Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Psalm Lxxvij.

De Propheet beschrijft in sijn exempel, seer levendigh, de aenvechtinge, die de geloovige hebben, soo wanneerse de gunstige tegenwoordigheyt Godts niet gewaer en worden; mitsgaders de overhant des Geests, die sich in geloove weder opricht ende sterckt, door de betrachtinge van Godts getrouwe beloften, ende voorgaende weldaden.

1

EEn Psalm Ga naar margenoot1 Asaphs: voor den Oppersanghmeester, Ga naar margenoot2 over Ieduthun.

2

Mijne stemme is tot Godt; ende ick roepe: mijne stemme is tot Godt, ende hy sal de oore tot my neygen.

3

Ten dage mijner benauwtheyt socht ick den Heere: mijne hant was des nachts Ga naar margenoot3 uytgestreckt, ende en liet niet af: mijne ziele Ga naar margenoot4 weygerde getroost te worden.

4

Dacht ick aen Godt, soo maeckte ick misbaer: Ga naar margenoot5 peynsde ick, soo wert mijne ziele Ga naar margenoot6 overstelpt, Ga naar margenoot7 Sela!

5

Ghy hieldt mijne oogen Ga naar margenoot8 wakende; ick was Ga naar margenoot9 verslagen, ende en sprack niet.[kolom]

6

Ick overdachte de dagen van Ga naar margenoot10 oudts; de jaren der Ga naar margenoot11 eeuwen.

7

Ick dachte aen mijn Ga naar margenoot12 snarenspel, in der nacht overleyde ick in mijn herte; ende mijn geest Ga naar margenoot13 ondersocht.

8

Sal dan de Heere in Ga naar margenoot14 eeuwigheden verstooten? ende Ga naar margenoot15 voortaen niet meer goetgunstigh zijn?

9

Houdt sijne goedertierenheyt in eeuwigheyt op? heeft de Ga naar margenoot16 toesegginge een eynde, Ga naar margenoot17 van geslachte tot geslachte?

10

Heeft Godt vergeten genadigh te zijn? heeft hy sijne barmhertigheden door toorne toegesloten? Sela!

11

Daer na seyd’ick; dit Ga naar margenoot18 krenckt my; Ga naar margenoot19 [maer] de rechter hant des Alderhooghsten verandert.

12

Ick sal der daden des HEEREN Ga naar margenoot20 gedencken: ja ick sal gedencken uwer Ga naar margenoot21 wonderen van oudts her;

13

Ende sal alle uwe wercken Ga naar margenoot22 betrachten, ende van uwe daden Ga naar margenoot23 spreken.

14

O Godt, uwen Ga naar margenoot24 wegh is in het Heylighdom: wie is een groot Godt, gelijck Godt?

15

Ghy zijt die Godt, die Ga naar margenoota wonder doet: ghy hebt uwe sterckte bekent gemaeckt onder de volcken.

16

Ghy hebt u volck door [uwen] Ga naar margenoot25 arm verlost; de kinderen Iacobs ende Ga naar margenoot26 Iosephs, Sela!

17

Ga naar margenootb De wateren sagen u, O Godt, de wateren sagen u, sy Ga naar margenoot27 beefden: oock waren de afgronden beroert.

18

Ga naar margenootc Ga naar margenoot28 De dicke wolcken goten water uyt; de bovenste wolcken gaven Ga naar margenoot29 geluyt: oock gingen uwe Ga naar margenoot30 pijlen daer henen.

19

’t Geluyt uwes donders was in dit Ga naar margenoot31 ronde; de blicksemen verlichteden de werelt: de aerde wert beroert ende daverde:

20

Uwen Ga naar margenoot32 wegh was in de zee, ende u padt in groote wateren: ende uwe Ga naar margenoot33 voetstappen en werden niet bekent.

21

Ghy Ga naar margenoot34 leyddet u volck, Ga naar margenootd als eene kudde; door de Ga naar margenoot35 hant van Mose ende Aaron.

margenoot1
Siet Psalm 50. op vers 1.
margenoot2
Siet Psalm 39. op vers 1. Ofte, in Ieduthun, Dat is, over, ofte, onder de nakomelingen van Ieduthun. Anders, voor Ieduthun selfs, als mede een der Oppersanghmeesters zijnde.
margenoot3
Tot Godt met geduerigh bidden, ofte, uytgebreyt, eygentlick, uytgeschuddet, uytgestort, gelijck de gene die misbaer bedrijven, de handen nu t’samen slaen, dan van een werpen, item heen ende weder bewegen, na de gesteltenisse des herten. Anders, overgoten, ofte, overstort, T.w. met tranen.
margenoot4
D. ick konde de droefheyt niet versetten, ofte matigen, ick wert bestreden met mistroostigheyt. Vergel. Genes. 37. op vers 35.
margenoot5
Als Genes. 24.63. siet aldaer. Anders, badt ick.
margenoot6
Siet Psalm 61. op vers 3.
margenoot7
Siet Psalm 3. op vers 3.
margenoot8
Hebr. ghy hieldt de wachten mijner oogen, Dat is, (als sommige verstaen) mijne oogenleden. De sin is, Ghy hieldt my wacker, dat ick niet kost slapen, vermits de geduerigheyt van het kruys, ende droefheyt.
margenoot9
Als yets dat met hameren geklopt ende geslagen wort: gelijck de gene, die het herte klopt, ofte slaet van groote ontsteltenisse. Vergel. Iudic. 13. op vers 25. ende Genes. 41. op vers 8. Dan. 2.1, 3. alwaer het selve Hebreeusch woort gebruyckt wort.
margenoot10
Volgens het bevel Deut. 32. vers 7. Vergel. Psalm 74. vers 12, etc.
margenoot11
Dat is, die voor langs gepasseert zijn. Van het Hebreeusch woort Olam, siet Ierem. 2. op vers 20.
margenoot12
Hoe ick Godt in voortijden met vreughden plagh te dancken voor sijne weldaden.
margenoot13
Om het rechte verstant hier van te bekomen. Vergelijckt Psalm 73.16, 17. Hier uyt zijn de volgende woorden des Propheets gesproten, als of hy seyde: ’t En laetsten dacht ick; sal dan de Heere, etc. als volght.
margenoot14
Dat is, voor altoos.
margenoot15
Hebr. niet voortvaren, ofte, toedoen meer goetwilligh, ofte, goetgunstigh, ofte, wel-genegen te zijn, of, welgevallen, welbehagen te nemen, te weten, in my, ofte, sijn volck, dien hy voormaels soo groote genade bewesen heeft?
margenoot16
D. het woort sijner belofte?
margenoot17
Hebr. in geslachte ende geslachte.
margenoot18
Namelick, dat Godt my nu anders tracteert als voor desen, dat hy in de regeeringe van sijn volck niet altoos den selven kours houdt. Godt doet alles wijslick, ende soo als het tot sijner eere ende onsen beste dienstigh is. And. dit krenckt my; de veranderinge van de rechter hant des Alderhooghsten. Ofte, vraeghswijse: sal my dit krencken, dat de rechter hant des Alderhooghsten verandert? Ofte, dit is mijn bidden, het veranderen van de rechter hant des Alderhooghsten.
margenoot19
Dat is, hy kan dit lijden in blijdtschap haest veranderen.
margenoot20
Om my daer door op te richten ende te verstercken.
margenoot21
Hebr. uwes wonders, ofte, wonderwercks. Ende soo in het volgende vers. Al u vverck, ofte, al u doen.
margenoot22
Ofte, verhalen.
margenoot23
Ofte, aendachtigh mercken op, etc.
margenoot24
Dat is, uwe regeeringe verstaet men eygentlick te degen in u Heylighdom ende Gemeynte, niet onder de kinderen deser wereld. Vergelijckt Psalm 73. vers 17. Anders, uvven vvech is in heyligheyt, Dat is, u doen is gantsch heyligh, al is’t dat wy het dickwils niet en begrijpen.
margenoota
Exod. 15.11.
margenoot25
Dat is, door uwe groote kracht, door u gewelt. Siet Exod. 6.5. Psalm 79. vers 11.
margenoot26
Ioseph was oock Iacobs sone, ende volgens sijne kinderen Iacobs kinderen, maer hy wort hier in het bysonder genoemt, om de heerlickheyt ende voordeel van Ephraim ende Manasse, Genes. 48.5. 1.Chron. 5.1, 2. oock hadt hy gantsch Israël, als een vader, in Egypten gevoedt: ja door Ioseph worden somtijts de tien stammen, ofte oock gantsch Israël verstaen. siet Genes. 45.10, 11. ende cap. 48. vers 22. Vergelijckt Psalm 80. op versen 2, 3.
margenootb
Exod. cap. 14. vers 21.
margenoot27
Ofte, vvierden bange, als eene die in barens noot is: wechvliedende, als van anghst ende bangigheyt, om Israël den pas te openen door de roode zee. Vergelijckt Psalm 114.3, 5.
margenootc
Exod. 14.24.
margenoot28
Dit vers (als oock het volgende) schijnt te verklaren het gene Exod. cap. 14. versen 24, 25. geseyt wort, als wesende alsoo geschiet, dat Godt eerst een schricklick onweder verweckt heeft over de Egyptenaers.
margenoot29
Dat is, donder.
margenoot30
Blicksemstralen, als in het volgende verklaert wort. Vergelijckt 2.Sam. 22. vers 15.
margenoot31
Ofte, in den kloot, sphere. Dat is, in de lucht, die als een kloot in het ronde om den aerdtbodem gaet. Aengaende ’t Hebreeusch woort, vergelijckt Psalm 83.14. Iesa. 17.13. Ezech. 10.2, etc.
margenoot32
Doe ghy ginght om u volck te voeren door de roode zee, ende de vyanden daer in te storten. siet Exod. cap. 14. versen 19, 20, 22. Nehem. 9.11. Vergelijckt Nahum 1.3.
margenoot33
Dat is, daer en was geen teecken van sulcken passagie, want de wateren keerden weder, ende waren als te voren, Exod. cap. 14. versen 26, 28.
margenoot34
Als een herder, voerende haer door de woestijne na het lant Canaan, ende sorge voor haer dragende, etc. alsoo Psalm 78.52.
margenootd
Psalm 78. vers 52. ende 80.2.
margenoot35
Dat is, den dienst.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken