Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Psalm Lxxv

David danckt Godt, met alle vrome, voor de genadige veranderinge der saken in Israël, ende belooft, als hy van Godt (die d’autheur is van verhoogen ende vernederen) Koningh over Israël sal gemaeckt zijn, dat hy Godtsalighlick sal regeeren, straffende de godtloose, ende de vrome verhoogende, ende Godt danckende, die de vrome wel laet drincken uyt den beker sijns toorns, maer de godtloose den droesem uytsuypen.

1

VOor den Ga naar margenoot1 Oppersanghmeester, Ga naar margenoot2 Al-Tascheth: een psalm, Ga naar margenoot3 een liedt, Ga naar margenoot4 voor Asaph.

2

Wy loven u, O Godt, wy loven, dat uwen Ga naar margenoot5 naem na by is: Ga naar margenoot6 men vertelt uwe wonderen.

3

Als ick het Ga naar margenoot7 bestemde (ampt) sal ontfangen hebben; soo sal ick Ga naar margenoot8 gantsch recht richten.

4

Het lant, ende alle sijne inwoonders, waren Ga naar margenoot9 versmolten: [maer] ick hebbe sijne pilaren Ga naar margenoot10 vast gemaeckt, Ga naar margenoot11 Sela!

5

Ick hebbe geseyt tot de Ga naar margenoot12 onsinnige; En weest niet onsinnigh: ende tot de godtloose; En verhooget den Ga naar margenoot13 hoorn niet.

6

En verhooget uwen hoorn niet om hooge: en spreeckt [niet] met Ga naar margenoot14 stijven halse.

7

Want het Ga naar margenoot15 verhoogen en [komt] niet uyt den Ga naar margenoot16 Oosten, noch uyt den Westen, noch uyt de Ga naar margenoot17 woestijne:

8

Maer Godt Ga naar margenoot18 is Richter: hy vernedert desen, ende verhooght genen.

9

Want in des HEEREN hant is een Ga naar margenoot19 beker, ende de wijn is Ga naar margenoot20 beroert, vol van Ga naar margenoot21 mengelinge, ende hy Ga naar margenoot22 schenckt daer uyt: doch alle godtloose der aerden sullen Ga naar margenoot23 sijne Ga naar margenoot24 droesemen Ga naar margenoot25 uytzuygende drincken.

10

Ende ick sal het in eeuwigheyt verkondigen: ick sal den Godt Iacobs psalmsingen.

11

Ende ick sal alle Ga naar margenoot26 hoornen der godtloosen afhouwen: de Ga naar margenoot27 hoornen des rechtveerdigen sullen verhooght worden.

margenoot1
Siet Psalm 4. op vers 1.
margenoot2
Siet Psalm 57. op vers 1.
margenoot3
Siet Psalm 48. op vers 1.
margenoot4
Anders, Asaphs, maer ’t schijnt gantschelick, dat het gevoelen der gener eenvoudighst is, die uyt vergelijckinge van den inhoudt deses Psalms met 2.Sam. capp. 2. 3. 4. 5. afnemen, dat David selfs desen Psalm gemaeckt, ende aen Asaph gegeven heeft, ter tijt als hy na Sauls doot Koningh was geworden over Iuda, ende de saken, na Isboseths doot, daer op stonden, dat hy ’t beloofde Koninckrijck van gantsch Israël soude ontfangen, om Godt voor dese wonderlicke ende genadige veranderinge der saken te dancken, met belofte, dat hy alles, wat in den lande vervallen was, na Godts wille soude herstellen, ende sich dragen als een voorbeelt Iesu Christi. Vergel. oock desen Psalm met Ps. 101.
margenoot5
Dat is, ghy selfs, met de vervullinge uwer beloften, die ghy my gedaen hebt. Anders, ende uwen name is na by, T.w. in onsen monde.
margenoot6
Hebr. sy vertellen, Te weten, ick, ende alle die my toegedaen zijn, ende desen tijt met groot gedult verwacht hebben, ende u nu dancken, als vers 2. geseyt.
margenoot7
D. het Koninckrijck, dat ghy my belooft, ende de samtlicke stammen my toegestemt hebben. Sommige duyden ’t op den bestemden tijt des Koninckrijcks. Item, de vergaderinge der Oudtsten, als eenen rijcksdagh hier toe bestemt, ofte, de bestemde plaetse der heyliger vergaderingen, T.w. Zion, die David, Koningh geworden zijnde, terstont voornam te winnen tot eene plaetse des Godtsdiensts ende sijns Konincklicken throons: de sake al op een uytkomende.
margenoot8
Hebr. rechtheden, ofte, richtigheden richten, Dat is, ick sal in alle rechtmatigheyt ende billickheyt richten ende regeeren: alsoo elders dickwils.
margenoot9
Van wegen de vorige beroerten, allerley ongebondenheyt, schrick ende vreese: alsoo Iosu. 2.9. Vergel. Deut. 1. op vers 28.
margenoot10
Ofte, gericht, recht gestelt. Ick heb begonnen alles in goede ordre (in religie, politie, ende justitie) in Iuda te herstellen, ende sal soo, door Godts genade, voort gaen.
margenoot11
Siet Psalm 3. op vers 3.
margenoot12
Siet van’t Hebreeusch woort Psalm 5. op vers 6.
margenoot13
D. weest niet trotz ende hooghmoedigh op u gewelt ende heerlickheyt. siet Deut. 33. op vers 17. ende onder vers 11.
margenoot14
D. stout ende hardtneckigh. Vergelijckt Exod. 32. op vers 9. Iob 15.26.
margenoot15
Dat yemant verheven wort tot grooten staet ende weerdigheyt.
margenoot16
Hebr. den uytgangh, dat is, den opgangh der sonne. siet Psalm 19.6.
margenoot17
D. van’t Zuyden, ende (als eenige meenen) Noorden: want het Ioodsche lant heeft woestijnen aen dese beyde zijden, na sommiger beschrijvingen.
margenoot18
Dit, ende ’t volgende, siet in’t bysonder op Davids verhooginge tot het Koninckrijcke, dat hem Godt (hoewel hy eerst van Saul heeft moeten lijden) door Samuel belooft hadde, ende op Sauls vernederinge ende verstootinge van’t Koninckrijcke, gelijck hem Godt door Samuel voorseyt hadde.
margenoot19
Siet van dese gelijckenisse Iob 21. op vers 20, etc. Psalm 11. op vers 6.
margenoot20
Ofte, bedroesemt. siet van’t Hebreeusch woort boven Psalm 46.4. ende Iob 16. op vers 16. Anders, troubel, sterck, root.
margenoot21
D. vol toebereyt om te drincken, gelijck men stercken wijn in die landen met water plagh te mengen. Vergelijckt Prov. 9.2. Apoc. 14.10, etc.
margenoot22
Ofte, hy heeft daer uyt geschoncken, T.w. eerst sijn eygen volck, als David ende sijnen vromen metgesellen geschiet was. Vergelijckt Psalm 73.10. Ierem. 25.17, 18. 1.Petr. 4.17.
margenoot23
T.w. des bekers.
margenoot24
D. de swaerste straffen met het eeuwigh verderf.
margenoot25
Hebr. uytdruckende. Vergelijckt Iesa. 51.17. Ezech. 23.34.
margenoot26
D. het gewelt, daer mede sy den vromen beschadigen. Siet boven vers 5.
margenoot27
Dat is, macht ende heerlickheyt.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken