wenschen soude te sterven, ende in de eeuwige ruste te wesen: gelijck een huerlingh, die moede gearbeyt is, met een sonderlingh welgevallen den loon des arbeyts, ende de ruste des nachts begeert. Anders, sijnen dagh af doe: Dat is, sijn leven eyndige. Alsoo soude hy den tyt sijnes levens noemen eenen dagh, als boven versen 1, 5. dagen; ende dat uyt oorsake van de kortheyt des selven: in welcken sin de menschen oock van de Griecken genaemt worden, hemerioi, Dat is, dagelicksche. Anders kan het woort dagh hier oock genomen werden voor een daghwerck, ofte het werck van sekeren bestemden tijt. Ofte van het eynde van den dagh des daghlooners, wanneer hy komt tot ruste van sijnen arbeyt, ende sijnen loon ontfanght.
margenoot12
De sin is, Dat een boom afgehouwen zijnde, noch uytspruyten mach; maer dat een mensche door vele plagen neder gevelt, ende gedoot zijnde, niet en kan weder tot het gebruyck, ende de genietinge deses levens op geraken: volgens dattet ten desen aensien met den mensche elendiger, dan met de boomen gestelt is. Het welcke hy verhaelt, om Godt tot barmhertigheyt te bewegen, op dat hy hem in dit leven noch eenige ruste laten soude. Vergelijckt dit met boven 7. versen 7, 8, etc.
margenoot13
Ofte, een boom heeft verwachtinge, Dat is, hope, etc. Den boomen, ende anderen planten worden affecten, sinnen, verstant, ende sprake oneygentlick, ende by gelijckenisse toegeschreven, gelijck oock den creaturen, die selfs het groeijende leven in haer niet en hebben, als afgront, zee, steenen, aerde, etc. om de materie kracht, klaerheyt, ende luyster toe te brengen, ende den leser tot meerder aendachtigheyt op te scherpen. Siet Iudic. cap. 9. vers 8. ende de aenteeckeninge. Item, hier in het volgende negende vers, alwaer den boom reucke toegeschreven wort. Siet oock onder cap. 28. versen 14, 22. ende cap. 31. vers 38.
margenoot14
Dat is, vernieuwen.
margenoot15
Te weten, door vochtigheyt, die hy uyt de aerde zuyght; verquickt, ende in den groey gekomen zijnde.
margenoot16
Dat is, niet min of meer, dan als of hy ware de wortel van eene jonge stamme.
margenoot17
Anders, ende wort uytgeroeyt, ofte, gedempt. Ofte, maer als een man sterft, hy wort uytgeroeyt. Het Hebreeusch woort wort aldus genomen, Exod. 17.13.
margenoot18
Te weten, in dit aerdtsche leven te vinden: als of hy seyde; Het is hier uyt met hem, ende daer en is geen ommesien voor hem in dit leven. Siet boven 7.8, 9.
margenoot19
De sin is, gelijck de wateren, die van hare plaetse in eene andre afgelaten worden, niet weder en keeren tot de voorgaende; alsoo de ziele des menschen, als sy uyt het lichaem gescheyden is, en keert daer in niet wederom, te weten, om hier op der aerden wederom te leven. Anders, Verloopen de wateren uyt de zee? ende drooght een riviere uyt ende verdorretse? 12 Maer de mensche light, etc.
margenoot20
D. sterft: want de doot wort hier vergeleken by het neder liggen, om te slapen. siet hier van Deut. cap. 31. op vers 16.
margenoot21
Te weten, om in dit aerdtsche, ende verganckelicke leven weder te komen.
margenoot22
D. tot dat de hemelen sullen met een sterck gedruysch voorby gaen, 2.Pet. cap. 3. vers 10. ende de eerste hemel, ende de eerste aerde vergaen, Apoc. 21.1. want d’opstandinge uyt den dooden dan eerst geschieden sal.
margenoot23
Hebr. wie sal geven, dat ghy, etc. siet boven 6. op vers 8.
margenoot24
Hy spreeckt Godt toe, veroorsaeckt zijnde door het overgroot, ende diep gevoelen sijnes lijdens.
margenoot25
D. maecktet, dat ick voor eenen tijt langh doot, ende begraven ware, op dat hier en tusschen uwen toorn, die nu gantsch seer tegen my onsteken is, voorby gaen mochte, ende daer na uyt den grave weder opstaen, om hier tot uwer eere, ende der menschen onderwijsinge, noch voor een tijt in ruste te leven.
margenoot26
Dat is, eenen bestemden tijt, den welcken ick in het graf soude moeten blijven.
margenoot27
Te weten, om door de opweckinge mijnes lichaems, eene nieuwe weldaet aen my te bewijsen. Hoe dat Gode de gedachtenisse toegeschreven wort, siet Genes. cap. 8. op vers 1.
margenoot28
Iob voeght dese tegenstellinge hier in, om te toonen, dat hy sulcke opweckinge tot een aerdtsch, ende verganckelick leven niet en geloofde, nochte verwachtede: want dese maniere van ondervragen loochent sterckelick. Siet Genes. 18. op vers 17.
margenoot29
T.w. indien het soo ware, dat een mensch weder levendigh konde worden.
margenoot30
Verstaet den gantschen tijt in den welcken het Gode believen sal my in dit leven op aerden aldus te besoecken.
margenoot31
Siet van dit woort boven cap. 7. vers 1. ende vergelijckt boven vers 5. ende de aenteeck. op het woort bepalingen.
margenoot32
T.w. soo ghy my maer voor eenen sekeren tijt in het graf en verberghdet, om my daer na weder daer uyt te trecken, tot eene vreedsame genietinge van dit aerdtsche leven.
margenoot33
Dat is, mijne wederopstandinge tot een nieuw aerdtsch leven.
margenoot34
Te weten, om my uyt het graf, daer in ick tot den dagh mijner veranderinge soude gelegen hebben, weder op te wecken.
margenoot35
Dat is, uwe roepende stemme gehoorsamen, mits uyt den grave te komen.
margenoot36
Soo noemt hy hemselven. Siet boven cap. 10. vers 8. Psalm 119. vers 73.
margenoot37
Dat is, ghy soudt dat genadelick ontfangen, ende daer aen weldadigheyt bewijsen.
margenooti
Iob 31.4. ende 34.21. Psalm 56.9. ende 139.2, 3, 4. Proverb. 5.21. Ierem. 32.19.
margenoot38
Als of hy seyde: Ick wensche te vergeefs voor eenen tijt in het graf te rusten, overmits ghy voorgenomen hebt my, om mijne sonden, die ghy seer nauwe waer neemt, seer swaerlick in dit leven te straffen. Vergelijckt onder 33.11.
margenoot39
De treden, ofte, de gangen des menschen te tellen, heet niet alleene, die te aenschouwen, maer oock waer te nemen, ende acht daer op te geven, om die, ofte te besorgen, ende te zegenen, Psalm 56. vers 9. ofte te straffen, als hier. Siet onder cap. 31. vers 4.
margenoot40
Dat is, al het voornemen, doen, ende laten mijnes levens, hoe kleyn het oock zy. Alsoo onder 31.4. ende 34.21. Proverb. 16.9. Ierem. cap. 10. vers 23.
margenoot41
Dat is, ghy en draeght geen sorge voor mijnen welstant, maer soeckt my te verdrucken, ende te verdoen, tot sulcken eynde alle mijne sonden u voorstellende. Anders, houdt ghy niet wachte over mijne sonde? Dat is, hebt ghy niet groote achtinge op mijne sonde, om my daer over te straffen? Ofte: ghy en verschoont niet van mijn sonde.
margenoot42
Dat is, vast t’samen by een gesloten, ende als met eenen zegel bewaert, op datse u uyt de gedachtenisse niet vergaen en soude. Zegelen, voor besluyten, opsluyten, toesluyten, Deuter. 32.34. Iob 37.7.
margenoot43
Dat is, ghy vlecht, ende voeght, by mijne voorgaende misdaden, oock de tegenwoordige, om mijne sake noch te beswaren, ende my noch harder te straffen.
margenoot44
Het welcke geschieden kan door aerdtbevinge, wint, watervloet, ofte andersins. De sin is: Gelijck een bergh nederstortende te niete wort, ende eene rotze van hare plaetse wijckt, ende het water de steenen uytholt, ende het stof der aerde, dat van selfs daer uyt voort komt, overstelpt, het welcke Godt doet; alsoo is het hem noch veel lichter, den welstant des menschen, die noch veel swacker is dan de voorgemelde schepselen, om te keeren, ende te vernietigen.
margenoot45
Siet van het Hebreeusch woort 2.Reg. cap. 19. op vers 29. Iesa. 37.30.
margenoot46
Dat is, verscheyt van hier door de doot.
margenoot47
Dat is, het wesen sijnes lichaems, de kloeckheyt sijnes geestes, den staet sijnes levens, de heerlickheyt van sijn huys, de grootheyt sijner middelen, de vermaertheyt sijnes naems, etc.
margenoot48
Te weten, door grooten voorspoet, overvloedigen rijckdom, hoogen staet, etc.
margenoot49
Te weten, om dat hy uyt de werelt gescheyden is, sulcks dat sijner kinderen welvaren hem niet en vermaeckt.
margenoot50
Te weten, door tegenspoet, armoede, leegen staet, etc.
margenoot51
Ofte, hy en verneemt niet na hen, ofte, hy en slaet na hen geen gade, Dat is, doot zijnde, en is hy met hen niet bekommert. Vergel. Eccles. 9.5.
margenoot52
De sin is, dat de mensche alleen de elende deses levens, ende sijnes huysgesins qualick varen gevoelt, terwijle dat hy hier noch op der aerde is.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken