Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Psalm xc.

Mose lovende Godes voorsichtigheyt ende macht, beschrijft de swackheyt, elende, ende kortheyt des menschelicken levens: Godt biddende, dat hy hem, ende alle menschen deselve recht leere kennen.

1

Ga naar margenoot1 EEn gebedt Mosis Ga naar margenoot2 des mans Godes. Heere, ghy zijt ons geweest een Ga naar margenoot3 toevlucht Ga naar margenoot4 van geslachte tot geslachte.

2

Ga naar margenoot5 Eer de bergen geboren waren, ende ghy de aerde ende de werelt voort gebracht haddet: ja van eeuwigheyt tot eeuwigheyt zijt ghy Godt.

3

Ghy doet den mensche Ga naar margenoot6 weder keeren tot verbrijselinge: ende seght, Ga naar margenoot7 Keert weder ghy menschen kinderen.

4

Ga naar margenoot8 Want duysent jaren zijn in uwe oogen, als de dagh van gisteren, als hy voorby gegaen is: ende Ga naar margenoot9 [als] eene nachtwake.

5

Ga naar margenoot10 Ghy overstroomtse, sy zijn [gelijck] eenen slaep: Ga naar margenoot11 in den morgenstont zijnse gelijck het gras [dat] verandert.

6

In den morgenstont bloeyt het, ende Ga naar margenoot12 het verandert: des avonts wort het afgesneden, ende het verdorret.

7

Want wy vergaen Ga naar margenoot13 door uwen toorn: ende door uwe grimmigheyt worden wy verschrickt.

8

Ghy stelt onse ongerechtigheden voor u: onse Ga naar margenoot14 heymelicke [sonden] Ga naar margenoot15 in het licht uwes aenschijns.

9

Want alle onse dagen Ga naar margenoot16 gaen henen door uwe verbolgentheyt: wy brengen onse jaren door, Ga naar margenoot17 als een gedachte.

10

Aengaende de dagen onser jaren, daer in zijn Ga naar margenoot18 seventigh jaer: of soo wy Ga naar margenoot19 seer sterck zijn, tachtentigh jaer: ende Ga naar margenoot20 het uytnemenste van dien, Ga naar margenoot21 is moeyte ende verdriet: want het wort snellick afgesneden, ende wy vliegen daer henen.

11

Ga naar margenoot22 Wie kent de sterckte uwes toorns, ende uwe verbolgentheyt Ga naar margenoot23 na dat ghy te vreesen zijt?

12

Leert [ons] Ga naar margenoot24 alsoo onse dagen tel-

[Folio 262v]
[fol. 262v]

len, Ga naar margenoot25 dat wy Ga naar margenoot26 een wijs herte bekomen.

13

Keert weder HEERE, Ga naar margenoot27 tot hoe lange? ende Ga naar margenoot28 het berouwe u Ga naar margenoot29 over uwe knechten.

14

Verzadight ons Ga naar margenoot30 in den morgenstont met uwe goedertierenheyt, soo sullen wy juychen; ende verblijdt zijn Ga naar margenoot31 in alle onse dagen.

15

Verblijdt ons Ga naar margenoot32 na de dagen [in dewelcke] ghy ons gedruckt hebt: [na] de jaren [in dewelcke] wy het quaet Ga naar margenoot33 gesien hebben.

16

Laet Ga naar margenoot34 u werck aen uwe knechten Ga naar margenoot35 gesien worden, ende Ga naar margenoot36 uwe heerlickheyt Ga naar margenoot37 over hare kinderen.

17

Ende Ga naar margenoot38 de lieflickheyt des HEEREN onses Godts zy over ons: ende Ga naar margenoot39 bevestight ghy het werck onser handen over ons: ja het werck onser handen bevestight dat.

margenoot1
Men houdt het daer voor, dat Moses dit gebedt gesproken heeft, als het volck van Israël in de woestijne gesondight hadde. Siet Numer. cap. 14.
margenoot2
Siet Deuter. 33. vers 1. ende Iud. 13. vers 6.
margenoot3
Te weten, in alle onse elenden. Siet Exod. 33.14. Deut. cap. 8. vers 15. ende 33.27. Hebr. een wooninge, vertreck.
margenoot4
Hebr. in geslachte ende geslachte, D. by alle geslachten: Of, tot allen tijden.
margenoot5
Dat is, eer de bergen gelijck uyt den afgront getogen waren. siet gelijcke wijse van spreken Genes. 2 vers. 4. Iob 15.7. ende 38. versen 28, 29. Iesa. 51. vers 2.
margenoot6
Dat is, tot sulcken staet dat hy vergruyst, ende als gereven wort soo kleyn als stof. siet Gen. 3. vers 19.
margenoot7
T.w. ’t lichaem ter aerde, Psal. 146. vers 4. Ende de Geest tot Godt, Eccles. 12. vers 7.
margenoot8
Hij wil seggen, Of schoon yemant duysent jaer leefde, soo moet hy doch sterven, ende ghy neemt hem het leven soo licht, als of hy maer eenen dagh, ofte eene weke geleeft en hadde, 2.Petr. 3. vers 8. Anders, maer duysent jaren, etc. siende op het 2 vers, om uyt te drucken het onderscheyt datter is tusschen den sterflicken mensche ende den eeuwighduerenden Godt.
margenoot9
Hebr. [als] de wacht in der nacht; D. een vierde part van eenen nacht, want de nacht in vier waken placht gedeylt te worden. siet Marc. 13.35. ende Ioan. 11.9.
margenoot10
Als of hy seyde, Soo subijtelick als een watervloet wech ruckt ende afspoelt al wat hy ontmoett.
margenoot11
Hy wil seggen, de menschen en zijn nauwelick geboren, of sy vergaen terstont, verstaende door den morgenstont de jeught, ofte kintsche jaren.
margenoot12
D. het wort vernieuwt in schoonheyt. Vergel. Iob 14.7. Iesa. 40.31. Sommige nemen’t van de haestige veranderinge tot verderf.
margenoot13
Die van wegen onse sonden over ons ontsteken is.
margenoot14
Die voor de oogen der menschen verborgen zijn, ende die wy dickwils selfs niet en weten of en achten. Siet Psalm 19. vers 13. ende Iob 20.11.
margenoot15
T.w. hebt ghyse gestelt, datse klaerlick voor u aengesichte blijcken. siet Psalm 51.11. 1.Corinth. 4.5. ende Hebr. cap. 4. vers 13.
margenoot16
And. wenden haer.
margenoot17
D. seer snellick: And. als een woort, ’t welck een geluyt is, dat niet en duert, maer ’t verdwijnt haestelick in de lucht.
margenoot18
T.w. gemeynelick, of schoon sommige menschen langer leven.
margenoot19
Hebr. in sterckten, T.w. wanneer yemant seer sterck van natueren is.
margenoot20
Anders, de hooghmoedt ofte stoutigheyt van dien: D. het gene daer men stout ende moedigh op is, T.w. de sterckte des levens.
margenoot21
D. als men in ’t beste van sijn leven is, eer noch de oude dagen komen, soo is men al veel moeyte ende verdriet in dese werelt onderworpen.
margenoot22
T.w. alsoo, dat hy sorge drage, hoe hy van uwen toorn ontslagen mocht werden: Of, die sich wachte u met sijne sonden te vertoornen.
margenoot23
Hebr. na uwe vreesen. D. na dat ghy te vreesen, ofte vreeslick zijt.
margenoot24
And. recht tellen. Alsoo wort het Hebreeusch woort genomen Num. 27.7. ende 2.Reg. 7.9.
margenoot25
Dat is, dat wy recht verstaende uwe gramschap tegen de sonde, u leeren vreesen, ende den korten tijt onses levens besteden tot uwen dienste, Iob 28.28.
margenoot26
Hebr. een herte der wijsheyt aenbrengen, ofte, toebrengen.
margenoot27
T.w. vertoeft ghy: Ofte, sal’t dueren, dat ghy u van ons wendt: Of, eer ghy ons verlost. siet Psalm 6.4.
margenoot28
Anders, hebt berouw. siet Genes. 6. vers 6. Verstaet hier by, dat ghy ons soo swaerlick geslagen hebt.
margenoot29
D. over ons, die uwe knechten, ofte u volck zijn.
margenoot30
Als of hy seyde, Bewijst ons vroegh uwe goedertierenheyt, na den duysteren nacht der verdruckinge.
margenoot31
Dat is, alle de dagen onses levens.
margenoot32
De sin is, gelijck ghy ons lange tijt hebt bedroeft met sware plagen: verheught ons weder alsoo in de toekomende tijden met uwe genadige hulpe.
margenoot33
D. gevoelt ende geleden hebben, als Psalm 16. vers 10. ende 89.49. Siet oock Psalm 4. vers 7.
margenoot34
Dat is, de volkomene verlossinge uyt alle onse elenden.
margenoot35
Ofte, verschijnen.
margenoot36
D. de verlossinge door dewelcke uwe heerlickheyt openbaer gemaeckt worde: T.w. uwe macht, goedertierenheyt, ende wijsheyt.
margenoot37
Dat is, over hare nakomelingen, achtervolgens het verbont met hare vaderen opgerichtt.
margenoot38
Of, dat oock de HEERE onse Godt eenen lust aen ons hebbe.
margenoot39
Dat is, regeert al ons voornemen ende doen alsoo, dat het van nu voortaen altoos door uwe genade vast ende bestendigh blijve: want sonder Godt en vermogen wy niet, Ioan. 15.5. Iacob. 1.17.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken