Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xlvj. Capittel.

Prophetie van den ondergangh der Babyloniers, ende harer afgoden, vers 1, etc. Godt maeckt de Ioden indachtigh sijner liefde ende trouwe tot haer, 3. ende hy vermaentse dat sy hem niet af en beelden, 5. haer voor oogen stellende de dwaesheyt der afgodendienaers, 6. De Heere bewijst uyt sijne wercken, die hy eertijts, ende noch korts by sijne Kercke gedaen heeft, dat hy alleen de ware Godt zy, 8, etc.

1

Ga naar margenoot1 BEl is gekromt, Ga naar margenoot2 Nebo wort neder gebogen, Ga naar margenoot3 hare Ga naar margenoot4 afgoden Ga naar margenoot5 zijn geworden voor de dieren ende voor de beesten; Ga naar margenoot6 uwe opgeladene packen zijn een last voor de vermoeyde [beesten.]

2

Ga naar margenoot7 T’samen zijn sy neder gebogen, sy zijn gekromt: Ga naar margenoot8 sy en hebben den last niet kunnen redden, maer Ga naar margenoot9 sy selve Ga naar margenoot10 zijn in de gevangenisse gegaen.

3

Hoort na my, O huys Iacobs, ende het gantsche overblijfsel des huys Israëls, Ga naar margenoot11 die ghy [van my] gedragen zijt Ga naar margenoot12 van den buyck aen, [ende] opgenomen Ga naar margenoot13 van de baermoeder af.

4

Ende Ga naar margenoot14 tot den ouderdom toe sal ick deselve zijn, ja tot de grijsigheyt toe, sal ick [u-lieden] Ga naar margenoot15 dragen: Ick hebb’et gedaen, ende ick sal [u] op nemen, ende ick sal dragen, ende Ga naar margenoot16 redden.

5

Ga naar margenoota Wien soudt ghylieden my nabeelden, ende even gelijck maken, ende my vergelijcken, dat wy malkanderen gelijcken souden?

6

Ga naar margenoot17 Sy Ga naar margenoot18 verquisten het gout uyt de beurse, ende wegen het silver met Ga naar margenoot19 de wage: sy hueren Ga naar margenoot20 eenen goutsmit, ende die maeckt het Ga naar margenoot21 tot eenen Godt, sy knielen neder, oock buygen sy haer [daer voor.]

7

Ga naar margenootb Sy nemen hem op den schouder, sy dragen hem, ende setten hem Ga naar margenoot22 aen sijne plaetse, daer staet hy, hy en wijckt van sijne stede niet, ja roept [yemant] tot hem, soo en antwoort hy niet, hy en verlost Ga naar margenoot23 hem niet uyt sijne benauwtheyt.

8

Gedenckt Ga naar margenoot24 hier aen, ende Ga naar margenoot25 houdt u kloeckelick, Ga naar margenoot26 brenght het weder in’t herte, Ga naar margenoot27 O ghy overtreders.

9

Gedenckt Ga naar margenoot28 der voriger dingen Ga naar margenoot29 van ouden tijden af: dat ick Godt ben, Ga naar margenootc ende daer en is geen Godt meer, ende daer en is niet Ga naar margenoot30 gelijck ick:

10

Ga naar margenoot31 Die van den beginne aen verkondige het eynde, ende van oudts af die dingen, die noch niet geschiet en zijn: die segge, Ga naar margenootd Mijn raet sal bestaen, ende ick sal al mijn welbehagen doen.

11

Die Ga naar margenoot32 eenen roofvogel roepe Ga naar margenoot33 van het Oosten, Ga naar margenoot34 eenen man mijnes raets uyt verren lande: ja ick hebbe [het] gesproken, ick sal het oock doen komen, ick hebbe [het] Ga naar margenoot35 geformeert, ick sal het oock doen.

12

Hoort na my, Ga naar margenoot36 ghy stijve van herten: Ga naar margenoot37 ghy die verre van der gerechtigheyt zijt.

[Folio 23v]
[fol. 23v]

13

Ga naar margenoot38 Ick brenge Ga naar margenoot39 mijne gerechtigheyt na by, sy en sal niet verre wesen, ende Ga naar margenoot40 mijn heyl en sal niet vertoeven: maer ick sal heyl geven in Zion, Ga naar margenoot41 aen Israël mijne heerlickheyt.

margenoot1
Bel, is de name van den voornaemsten afgodt der Babyloniers. siet Dan. c. 1. vers 2. in de aent. Als de stadt Babel van de Persianen is ingenomen geweest, soo zijn oock de goden der Babyloniers verstoort, ende als gevangelick na Persen gevoert geworden.
margenoot2
Nebo, is oock de name eenes afgodts by de Babyloniers.
margenoot3
T.w. der Babyloniers.
margenoot4
Hebr. smerten, om dat de afgoden den genen diese dienen, smerten veroorsaken.
margenoot5
D. sy zijn geladen op de dieren ende beesten, namelick, dat syse in Persien souden brengen.
margenoot6
De sin is, De last-dragende beesten, die de Persen gebruycken sullen om uwe afgoden te vervoeren, sullender soo swaer mede geladen zijn, dat syder moede van worden sullen.
margenoot7
De sin is, Sy, T.w. de afgoden van Babel, en hebben niet kunnen beletten, dat de Persianen eenen grooten buyt uyt Babylonien uytvoeren souden, ja sy moeten selve mede in de gevangenisse: sulcke fraeije ende dappere goden zijn sy. Andre verstaen ’t aldus: De lastdragende beesten, die de beelden droegen, waren daer mede soo overladen, dat sy krom ende gebogen gingen.
margenoot8
T.w. de afgoden, ofte de Babyloniers.
margenoot9
Hebr. hare ziele, D. sy selve, alsoo cap. 47. vers 14.
margenoot10
Dat is, sy sullen gevangelick wech gevoert worden na Persen.
margenoot11
Dat is, voor die ick steets sorge drage, wiens schut ende scherm ick altoos geweest ben. siet Exod. c. 19. vers 4. Deut. 1. vers 31. ende 32.11. Psal. 22.11. ende 71. vers 6.
margenoot12
Of, van [’s moeders] buyck af. De sin is, Ick ben met u beswaert geweest, als een moeder met haer kint, ende hebbe u beschermt ende versorght van uwen eersten oorspronck af.
margenoot13
D. soo haest als ghy geboren zijt.
margenoot14
D. tot dat ghy oudt en grijs sult geworden zijn.
margenoot15
Gelijck een moeder ofte voedster haer jongh kint draeght, D. ick sal u wel versorgen.
margenoot16
T.w. uyt de Babylonische gevangenisse, of uyt allen noot.
margenoota
Iesa. 40.18, 25.
margenoot17
T.w. afgodendienaers.
margenoot18
Of, sy verquisten onnuttelick. Het Hebr. woort beteeckent eygentlick het gelt overvloedelick verquisten, als geen werck daer van makende, of ’t selve niet achtende: Soo dat hier te kennen wort gegeven der afgodendienaren dwaesheyt, ende beroovinge harer sinnen.
margenoot19
Ofte, waeghpenne, evenaer, of tonge der vveeghschale.
margenoot20
Hebr. eenen smelter, als Iesa. 41.7.
margenoot21
D. tot eenen afgodt.
margenootb
Iesa. 45.20.
margenoot22
Hebr. onder sich.
margenoot23
Te weten, den afgodendienaer.
margenoot24
Ofte, aen dit, of, deses.
margenoot25
Ofte, houdt u mannelick, ofte, zijt gefondeert: Siet toe dat ghy u niet en laet bedriegen, noch bewegen, of brengen tot den dienst der afgoden, door vreese, of door het exempel der Babyloniers.
margenoot26
Ofte, brenght het de overtreders vveder in het herte.
margenoot27
Die mijn verbont verlaet, ende u van de afgodendienaers laet verleyden.
margenoot28
T.w. der weldaden ende wonderwercken, die ick u-lieden, of mijne Kercke eertijts bewesen hebbe.
margenoot29
De reden soude aldus voller zijn, Die geschiet zijn van ouden tijden af.
margenootc
Iesa. 45.5, 14, 18, 21, 22. ende 48.12.
margenoot30
Ofte, my gelijck.
margenoot31
Dat is, Ick die de toekomende dingen voorsegge lange te voren eer sy geschieden, doende daer mede blijcken, dat ick alleen de ware Godt ben.
margenootd
Psalm 33.11. Prov. 19.21. ende 21.30. Hebr. 6.17.
margenoot32
Verstaet Cores, die soo snellick met sijn heyrleger uyt Persen in Babylonien sal komen, ende haer berooven, als of hy een snel vliegende vogel ware, ende vloge.
margenoot33
Te weten, uyt Persia, dat de Babyloniers tegen het Oosten leyt.
margenoot34
Dat is, eenen man die mijnen raetslagh doe ende in het werck stelle, Babel verwoeste, ende mijn volck uyt de gevangenisse verlosse.
margenoot35
Te weten, in mijnen sin, of in mijnen secreten raet, ick hebbet geresolveert, ick hebt voor my genomen.
margenoot36
Ofte, ghy stoute, stege, hartneckige, obstinate van herten, ghy boosaerdige Ioden.
margenoot37
Als of Godt seyde, Ghylieden die mijner genade gantsch onweerdigh zijt, om dat ghy de vromigheyt ende ware Godtsaligheyt na behooren niet en behertight.
margenoot38
Of, ick sal brengen, ofte, ick hebbe gebracht, ende aldus dickwils by de Propheten, die van wegen de sekerheyt harer Prophetien, dickwils van een sake die noch aenstaende is, spreken als of sy alreets voltrocken ware.
margenoot39
D. het werck mijner gerechtigheyt, T.w. de verlossinge mijnes volcks uyt de Babylonische gevangenisse, ende voorts door den Heere Christum uyt hare geestelicke elende. Siet boven cap. 45. vers 8.
margenoot40
D. de verlossinge die ick mijn volck bewijsen sal, haer uyt de gevangenisse verlossende.
margenoot41
D. sulck eene verlossinge, door dewelcke mijn volck Israël grootelicks sal vereerlickt worden. Anders, [tot] mijne heerlickheyt; T.w. die door dit heerlick werck der verlossinge, sal openbaer gemaeckt ende geroemt worden. Anders, om Israëls wille, dat mijne heerlickheyt is.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken