Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Psalm xlviij.

De Propheet beschrijft de heerlickheyt ende gelucksaligheyt der Kercke, onder de figure van de stadt Ierusalem, welcke van Godt wonderbaerlick tegen seer machtige vyanden beschermt was, volgens sijne belofte, ende vorige wonderen, waer door Godt geroemt ende de Kercke getroost wort, met eene vermaninge aen alle geloovige, dat sy de schoonheyt ende vastigheyt der Kercke tot eeuwiger gedachtenisse neerstelick willen aenmercken.

1

EEn Ga naar margenoot1 Liedt een Psalm, voor de Ga naar margenoot2 kinderen van Korah.

2

De HEERE is groot, ende seer Ga naar margenoot3 te prijsen; in de Ga naar margenoot4 stadt onses Godts, [op] den bergh sijner heyligheyt.

3

Schoon van Ga naar margenoot5 gelegentheyt, eene vreughde der Ga naar margenoot6 gantscher aerde is de bergh Zion, [aen] de zijden van ’t Ga naar margenoot7 Noorden; Ga naar margenoota De stadt des grooten Ga naar margenoot8 Koninghs.

4

Godt is in hare Ga naar margenoot9 palleysen; hy is’er bekent voor een hoogh vertreck.[kolom]

5

Want siet, de Ga naar margenoot10 Koningen waren vergadert; sy waren t’samen doorgetogen.

6

Ga naar margenoot11 [Gelijck] sy’t sagen, alsoo waren sy verwondert: Sy werden verschrickt, sy haesteden wech.

7

Bevinge greepse aldaer aen; smerte als eener barender [vrouwe.]

8

Ga naar margenoot12 Met eenen oosten wint verbreeckt ghy de schepen van Ga naar margenoot13 Tharsis.

9

Gelijck wy gehoort hadden, alsoo hebben wy gesien in de stadt des HEEREN der Ga naar margenoot14 heyrscharen, in de stadt onses Godts: Godt sal haer bevestigen tot in Ga naar margenoot15 eeuwigheyt, Ga naar margenoot16 Sela!

10

O Godt, wy Ga naar margenoot17 gedencken uwer weldadigheyt; in het midden uwes Ga naar margenoot18 tempels.

11

Gelijck uwen Ga naar margenoot19 naem is, O Godt, alsoo is uwen roem tot aen de eynden der aerde: Ga naar margenoot20 uwe rechter hant is vol van gerechtigheyt.

12

Laet den Ga naar margenoot21 bergh Zion blijde zijn, laet de Ga naar margenoot22 dochteren van Iuda haer verheugen; om uwer Ga naar margenoot23 oordeelen wille.

13

Gaet rontom Zion, ende omringhtse: Ga naar margenoot24 tellet hare torens.

14

Ga naar margenoot25 Settet u herte op hare vestinge, Ga naar margenoot26 beschouwet onderscheydentlick hare palleysen; op dat ghy’t den Ga naar margenoot27 navolgenden geslachte vertellet;

15

Want dese Godt Ga naar margenoot28 is onse Godt eeuwighlick ende altoos: hy sal ons Ga naar margenoot29 geleyden Ga naar margenoot30 totter doot toe.

margenoot1
Ofte, een gesangh een Psalm, gelijck ter contrarie de opschrift des dertighsten Psalms is, een psalm een liedt. Het onderscheyt van desen was, na sommiger gevoelen, dat een psalm een liet begonnen zy met het spelen der instrumenten, de stemmen daer na volgende, ende een liedt een psalm, begon van het singen der stemmen, de instrumenten der musijcke daer op volgende. Doch andere houden ’t voor een dingh.
margenoot2
Siet Psalm 42. op vers 1.
margenoot3
Ofte, prijselick, prijsweerdigh, als 2.Sam. 22.4. Psalm 18.4. ende 145.3.
margenoot4
Ierusalem, afbeeldende de Kercke Godts ende het hemelsche Ierusalem: gelijck mede Zion, Hebr. 12. 20. Apocal. 14.1.
margenoot5
Ofte, situatie, contreije. Sommige verstaen dit als een beschrijvinge van de stadt, in desen sin: Schoon van gelegentheyt, eene vreughde der gantscher aerde, Te weten, is dese stadt; ende dan voorts: Aen de zijden van ’t Noorden is de bergh Zion.
margenoot6
Niet alleen des Ioodschen lants ten aensien der ontfangene verlossinge, maer oock der gantscher werelt: want daer van daen het licht ende heyl soude uytgaen in de gantsche werelt, ende daer toe souden haer de Heydenen met vreughde begeven, Iesa. cap. 2. versen 2, 3. Mich. cap. 4. vers 1. Actor. 1.8.
margenoot7
Daer de tempel gebouwt was, Iesa. 14. vers 13. Vergelijckt Ezech. 40.2.
margenoota
Matth. 5.35.
margenoot8
Te weten, Godts: als onder vers 9. ende Malach. 1.14. daer Godt in woont, Zachar. 8.3.
margenoot9
D. groote heerlicke gebouwen, zijnde als sloten ende kasteelen, op dewelcke de vleeschelicke menschen haer vertrouwen stellen, maer onder Godts volck wort Godt alleen (selfs in sulcke palleysen) bekent voor de gewisse toevlucht ende bescherminge.
margenoot10
Als geschiet is ten tijde van Iosaphat, 2.Chron. c. 20. Sommige passen het op de historie Sanheribs, 2.Reg. c. 18.
margenoot11
Dat is, hoe sy meer toesagen, hoe sy haer meer verwonderden. Alsoo kan dese maniere van spreken vervult worden uyt Exod. 1. vers 12. Hose. 4.7. de letter Caph, ofte, Caascher (dat is, gelijck) wort oock alsoo in den Hebreeuschen text uytgelaten, Hose. 11.2. siet aldaer.
margenoot12
De sin is: Ghy, HEERE, hebt dese Koningen met alle hare macht ende pracht alsoo verbroken, gelijck ghy de groote ende fiere schepen in den Oceaen met eenen stercken oosten wint seer haestelick ende lichtelick in stucken slaet.
margenoot13
Siet 1.Reg. 10. op vers 22.
margenoot14
Siet 1.Reg. 18. op vers 15.
margenoot15
Vergel. Genes. cap. 17. op vers 7.
margenoot16
Siet Psalm 3. op vers 3.
margenoot17
Ofte, wy hebben in stilte overdacht, ofte, betracht, verwachtende uwe hulpe.
margenoot18
Vergl. 2.Chro. cap. 20. versen 5, 6, etc. ende 2.Reg. cap. 19. versen 14, 15, etc.
margenoot19
Gelijck u wesen ende majesteyt oneyndelick is, alsoo oock uwen roem ende lof: ofte, ghy bewijst u soodanigh, als ghy u in u woort openbaert, door uwe wercken, die geroemt worden tot aen, etc.
margenoot20
Uwe macht is overvloedigh genoeghsaem om u volck te behouden, ende de vyanden te dempen, volgens uwe gerechtigheyt, die ghy soo dickwils hebt te wercke gestelt: niet anders, als wanneer yemant met voller hant yets uytstort, toonende datter geen gebreck en is.
margenoot21
D. inwoonders van Ierusalem, Godes volck.
margenoot22
D. andere steden met hare inwoonders, die als dochteren waren van Ierusalem, harer aller moeder, als de Schrift spreeckt.
margenoot23
Die ghy uytvoert over uwe vyanden, tot bescherminge van u volck.
margenoot24
Om te sien, datter niets aen en feylt, dat de vyant geene schade gedaen heeft, ende voorts uyt de cierlickheyt ende sterckte der stadt te betrachten ende by uwe nakomelingen te roemen de liefde, die Godt haer, ende sijne gantsche Kercke toedraeght.
margenoot25
D. aenmerckt met aendacht.
margenoot26
Ofte, heffet [uwe oogen] op na, etc. ’t Hebreeusch woort wort alleenlick hier gevonden, ende daerom verscheydentlick overgesett. Hier van schijnt te komen de naem van den bergh, of (als andere) den heuvel Pisga, Num. 21.20. ende 23.14. Deut. 3.17. ende 34.1. In ’t Chaldeeusch beteeckent het selve woort, deylen, in stucken leggen, ontleggen.
margenoot27
Hebr. achtersten, laetsten geslachte. Uyt welcke woorden sommige afnemen, dat de Propheet hier heeft willen te kennen geven, dat Ierusalem niet altoos blijven, maer verstoort ende verwoest soude worden, blijvende nochtans altoos de Kercke Godts, die daer door was afgebeelt. Vergelijckt Matth. 24. versen 1, 2, etc.
margenoot28
Siet Gen. 17. op vers 7.
margenoot29
Als een herder sijne kudde, Psalm 78.52, 72. ende 80.2.
margenoot30
D. onse gantsche leven langh.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken