Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xxxiij. Capittel.

Elihu vermaent Iob tot toeluysteringe, vers 1, etc. gebruyckende daer toe redenen, 3. beschuldight Iob, dat hy te seer op sijne eygene gerechtigheyt gestaen hadde, 8. toont dat Godt de menschen tot verstant, ende bekeeringe brachte, door droomen, ende gesichten, 14. door sieckten, 19. door de aensprake sijner dienaren, 23. vermaent Iob om hem te hooren, ofte oock te antwoorden, 31.

1

ENde gewisselick, ô Iob, hoort doch mijne redenen, ende neemt alle mijne woorden ter ooren.

2

Siet nu, Ga naar margenoot1 ick hebbe mijnen mont opgedaen: mijne tonge spreeckt Ga naar margenoot2 onder mijn gehemelte.

3

Mijn redenen sullen Ga naar margenoot3 de oprechtigheyt mijns herten; ende Ga naar margenoot4 de wetenschap mijner lippen, Ga naar margenoot5 dat suyver is, uytspreken.

4

Ga naar margenoot6 De Geest Godts heeft my gemaeckt: ende de Ga naar margenoot7 adem des Almachtigen heeft my levendigh gemaeckt.

5

Soo ghy kondt, antwoort my: Ga naar margenoot8 schickt u voor mijn aengesichte, stelt u.

6

Ga naar margenoota Siet, Ga naar margenoot9 ick ben Godts, gelijck ghy: Ga naar margenoot10 uyt den leeme ben ick oock afgesneden.

7

Siet, Ga naar margenoot11 mijne verschrickinge en sal u niet beroeren: ende mijne Ga naar margenoot12 hant en sal over u niet swaer zijn.

8

Seker, Ga naar margenootb ghy hebt geseyt voor mijne ooren: ende ick hebbe de stemme der woorden gehoort:

9

Ga naar margenoot13 Ick ben reyn sonder overtredinge, ick ben suyver; ende en hebbe geene misdaet:

10

Siet, Ga naar margenoot14 hy vindt Ga naar margenoot15 oorsaken tegen my: Ga naar margenootc hy Ga naar margenoot16 houdt my voor sijnen vyant.

11

Ga naar margenootd Ga naar margenoot17 Hy leght mijne voeten in den stock: Ga naar margenoote Ga naar margenoot18 hy neemt alle mijne paden waer.

12

Siet, Ga naar margenoot19 hier in en zijt ghy niet rechtveerdigh, antwoorde ick u: Ga naar margenoot20 want Godt is Ga naar margenoot21 meerder dan een mensche.

13

Waerom hebt ghy tegen hem getwist? want Ga naar margenoot22 hy en antwoordt niet van alle sijne daden.

14

Ga naar margenoot23 Maer Godt spreeckt Ga naar margenoot24 eens, ofte twee mael; doch men Ga naar margenoot25 lett niet daer op.

15

Ga naar margenoot26 In den droom, [door] het gesichte des nachts, als een diepen slaep op de lieden valt; in de sluymeringe op den leger:

16

Dan Ga naar margenoot27 openbaert hy het voor de oore der lieden: ende hy Ga naar margenoot28 verzegelt hare kastijdinge;

17

Op dat hy den mensche afwende Ga naar margenoot29 [van sijn] Ga naar margenoot30 werck: ende van den man Ga naar margenoot31 de hoovaerdije Ga naar margenoot32 verberge:

18

Dat hy sijne ziele van het verderf afhoude; ende sijn leven, dat het door het Ga naar margenoot33 sweert niet door en ga.

19

Ga naar margenoot34 Oock wort hy gestraft met smerte op sijn leger: ende de Ga naar margenoot35 stercke menighte sijner beenderen:

[Folio 233v]
[fol. 233v]

20

Ga naar margenoote[f] Ga naar margenoot36 Soo dat sijn leven het broot selve verfoeyt; ende sijne ziele Ga naar margenoot37 de begeerlicke spijse:

21

Dat sijn vleesch verdwijnt Ga naar margenoot38 uyt het gesichte; ende sijne beenderen, [die] Ga naar margenoot39 niet gesien en wierden, Ga naar margenoot40 uytsteken:

22

Ende sijne Ga naar margenoot41 ziele nadert ten verderve; ende sijn leven tot de dingen, Ga naar margenoot42 die dooden.

23

Is’er dan by hem een Ga naar margenoot43 Gesante, een Uytlegger, een Ga naar margenoot44 uyt duysent; om den mensche sijnen Ga naar margenoot45 rechten plicht te verkondigen;

24

Ga naar margenoot46 Soo sal Ga naar margenoot47 hy hem Ga naar margenoot48 genadigh zijn, ende Ga naar margenoot49 seggen, Ga naar margenoot50 Verlost hem, dat hy in het verderf niet neder en dale, ick hebbe Ga naar margenoot51 versoeninge gevonden.

25

Sijn vleesch sal Ga naar margenoot52 frisscher worden, dan ’t was in de jeught: hy sal tot de dagen sijner jonckheyt weder keeren.

26

Hy sal tot Godt eernstelick bidden, Ga naar margenootf[g] die in hem een welbehagen nemen sal, ende Ga naar margenoot53 sijn aengesichte met gejuych aensien: want hy sal den mensche Ga naar margenoot54 sijne gerechtigheyt weder geven.

27

Ga naar margenoot55 Hy sal de Ga naar margenoot56 menschen Ga naar margenoot57 aenschouwen, ende seggen; Ick hebbe gesondight, ende het recht verkeert, het welcke my niet en heeft Ga naar margenoot58 gebaet:

28

[Maer Godt] heeft mijne ziele verlost, datse niet en voere Ga naar margenoot59 in’t verderf; soo dat mijn leven het Ga naar margenoot60 licht aensiet.

29

Siet, dit alles werckt Godt Ga naar margenoot61 twee [ofte] drie mael met Ga naar margenoot62 een man:

30

Ga naar margenootg[h] Op dat hy sijne ziele afkeere van het verderf; ende hy Ga naar margenoot63 verlicht worde met het licht der levendigen.

31

Merckt op, ô Iob, hoort na my: swijght, ende ick sal spreken.

32

Soo der Ga naar margenoot64 redenen zijn, antwoort my: spreeckt, want ick hebbe lust u te Ga naar margenoot65 rechtveerdigen.

33

Soo niet, hoort na my: swijght, ende ick sal u wijsheyt leeren.

margenoot1
Den mont opdoen, is dickwils met seer grooten ernst van gewichtige saken spreken, ofte een statigh verhael aenvangen, als hier ende Iudic. 11.35. Psalm 78.2. Prov. 24.7. ende 31.8, 9, 26.
margenoot2
Ofte, met mijne rake, ofte, gehemelte. D. in mijnen mont. Het gehemelte helpt tot de sprake, boven cap. 29. vers 10. daerom wort het selve oock de sprake toegeschreven. siet bov. c. 31. vers 30. Prov. cap. 8. vers 7.
margenoot3
Dat is, het rechte, ware, ende onvervalschte gevoelen mijns herten. Vergel. boven 6.25. ende de aenteeckeninge.
margenoot4
D. mijne lippen, die wetenschap, ofte leeringe sullen, ende moeten voortbrengen; die oock lippen der wetenschap genaemt worden, Pro. cap. 14. vers 7.
margenoot5
D. het welck onvervalscht is, ende komt uyt een oprecht herte.
margenoot6
Elihu geeft te verstaen, dat hy was een mensche, ende schepsel Godts, gelijck andere. Volgens dat Iob met hem vrijelick spreken mochte sonder schroom, als met sijns gelijcke, soo dat hy sich niet en behoefde te ontschuldigen met de vreesselicke Majesteyt Godts, tegens dewelcke hy verklaert hadde niet te konnen bestaen. siet bov. 9. vers 32. ende 13.21. ende 16.21.
margenoot7
Hy schijnt te sien op de scheppinge des eersten menschen. Genes. 2.7.
margenoot8
Of, schickt, richt [uwe woorden:] als Cap. 32. vers 14.
margenoota
Iob 9.35. ende 23.10.
margenoot9
Dat is, ick behoore Godt toe, zijnde van hem geschapen, ende tot nu toe van hem in het leven onderhouden. Anders, ick ben voor Godt na uwen mont, te weten, om sijne sake te verdedigen na u eygen begeerte.
margenoot10
T.w. in den eersten voorvader Adam, soo dat ick van stoffe, ende afkomste uwes gelijcke zy, ende daerom van u niet te vreesen. siet Genes. 2.7.
margenoot11
T.w. daer mede ick u soude mogen verschricken.
margenoot12
Siet boven 13.21. ende de aenteeck.
margenootb
Iob 10.7. ende 16.17. ende 23.10, 11. ende 27.5.
margenoot13
Dit zijn de redenen, die Elihu uyt Iobs propoosten hadde gemerckt, oordeelende die strafbaer te wesen. Men kan deselve, ofte dergelijcke vinden in de plaetsen hier recht te voren op de kant aengeteeckent. Niet te min Iob heeft sijne sonden meermaels bekent, gelijck te sien is boven 9.2. ende 14.4. maer sprekende van sijne onnooselheyt, verstaet daer mede de gerechtigheyt sijner sake tegen sijne vrienden, ende niet de gerechtigheyt sijns persoons voor Godt.
margenoot14
T.w. Godt. Iob en hadde wel dese selve woorden niet gebruyckt, maer die van gelijcken sin waren, boven 14.16, 17.
margenoot15
D. stoffe om my te beswaren, Dat is, te beschuldigen, ende te straffen. Anders, afbrekingen, Dat is, middelen, om sich van my, ofte my van hem te scheyden, ende alle vrientschap te breken, ofte, om al mijn voornemen, ende poogen te vernietigen. Vergelijckt Num. 14.34.
margenootc
Iob 13.24. ende 16.9. ende 19.11.
margenoot16
Siet boven 13.24. ende de aenteeckeninge. item vergel. boven 16.9. ende 19.11.
margenootd
Iob 13.27.
margenoot17
Siet bov. 13.27. ende de aenteeck.
margenoote
Iob 14.16.
margenoot18
Vergel. boven 14.16. ende 31.4. met de aenteeck.
margenoot19
D. in het gene ick nu van u verhaelt hebbe.
margenoot20
Hier uyt besluyt Elihu, dat Iob met meerder ootmoedt, ende eerbiedinge tegen Godt gehandelt moeste hebben: volgens, dewijle hy hem hier in vergrepen hadde, dat hy in desen deele onrechtveerdigh was, hoewel hy hem anders voor vroom bekende.
margenoot21
Ten aensien niet alleen van sijn wesen, ende macht, maer oock van sijne wijsheyt ende rechtveerdigheyt, etc.
margenoot22
De sin is, dat Godt van al sijn doen ons geen reeckenschap en geeft, nochte oock gehouden is te geven. Ofte aldus: om dat hy alle sijne woorden niet gesproken en heeft. Anders, want hy en verantwoort geene sijner daden, ofte wercken, Dat is, hy en is niet gehouden eenige te verantwoorden.
margenoot23
De sin is, hoe wel Godt niet gehouden is, van sijn doen ons reeckenschap te geven, nochtans door sijne vriendelicke goetheyt doet hy’t dickwils, te weten, als het hem belieft, het welck van vele niet waergenomen en wort. Vergelijckt Genes. 6.3. Num. 14.42. 1.Reg. 22.28. 2.Reg. 17.13. Dan. 4. versen 5, 22, 28. Matth. 27.19.
margenoot24
Een seker getal voor een onseker: Alsoo onder vers 29. Siet Levit. 26. op vers 8.
margenoot25
Hebr. siet.
margenoot26
Siet Genes. 20. vers 3. ende 28.12. ende de aenteeck.
margenoot27
D. opent, ende verlicht het verstant, ende bekeert den wille des menschen door sijne inwendige aensprake ende vermaninge. Siet van deselve maniere van spreken Ruth 4. op vers 4.
margenoot28
D. hy druckt in hare herten de sekerheyt sijner straffinge, D. dat hy sijn voornemen om hen te straffen, sekerlick uytvoeren sal. siet deselve maniere van spreken Deut. 32.34.
margenoot29
Het woordeken van, is hier in te voegen uyt het volgende lidt van dit vers.
margenoot30
T.w. quaet werck dat hy voor hadde. siet Genes. 20.3. ende 31.24.
margenoot31
D. de grootsheyt ende vermetentheyt des herten, waer door de mensche tot een quaet voornemen geraeckt.
margenoot32
Hebr. bedecke, D. wech neme. Vergel. de maniere van spreken met de gene, die boven is, cap. 3. vers 10.
margenoot33
Het Hebr. woort beteeckent een geweer, dat met werpen gebruyckt wort. Verstaet hier door, allerley quaet der ziele, ofte, des lichaems tijdelick ofte eeuwigh. Vergel. onder 36.12.
margenoot34
De sin is, dat Godt den mensche vermaent heeft in voortijden, niet alleen door droomen, ende gesichten, maer oock, gelijck heden, door sieckten, ende kranckheden, om op haer leven acht te nemen, ende Godt te vreesen.
margenoot35
D. alle sijne beenen, die veel, ende sterck zijn, verstaet hier op: worden gestraft, uyt het volgende. Anders, ende de twist sijner beenderen is geweldigh, Dat is, de smerte sijner beenderen, waerdoor Godt gelijk met hem twistet.
margenoote[f]
Psalm 107.18.
margenoot36
And. soo dat sijn leven hem het broot doet verfoeijen.
margenoot37
Hebr. de spijse der begeerte, dat is, die men begeert, ofte daer toe men belust is, als men gesont is. Alsoo vaten, ofte, gereetschap der begeerte, 2.Chro. cap. 32. vers 27. Het lant der begeerte, Psalm 106. vers 24. wijnstocken der begeerte, Amos 5.11.
margenoot38
D. dat het niet meer gesien en wort; van wegen sijne magerheyt.
margenoot39
T.w. uyt oorsake van de voorgaende vettigheyt des lichaems.
margenoot40
T.w. door de voorgemelde magerheyt. And. verbroken worden, of, vermorselt.
margenoot41
D. sijn leven, gelijck terstont in het volgende verklaert wort. siet Genes. 19. op vers 17.
margenoot42
Dat is, die de menschen van het leven berooven.
margenoot43
D. een Propheet, ofte Leeraer van Godt gesonden, om de menschen, die in eenige noot zijn, van sijnen wille, ende haren schuldigen plicht te onderwijsen. Andere verstaen, door desen Gesante, eenen heyligen Engel.
margenoot44
Te weten, der vrome, ende trouwe Leeraren, die niet vele te vinden en zijn; daerom wordense geseyt een uyt duisent te wesen.
margenoot45
Dat is, dat hy behoort te doen, ende te laten, om Godt te behagen.
margenoot46
Te weten, als de siecke mensche de vermaninge des Leeraers met een geloovigh, ende gehoorsaem herte sal aengenomen hebben.
margenoot47
Namel. Godt.
margenoot48
Te weten, hem vergevende sijne sonden, ende hem weder gesont makende.
margenoot49
Te weten, tot den Bode, ofte Gesante.
margenoot50
Dat is, verkondight hem de verlossinge, Ioan. cap. 20. vers 23. 2.Corinth. 5.19, 20.
margenoot51
T.w. de versoeninge des Messiae.
margenoot52
Verstaet dit van de nieuwe gesontheyt, ende sterckte des lichaems, zijnde als een teecken van de vernieuwinge des geestes.
margenootf[g]
Psalm 50.15. Iesa. cap. 58. vers 9.
margenoot53
De sin is, dat Godt den mensche, op den welcken hy te voren om sijne sonde vergramt was; daer na, als hy bekeert is, vriendelick, ende met een bysonder welbehagen sal aenschouwen. Men kan oock verstaen, dat de mensche Godts aengesichte met vreughde sal aensien, dat is, sijne genade, ende vaderlicke gunste gevoelen. De sin is eenderley.
margenoot54
Te weten, mits hem door sijnen Geest sekerheyt te geven van sijne rechtveerdighmakinge, ende de ware vernieuwinge die in hem door de sonde seer afgenomen hadden.
margenoot55
Namel. die krancke door Godts weldaet gesont geworden zijnde. Andere verstaen dit van Godt, om dat in’t volgende vers, het welcke hier aenhanght, voor mijne ziele, ende mijn leven, sommige lesen, sijne ziele, sijn leven, ende setten dese woorden over aldus, Hy, te weten Godt, siet op de menschen, ende [soo daer yemant] seyt, ick hebbe gesondight, etc. soo sal hy sijne ziele verlossen, dat hy niet en ga in’t verderf, ende sijn leven sal het licht sien.
margenoot56
Die hy begeert te stichten met de belijdenisse sijner sonden, ende de verkondinge der genade Godts aen hem bewesen.
margenoot57
Dat is, hy sal hem by deselve voegen, ende daer mede vergeselschappen.
margenoot58
Zijnde daerom met eene sware sieckte gestraft geweest. Het Hebreeusch woort is in dese beteeckenisse genomen, Esther 3.8. ende cap. 5. vers 13.
margenoot59
Dat is, in’t graf.
margenoot60
Dat is, goeden welstant geniet. Licht is hier soo veel als welstant. Siet boven cap. 18. op vers 5. ende sien, is genieten. Siet boven cap. 7. op vers 7.
margenoot61
Dat is, dickmael. ’t Is een seker getal voor een onseker.
margenoot62
Dat is, met een mensche.
margenootg[h]
Psalm 56.14.
margenoot63
D. dat hy niet alleen noch in ’t leven blijve, maer daer in soo welvare, dat hy aensienelick, ende ge-eert onder de menschen worde.
margenoot64
T.w. om uwe sake te verantwoorden, ende my tegen te spreken.
margenoot65
D. voor te spreken, ende te verdedigen, soo verre het mogelick is, sulcks dat ick dit werck niet uyt eenige twistgierigheyt aen en neme.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken