Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Psalm Lxxij.

David korts voor sijnen doot, bidt voor Salomo, ende voorseyt eenen seer gezegenden ende geluckigen staet sijns Koninckrijcks, als zijnde een voorbeelt des Koninckrijcks Christi, over welckes eeuwigheyt, uytbreydinge, heerlickheyt, ende genadenrijcken staet hy sich ten uytersten door geloove verheught, besluytende met eene hertelicke dancksegginge.

1

Ga naar margenoot1 VOor Salomo. O Godt, geeft den Ga naar margenoot2 Koningh uwe Ga naar margenoot3 rechten; ende uwe gerechtigheyt den sone des Ga naar margenoot4 Koninghs.

2

Soo sal hy u volck richten met gerechtigheyt; ende Ga naar margenoot5 uwe elendige met recht.

3

Ga naar margenoot6 De Ga naar margenoot7 bergen sullen den volcke vrede dragen; oock de heuvelen, Ga naar margenoot8 met gerechtigheyt.

4

Hy sal de elendige des volcks Ga naar margenoot9 richten, hy sal de kinderen des nootdruftigen verlossen; ende den Ga naar margenoot10 verdrucker verbrijselen.

5

Sy sullen u vreesen, Ga naar margenoota Ga naar margenoot11 soo lange de sonne ende mane sullen zijn, van geslachte tot geslachte.

6

Hy sal neder dalen als een Ga naar margenootb Ga naar margenoot12 regen op het Ga naar margenoot13 nagras; als de droppelen die de aerde Ga naar margenoot14 bevochtigen.

7

Ga naar margenoot15 In sijne dagen sal de rechtveerdige Ga naar margenoot16 bloeijen, ende de veelheyt van vrede; Ga naar margenoot17 tot dat de mane niet meer en zy.

8

Ende hy sal heerschen van de Ga naar margenoot18 zee tot aen de zee; ende van de Ga naar margenoot19 riviere tot aen de eynden der aerde.

9

Ga naar margenoot20 D’ingesetene van dorre plaetsen sullen voor sijn aengesichte knielen: ende sijne vyanden sullen het Ga naar margenoot21 stof lecken.

10

De Koningen van Ga naar margenoot22 Tharsis ende de [kolom] Ga naar margenoot23 eylanden sullen geschencken aenbrengen: de Koningen van Ga naar margenoot24 Scheba ende Seba sullen vereeringen toevoeren.

11

Ia Ga naar margenoot25 alle Koningen sullen sich voor hem neder buygen: alle Heydenen sullen hem dienen.

12

Ga naar margenootc Want hy sal den nootdruftigen redden, die daer Ga naar margenoot26 roept: mitsgaders den elendigen, ende die geenen helper en heeft.

13

Hy sal den armen ende nootdruftigen Ga naar margenoot27 verschoonen: ende de zielen der nootdruftigen Ga naar margenoot28 verlossen.

14

Hy sal hare zielen van Ga naar margenoot29 list ende gewelt bevrijden; ende haer Ga naar margenoot30 bloet sal dierbaer zijn in sijne oogen.

15

Ende hy sal Ga naar margenoot31 leven; ende men sal hem geven van ’t gout van Scheba; ende men sal geduerighlick voor Ga naar margenoot32 hem bidden: den gantschen dagh sal men hem Ga naar margenoot33 zegenen.

16

Is’er een Ga naar margenoot34 hant vol koorn in ’t lant op de Ga naar margenoot35 hooghte der bergen; de vrucht daer van sal Ga naar margenoot36 ruysschen als de Libanon: ende die van de Ga naar margenoot37 stadt sullen bloeijen als het kruyt der aerde.

17

Sijn naem sal zijn tot in eeuwigheyt; Ga naar margenoot38 soo lange als’er de sonne is, sal sijn naem Ga naar margenoot39 van kint tot kint voort geplant worden; ende sy Ga naar margenoot40 sullen in hem gezegent worden: alle Heydenen sullen hem welgelucksaligh roemen.

18

Ga naar margenoot41 Gelooft zy de HEERE Godt, de Godt Israëls; die alleen wonderen doet.

19

Ende gelooft zy de naem sijner Ga naar margenoot42 heerlickheyt tot in eeuwigheyt: ende de gantsche aerde worde met sijne heerlickheyt vervult: Amen, ja Amen.

20

Ga naar margenoot43 De gebeden Davids, des soons Isai hebben een eynde.

margenoot1
Als sijn vader David hem tot Koningh in sijne plaetse gestelt hadde. Siet 1.Reg. 1. vers 32, etc. doch onder Salomo is mede begrepen de Messias, als de Koningh des vredes, Hebr. 7.2.
margenoot2
Salomo.
margenoot3
D. eene rechtveerdige regeeringe, na het voorschrift uwer wetten.
margenoot4
Dat is, mijnen sone: want dat David den autheur deses Psalms is, blijckt uyt het laetste versken: doch onder Salomons voorbeelt propheteert David mede seer heerlick van den hemelschen Koningh Christo, ende sijn Koninckrijck.
margenoot5
Dat is, de vrome, die t’onrecht verdruckt worden, ende u lief zijn: alsoo Psalm 74.19. Vergel. Psalm 69. versen 27, 34.
margenoot6
Ofte, laet de bergen, etc. by forme van Prophetisch wenschen ende bidden: ende soo in het volgende.
margenoot7
Alle plaetsen des lants, hooge ende leege, sullen overvloeijen van vrede ende gerechtigheyt, gelijck een aerdtrijck, dat vruchten draeght in overvloet. Vergel. 1.Reg. 4.25. Psalm 85.11, 12. item 1.Chron. 22.9. ende Hebr. 7.2.
margenoot8
Ofte, door, vermits de gerechtigheyt, die de Koningh Salomo oeffenen, ende de Messias aenbrengen sal.
margenoot9
D. van overlast bevrijden.
margenoot10
Die met list ofte gewelt andere verdruckt.
margenoota
Psalm 89. versen 37, 38.
margenoot11
D. soo lange als de werelt sal staen, sult ghy, O Godt, uwe Kercke onder de regeeringe des Messiae op aerden hebben, die u sal eeren ende dienen. Hebr. met, by, ofte, voor de sonne, ende voor ’t aenschijn der mane, geslacht der geslachten. Vergel. Genes. 8. op vers 22. Iob 26. op vers 10. Psalm 89.37, 38. ende onder versen 7, 17.
margenootb
2.Sam. 23.4.
margenoot12
Vergel. 2.Sam. 23. op vers 4. Deut. 32.2. Iob 29.23. Hose. 6.3.
margenoot13
Afgemaeyt gras, et-groen. Hebr. eygentlick, afgeschoren.
margenoot14
Hebr. Bevochtinge, maer het Hebreeusch woort (dat hier alleen gevonden wort) heeft de beteeckeninge van eene sulcke bevochtinge, die door verspreydinge, ofte, sprenginge der droppelen geschiet, soo dat het lant den regen bequamelick kan indrincken, ende sijn kleyn uytspruytsel daer van verquickt worden ende opschieten. Vergel. Psalm 65.10, 11.
margenoot15
D. in den tijt sijner regeeringe, onder sijn Rijck.
margenoot16
Of, groenen, groeijen.
margenoot17
Siet op vers 5.
margenoot18
D. van d’eene zee tot d’andere zee.
margenoot19
Euphrates, welcke lantpale Israël belooft was, ende Salomo gehadt heeft: maer Christus tot aen de eynden der werelt. Siet Gen. 15. vers 18. 1.Reg. 4.21, 24. Matth. 28.18, 19. Apoc. 11.15.
margenoot20
Hebr. dorrigheden: D. barbarisch volck, dat woeste, dorre, onbekende plaetsen bewoont, voor Salomo: item, wilde, woeste, ongeloovige Heydenen, voor Christo. Vergelijckt Iesa. 40. versen 3, 4. ende 42.11, 12, etc.
margenoot21
Vergel. Mich. 7.17. ende Iesa. 49.23.
margenoot22
Die aen de oceaensche zee woonen. siet 1.Reg. 10. op vers 22.
margenoot23
De Hebreen verstaen hier, ende in vele andere plaetsen, by de eylanden, de volcken die in ofte aen de middellantsche zee ende daer over gelegen zijn, al en zijnse juyst niet rontom in ’t water gelegen. siet Genes. cap. 10. op vers 5. item Iesa. 20. vers 6. ende c. 23. versen 2, 6. Ier. 25.22. met de aenteeckeninge, etc.
margenoot24
Siet Genes. 10. op vers 7.
margenoot25
Dit siet alleenlick op den Messiam.
margenootc
Iob 29.12.
margenoot26
Over sijne elende, ende om hulpe. Vergel. Iob 29.12.
margenoot27
Ofte, genadighlick sparen.
margenoot28
Ofte, behouden.
margenoot29
D. van de gene diese met list ende gewelt verdrucken.
margenoot30
Dat de godtloose soeckt te vergieten, acht hy soo weerdigh, dat hy de uytstortinge niet lichtelick sal toelaten, ofte hy sal het swaerlick wreken. Vergel. Psalm 116. vers 15.
margenoot31
D. een langh leven hebben, gelijck men den Koningen pleeght toe te wenschen, 2.Sam. 16. vers 16. 1.Reg. c. 1. versen 31, 39. Vergel. 1.Reg. 11.42. ende Christum aengaende, Iesa. 53. vers 10. Rom. cap. 6. vers 9. Hebr. cap. 7. vers 3. ende 13.8.
margenoot32
Niet alleen voor Salomo ende sijn Rijck, maer wel bysonderlick voor den voortgangh des geestelicken Koninckrijcks Christi. siet Psalm 118. versen 24, 25, 26.
margenoot33
D. hooghlick loven ende roemen. Anders aldus: Ende hy (Christus) sal hem (den armen) geven van’t gout van Scheba. ende hy (Christus) sal geduerighlick voor hem (den armen) bidden. den gantschen dagh sal hy (Christus) hem (den armen) zegenen.
margenoot34
Ofte, een kleyn deel, het minste, ofte, een weynigh koorns, Te weten, gezaeyt.
margenoot35
Hebr. hooft.
margenoot36
D. het sal soo overvloedigh ende heerlick opkomen, dat het van wegen de menighte sal ruysschen, als het van den wint bewogen wort, gelijck de boomen op den Libanon. Vergel. wijders Hose. 14.8. met d’aenteeck. ende Matth. 13.8, 23. Actor. 2.41. ende 4.4, etc. Ofte aldus: Hy sal zijn als [wanneer] een hant vol koorn, etc. verstaende dit van de kleyne beginselen sijns Koninckrijcks op aerden.
margenoot37
D. de stadtlieden, inwoonders van Ierusalem ende andere steden. Vergelijckt Iesa. 27.6.
margenoot38
Hebr. voor ’t aenschijn der sonne. Siet op vers 5.
margenoot39
Hebr. eygentlick als of men seyde: sal gesoont, ofte, gekint worden, Dat is, van kint tot kint worden voortgebreyt, voortgeteelt.
margenoot40
Siet Genes. 22. op vers 18.
margenoot41
Hebr. gezegent, ende soo in’t volgende vers.
margenoot42
D. sijn eerlicke ofte heerlicke naem.
margenoot43
De sin is niet, datter geen Psalmen Davids in dit boeck meer souden volgen, maer dat dit de laetste Psalm is, dien David in sijn leven gemaeckt, ende sijnen sone Salomo, ja der gantscher Kercke, als tot een testament ofte kleynoot heeft nagelaten, besluytende met dese uytnemende prophetie van sijnen geestelicken gebenedijden Koningh, den Messia, onsen Heere Iesu Christo. Sommige meenen dat met dit besluyt te kennen wort gegeven, dat alle de voorgaende Psalmen van David alleen gemaeckt zijn, daer in ’t volgende verscheydene gevonden worden, die van anderen zijn gemaeckt.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken