Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xvij. Capittel.

Iob keert weder tot sijn klagen over sijn elendigh leven, vers 1. ende onvriendelicke vrienden, 2. hy beroept sich van sijne vrienden op Godt, 3. hy toont wat met groote elenden, ende tegenheden pleeght vereenight te zijn, 6. vermaent sijne vrienden beter te oordeelen, ende te spreken, 10. hy en hoopt niet op te komen van sijne sieckte, maer te sterven, 11.

1

MYn Ga naar margenoot1 geest is Ga naar margenoot2 verdorven, Ga naar margenoot3 mijne dagen worden uytgebluscht, de graven Ga naar margenoot4 zijn voor my.

2

Zijn niet Ga naar margenoot5 bespotters by my, ende Ga naar margenoot6 overnachtet [niet] mijne oogen in Ga naar margenoot7 haerlieder verbitteringe?

3

Ga naar margenoot8 Set doch by, Ga naar margenoot9 stelt my eene borge by u: wie sal hy zijn? dat Ga naar margenoot10 in mijne hant geklapt worde.

4

Want Ga naar margenoot11 haer herte hebt ghy van kloeck verstant verborgen: daerom en sult ghyse niet Ga naar margenoot12 verhoogen.

5

Ga naar margenoot13 Die met vleyinge den vrienden [wat] aenseyt, oock sijner Ga naar margenoot14 kinderen oogen sullen versmachten.

6

Ga naar margenoota Doch Ga naar margenoot15 hy heeft my Ga naar margenoot16 tot een spreeckwoort der volckeren gestelt: soo dat ick een Ga naar margenoot17 trommelslagh ben voor [yeders] aengesichte.

7

Daerom is Ga naar margenoot18 mijne ooge Ga naar margenoot19 door verdriet verdonckert: ende alle mijne Ga naar margenoot20 lidtmaten zijn gelijck eene schaduwe.

8

De oprechte sullen Ga naar margenoot21 hier over verbaest zijn: ende de onschuldige sal sich tegen den Ga naar margenoot22 huychelaer Ga naar margenoot23 opmaken.

9

Ende de rechtveerdige Ga naar margenoot24 sal sijnen wegh vast houden: ende Ga naar margenoot25 die reyn van handen is, Ga naar margenoot26 sal in sterckte toenemen.

10

Ga naar margenootb Maer doch Ga naar margenoot27 ghy alle, keeret weder, ende Ga naar margenoot28 komet nu: want ick en vinde onder u geenen wijsen.

11

Ga naar margenootc Mijne dagen zijn voorby gegaen, uytgeruckt zijn Ga naar margenoot29 mijne gedachten, Ga naar margenoot30 de besittingen mijns herten.

12

Den nacht verstellen Ga naar margenoot31 sy in den dagh: Ga naar margenoot32 het licht Ga naar margenoot33 is na by [den ondergangh] Ga naar margenoot34 van wegen de duysternisse.

13

Ga naar margenoot35 Soo ick wachte, Ga naar margenoot36 het graf sal mijn huys wesen: Ga naar margenoot37 in de duysternisse sal ick mijn bedde spreyden.

14

Ga naar margenoot38 Tot de groeve roepe ick, Ghy zijt mijn vader: tot het gewormte, mijne moeder, ende mijne suster.

15

Ga naar margenoot39 Waer soude dan nu mijne Ga naar margenoot40 verwachtinge wesen? ja mijne verwachtinge, wie salse aenschouwen?

16

Ga naar margenoot41 Sy sullen onder varen [met] de Ga naar margenoot42 hantboomen des grafs, Ga naar margenoot43 als’er ruste Ga naar margenoot44 t’samen Ga naar margenootd in het stof wesen sal.

margenoot1
Verstaet hier door het woordeken geest, de levendige krachten des menschen. Siet 1.Reg. 10. op vers 5.
margenoot2
Dat is, vergaen, verdaen, ende uytgeteert. Anders, verswackt, ofte, wort afgetrocken, te weten, van het lichaem.
margenoot3
Dat is, de dagen mijnes levens zijn by na ten eynde gebracht. Hy vergelijckt sijn leven by een licht dat allenghskens uyt gaet.
margenoot4
Dat is, sy zijn gelijck als bereydet voor my, soo datter niet overigh en schijnt te wesen, dan dat ick sterve: soo gantsch is mijn leven gesmolten, ende uytgeteert. Vergelijckt Psalm 88.4, 5, 6.
margenoot5
Verstaet niet eygentlick van sijn lijden, maer van sijne woorden. Vergelijckt onder cap. 21. vers 3. Anders, bespottingen, te weten, daer mede ick overhaelt worde.
margenoot6
D. zijn mijne gedachten niet soo bekommert met de propoosten, daer mede sy my verbitteren, dat ick daer over mijne oogen des nachts open houde, ende mijnen slaep verliese? Hy geeft reden, waerom de krachten sijns levens allenghskens verdweenen.
margenoot7
T.w. sijner vrienden, die hem bedroefden met haer verkeert oordeel, ende bittere aenspraken.
margenoot8
T.w. borghtocht, ofte pandt. Iob keert hem tot Godt, wenschende dat hy over ’t geschil, dat hy met sijne vrienden hadde, met Godt soude mogen pleyten, om sijn recht alsoo voor hem te verdedigen. Vergl. bov. 16.21.
margenoot9
T.w. die van uwent wege belooven sal, dat ghy in’t recht met my sult treden, ende vast houden aen ’t gene, dat billick sal bevonden worden.
margenoot10
T.w. van de borge, tot versekeringe van’t gene hy voor u belooven sal. Dit was eene maniere van doen gebruyckelick onder de gene, die in hare t’samenhandelingen malkanderen ter trouwe wat belooven wilden. Siet Prov. 6.1. ende 11.15. ende 17.18. ende 22.26.
margenoot11
And. het verstant hebt ghy voor haer herte verborgen. Hy spreeckt van sijne vrienden, die hem onverstandelick troosteden. Het herte van’t verstant te versteken, ofte, te verbergen, is soo veel, als te maken, dattet herte des menschen de ware wijsheyt niet en begrijpt.
margenoot12
T.w. om hen in dit geschil de overhant over my te laten hebben, ende noch veel min, om mijne richters te wesen; maer sultse veel meer wederstaen, ende straffen.
margenoot13
Iob schijnt hier mede voor te komen, dat sijne vrienden hem hadden mogen tegenwerpen, aldus: ’t Schijnt dat ghy ons versmaet, om dat wy u bestraffen: wilt ghy dan dat wy u pluymstrijcken? Iob antwoort, dat hy dat niet en wil, om dat Godt een vyant is der flatteerders: of, hy dreyght hier sijne vrienden, om datse het recht Godes voorspraken, meer door aensien van Godts persoon, als door een verstandigh begrijp van het recht der sake, boven 13.7. ja oock om dat sy hem schenen te vleijen, als sy hem wilden vertroosten met tijdelicken zegen, soo hy hem quame te bekeeren. Siet bov. 5.20, 21, etc. ende 8.5, etc. ende 11.15, 16, etc.
margenoot14
D. niet alleen hy, maer oock sijne nakomelingen sullen door een rechtveerdigh oordeel van Godt verlaten, ende gestraffet worden.
margenoota
Iob 30.9.
margenoot15
Namelick, Godt.
margenoot16
D. een straetmare, die van mij over al loopt, uyt oorsake van het verdriet, ende den smaet daer in ick ligge.
margenoot17
D. een gemeen tijtverdrijf, ende stoffe van schimp, ende spotterije.
margenoot18
Hy wil seggen, dat de krachten sijner sinnen met de sterckte sijnes lichaems, ende de gedaente sijnes aengesichtes, vergaen, ende verstorven waren. Vergel. Psalm 6.8.
margenoot19
D. door de heftige beroeringe, ende ontstellinge mijns gemoedts.
margenoot20
Anders, gedichtselen.
margenoot21
T.w. om dat ick vroom zijnde, nochtans soo vreeselick gestraft worde van Godt, ende snoodelick bespot van de menschen.
margenoot22
Siet boven 8. op vers 13.
margenoot23
Te weten, om den huychelaer in sijn quaet gevoelen te wederstaen. Want hoewel de vrome hen ontstellen over den welstant der godtloosen, ende den tegenspoet der Godtvreesenden, nochtans en latense niet de huychelaers te wederspreken, die daer uyt valsche besluyten maken, om Godes voorsichtigheyt te loochenen, ende de Godtsaligheyt te verachten.
margenoot24
Dat is, van sijne vromigheyt niet afwijcken, om den tegenspoet, die hem, ofte andere vrome wedervaert. Aldus toont Iob, dat hy met sijne redenen de vreese Godts niet en verminderde, ofte wech nam, gelijck hem Eliphaz verweten hadde, boven 15.4.
margenoot25
D. die met de uyterlicke daet tegen de wet Godts niet en misdoet. Siet Genes. 20. op vers 5. Hy maeckt gewagh van de uytwendige reynigheyt, als een bewijs, ende teecken zijnde van de inwendige, daer van sy niet en mach afgescheyden wesen.
margenoot26
Hebr. sal sterckte toe doen, Dat is, in kracht, ofte sterckte toenemen, groeijende meer, ende meer in het geloove, in de hope, ende hier door gewapent zijnde tegen allerley kruys, verdriet, ende verachtinge der menschen.
margenootb
Iob 6.29.
margenoot27
Hebr. sy lieden alle. Alsoo 1.Reg. 22. vers 28. Mich. c. 1. vers 2, etc. ’t Is eene veranderinge der persoonen. Hy spreeckt sijne vrienden toe, dewelcke hy vermaent, datse sich bekeeren souden van haer verkeert gevoelen, ende quaet spreken.
margenoot28
Te weten, om na mijne woorden te luysteren, die u ware, ende vaste leeringe sullen voorhouden.
margenootc
Iob 7.6. ende 9.25.
margenoot29
T.w. die ick hadde van uyt dit lijden weder te mogen opkomen, ende in mijnen vorigen staet herstelt te worden.
margenoot30
D. welcke gedachten mijn herte besat als yemant sijn erve, daer in hy hem vermaeckt.
margenoot31
Verstaet, sijne vrienden, dewelcke maeckten, dat hy des nachts niet en konde rusten door het overleggen van hare propoosten: Ofte verstaet sijne voorgemelde gedachten, van dewelcke in het voorgaende vers gesproken is. Vergelijckt boven 7.3, 4.
margenoot32
Verstaet, het licht des daeghs, veroorsaeckt door den opgangh der sonne. Alsoo onder 24.14. Hierom wort onder 25.3. ende 31.26. het woort licht, voor de sonne genomen. Siet daer de aenteeckeninge.
margenoot33
D. kort, ende haest vergaende.
margenoot34
Dat is, uyt oorsake der elende, die my over gekomen is. Siet Genes. 15. op vers 12. De sin is, dat de dagh metter haest hem verdween, sonder vermaeck, ofte gemack daer in te hebben, ende dat door het groot lijden, het welcke hem van alle kanten benauwde.
margenoot35
Te weten, op de veranderinge, waer door ick voor desen mijnen elendigen stant, eenen seer gelucksaligen hier beneden krijgen soude; gelijck ghylieden my wijs maken wilt. Hy siet op het gene datse hem belooft hadden, van den uyterlicken welstant, die hy in dit leven genieten soude. Siet boven 8.5. ende cap. 11. versen 15, 16, 17.
margenoot36
Als of hy seyde, Hoe soude ick hier op der aerden noch hopen geluckigh te sullen wesen: ick en verwachte doch hier anders niet dan de doot, ende volgens het graf voor mijne wooninge, etc. Vergel. boven vers 1.
margenoot37
D. in het graf; het welck oock een lant der duysternisse genaemt wort, boven 10.21.
margenoot38
D. ick sal in het graf, ende by het gewormte korts woonen; gelijck de kinderen by haren vader, ende moeder, ende ander maeghschap plegen te woonen.
margenoot39
Als of sy seyde, Nieuwers. Alsoo in het volgende, wie sal mijne verwachtinge aenschouwen? Niemant; het zijn vergeefsche woorden, daer mede ghy my ophoudet.
margenoot40
Dat is, de gelucksaligheyt, die ick hier, na u-lieder seggen, soude te verwachten hebben.
margenoot41
T.w. de verwachtinge, ende het aenschouwen der selver; ofte hy gebruyckt het getal van vele, om daer onder te begrijpen allerley hope, ende verwachtinge, die dit tegenwoordige leven aengaet.
margenoot42
D. met de bare, daer mede het doode lichaem ter aerde gedragen wort. Anders, in’t graf. Anders, tot de grendelen des grafs, D. in de macht ende gewelt des grafs.
margenoot43
Ofte, aengesien [mijne] ruste t’samen in het stof wesen sal, Te weten, korts, ofte haestelick: dat is, aengesien ick korts in het graf sal varen, ende ick geene ruste, dan daer, hebben en sal.
margenoot44
T.w. met andere overledene menschen.
margenootd
Iob 3.17, 18, 19. onde 30.23, 24.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken