Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het Eerste Capittel.

Alle dingh is ydelheyt ende onruste, soo ten aensien der menschen selfs, als ten aensien der dingen, die in de werelt geschieden, zijnde al te samen onbestendigh, verganckelick, ende vol bekommernisse, versen 1, 2, etc. Dit bewijst de Prediker met sijn eygen exempel, 12.

1

DE woorden des Predikers, des soons Davids, des Koninghs Ga naar margenoot1 te Ierusalem.

2

Ga naar margenoot2 Ydelheyt der ydelheden, seyt de Prediker, ydelheyt der ydelheden, Ga naar margenoota Het is Ga naar margenoot3 al ydelheyt.

3

Ga naar margenoot4 Wat Ga naar margenootb Ga naar margenoot5 voordeel heeft de mensche van al sijnen Ga naar margenoot6 arbeyt, dien hy arbeydet Ga naar margenoot7 onder de sonne?

4

Ga naar margenoot8 Het een geslachte gaet, ende het ander [kolom] geslachte komt, Ga naar margenootc maer de aerde Ga naar margenoot9 staet in der eeuwigheyt.

5

Ga naar margenoot10 Oock rijst de sonne op, ende de sonne gaet onder, ende Ga naar margenoot11 sy hijght na hare plaetse, daer sy oprees.

6

Ga naar margenoot12 Sy gaet na ’t Zuyden, ende sy gaet omme Ga naar margenoot13 na het Noorden: de wint gaet Ga naar margenoot14 steeds omgaende, ende Ga naar margenoot15 de wint keert weder tot syne ommegangen.

7

Ga naar margenootd Alle de Ga naar margenoot16 beken gaen in de zee, nochtans en wort de zee Ga naar margenoot17 niet vol: na de plaetse Ga naar margenoot18 daer de beken henen gaen, derwaerts Ga naar margenoot19 gaende keeren sy weder.

8

Alle dese dingen Ga naar margenoot20 worden [soo] moede, dat het niemant Ga naar margenoot21 soude kunnen uytspreken: de ooge en wort niet verzadight met

[Folio 292v]
[fol. 292v]

sien, noch de oore en wort niet vervult van hooren.

9

Ga naar margenoote ’t Gene datter geweest is, het selve salder zijn: ende ’t gene datter gedaen is, het selve salder gedaen worden: soo datter Ga naar margenoot22 niet nieuws en is onder de sonne.

10

Is ’er eenigh dingh, daer van men soude kunnen seggen, Siet dat, ’t is nieuw? Ga naar margenoot23 het is alreets geweest in de eeuwen, die voor ons geweest zijn.

11

Ga naar margenoot24 Daer en is geen gedachtenisse van de voorgaende dingen: ende van de navolgende dingen die zijn sullen, van deselve en sal oock geen gedachtenisse zijn by de gene die namaels wesen sullen.

12

Ga naar margenoot25 Ick Prediker was Koningh over Israël te Ierusalem.

13

Ende ick begaf mijn herte om met wijsheyt te ondersoecken, ende na te speuren Ga naar margenoot26 al watter geschiet onder den hemel: dese Ga naar margenoot27 moeijelicke besigheyt heeft Godt den kinderen der menschen gegeven, Ga naar margenoot28 om haer daer in te bekommeren.

14

Ick sagh alle de wercken aen, die onder de sonne geschieden: ende siet, het was al ydelheyt, ende Ga naar margenoot29 quellinge des geestes.

15

Het kromme Ga naar margenoot30 en kan niet recht gemaeckt worden: ende Ga naar margenoot31 het gene dat ontbreeckt, en kan niet getelt worden.

16

Ick sprack met mijn herte, seggende, Siet, Ga naar margenoot32 ick hebbe wijsheyt vergroott ende vermeerdert, boven alle die voor my te Ierusalem geweest zijn: ende mijn herte heeft veel wijsheyts ende wetenschaps Ga naar margenoot33 gesien,

17

Ende Ga naar margenoot34 ick begaf mijn herte om wijsheyt ende wetenschap te weten: onsinnigheden ende dwaesheyt: ick ben gewaer geworden, dat oock dit Ga naar margenoot35 een quellinge des geestes is.

18

Want in veel wijsheyt Ga naar margenoot36 is veel Ga naar margenoot37 verdriets: ende Ga naar margenoot38 die wetenschap Ga naar margenoot39 vermeerdert, die vermeerdert Ga naar margenoot40 smerte.

margenoot1
Te Ierusalem was de Konincklicke sitplaetse: Doch Salomo is Koningh geweest over de twaelf stammen des volcks van Israël. Siet onder vers 12.
margenoot2
D. de aldergrootste ydelheyt; gelijck men seyt Koningh der koningen, Dat is, de aldergrootste Koningh: liedt der liederen, Dat is, het alderhooghste liedt. Siet d’aent. Gen. 9. op vers 25. Levit. 2. op vers 3. ende verstaet dese woorden alsoo, dat Salomo te kennen geeft, dat alle aerdsche dingen ons niet en konnen helpen om tot de ware gelucksaligheyt te komen.
margenoota
Psalm 62. vers 10. ende 144.4.
margenoot3
Te weten, al wat onder de sonne geschiet, vers 3.
margenoot4
Als of hy seyde, geen, gantsch geen profijt.
margenootb
Eccles. 2.22. ende 3.9.
margenoot5
Ofte, overschot, overblijfsel, profijt, gewin, Te weten, om gerustigheyt des gemoedts te bekomen, daer in eygentlick de gelucksaligheyt gelegen is.
margenoot6
Ofte, moeijelicken arbeyt, Te weten, soo des geestes, als des lichaems.
margenoot7
Dat is, aengaende de verganckelicke dingen der tegenwoordiger werelt.
margenoot8
De sin deser woorden is, De menighte der menschen die nu leeft, vergaet: alsoo sullen die oock vergaen, die van eeuwe tot eeuwe na haer komen sullen. Siet Psalm 12. vers 8. ja al wat in de werelt is, dat is verganckelick ende veranderlick: derhalven en kan het den mensche geene bestendige gelucksaligheyt aenbrengen.
margenootc
Psalm 104.5.
margenoot9
Ofte, is bestendigh, sy en vergaet niet, het is soo veel als of hy seyde, de aerde, of de werelt en vergaet alsoo niet, gelijck die dingen vergaen die daer op zijn, leven en sweven. Andersins is het seker, dat de werelt oock eyndelick vergaen sal. Siet Psal. 102.27. ende 104.5. en 119. vers 90. 2.Petr. 3.10.
margenoot10
De sin deses, ende der naestvolgende verssen, schijnt te zijn: Allen arbeyt soo des geestes als des lichaems in wereltsche dingen maeckt den mensche vol bekommernisse ende sorge, soo dat hy geduerighlick in beweginge ende beroerte is, gelijck de sonne, de lucht, ende de rivieren: soo en maecktse dan den mensche niet gelucksaligh.
margenoot11
Dit is by gelijckenisse gesproken, genomen van eenen mensche, die seer loopt (alsoo dat hy na sijnen adem hijght) om te komen ter plaetse daer hy begeert te wesen. siet Psalm 56. op vers 2.
margenoot12
T.w. van dien tijt af, datse in het hemels teecken cancer gaet, tot dat sy in het teecken capricornus gaet, Te weten, in den somer ende herfst.
margenoot13
T.w. het ander halve jaer, van dien de dagh af als sy in capricornus gaet, tot dat sy in cancer gaet, namelick in de winter ende lente.
margenoot14
Hebr. ommegaende ommegaende.
margenoot15
Waeijende dan uyt het eene, dan uyt het ander geweste of quartier.
margenootd
Iob 38.8, 9, 10. Psalm 104.9, 10.
margenoot16
Verstaet hier onder, ja insonderheyt, oock de rivieren, ende waterstroomen.
margenoot17
Te weten, soo vol, datse over het aerdtrijck henen loopen soude, maer sy blijft al in eenen staet. Siet Iob 38.10, 11. Psalm 104.9.
margenoot18
De Prediker wil seggen, dat de rivieren in geduerigen loop ende wederkeeringe zijn.
margenoot19
Te weten, door de aderen, die onder de aerde loopen.
margenoot20
Ofte, zijn [soo] vol arbeyts, ofte, woelinge.
margenoot21
Ia oock met sijn verstant ofte sinnen niet en soude konnen begrijpen. Ende volgens dien, en konnen die dingen die men in de werelt siet ende hoort, den menschen geen recht genoegen nochte ruste des gemoedts aenbrengen.
margenoote
Eccles. 3.15.
margenoot22
T.w. belangende die dingen, die op der aerde geschieden na den gemeynen loop der nature: maer het heeft een andere gelegentheyt met de extra-ordinare wercken Godes.
margenoot23
De sin is, daer en is niet, al schijnt het nieuw, of het is oock voor desen de een tijt of de ander tijt geweest.
margenoot24
Als of hy seyde, datter yet gevonden wort, het welck de menschen nieuwe heeten te zijn, dat komt daer uyt, dat sy niet wel en weten al het gene dat in voorledene tijden ende eeuwen gebeurt is, overmits daer geen gedachtenisse van gehouden en is.
margenoot25
Als of hy seyde, Ick een machtigh Koningh zijnde, hebbe goede gelegentheyt gehadt, om te doen het gene dat stracks volght, veel meer dan yemant anders, die de macht, rijckdom, gelegentheyt, nochte wetenschap niet gehadt en hebben, om dit alles te doorgronden, gelijck ick gehadt hebbe. siet onder cap. 2. versen 5, 6, 7, 8, etc.
margenoot26
Soo ’t gene dat na d’ordre der nature voort quam, 1.Reg. capp. 3.4. als ’t gene dat tegen den gemeynen loop der nature was geschiedende.
margenoot27
Hebr. quade besigheyt, of, moeyte, ofte, bekommernisse: die boos, of, moeijelick, genoemt wort, om dat sich de mensche daer in besigh houdt, ende evenwel het rechte profijt daer van niet en geniett, overmits men nimmermeer komen en kan tot eene volkomene kennisse aller dingen, nochte der oorsaken daerse uyt spruyten, als oock om dat de te werckstellinge der menschlicker wetenschap geheel swaer is.
margenoot28
Ofte, om daer in, ofte, daer mede besigh te zijn, ofte, om haer daer in te quellen, of, om haer daer door te vernederen.
margenoot29
D. niet een slechte hooftbrekinge, maer een quellinge, knaginge, verbrekinge, of verteeringe des herten ofte des gemoedts. Anders, weydinge, ofte, voedinge des wints, D. een sake daer de mensche niet meer van gesterckt en wort in sijn gemoedt, als of hy sijn lichaem met wint woude voeden, of onderhouden. Siet dergelijcke maniere van spreken Ierem. 22.22. Hose. 12.2.
margenoot30
Te weten, door eygen vernuft, of menschelicke kloeckheyt, maer Godt vermagh alles, daerom bidt David, Heere, schept in my eenen nieuwen geest. Siet onder 7.13.
margenoot31
Dat is, daer zijn soo veel gebreckelickheden ende onvolkomenheden in de saken deser werelt, datse niet te tellen en zijn.
margenoot32
Ofte, ick ben groot ende ov ervloediger geworden in wijsheyt, te weten, in de wetenschap der natuerlicker dingen, ende der saken die in de werelt geschieden. Siet 1.Reg. 3.12. ende 4.29. ende 10. versen 7, 23. Eccles. 2.9.
margenoot33
D. ervaren, ende ondervonden. Siet Iob 7. op vers 7.
margenoot34
Dat is, ick hebbe my beneerstight, om noch beter te verstaen wat het van de uytnementheyt der wijsheyt is, mits daer tegen stellende, ende als opwegende de dwaesheyt, het tegendeel der wijsheyt. Siet Eccles. 2.12.
margenoot35
Siet boven vers 14.
margenoot36
Te weten, overmits de gene, die in wijsheyt ende verstant uytsteken, vele dingen bemercken, die tegen de wijsheyt strijden, ende hen derhalven op het hooghste mishagen: Ofte oock, om dat de geest des menschen (oock der alderwijsten) sijne bedenckingen niet en kan uytvoeren.
margenoot37
Ofte, toornigheyt, onmoet, ofte, onmoedigheyt.
margenoot38
D. die veel weten wil, die heeft oock veel bekommernisse.
margenoot39
Hebr. toevoeght, ofte, toedoet.
margenoot40
Ofte, pijne, quale, bekommernisse.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken