Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het Lxij. Capittel.

De Propheet voorseyt den geluckigen ende heerlicken stant der Christelicke Kercke, vers 1, etc. die van Christo sal getrouwt worden, 4. ende hy salse met getrouwe wachters versorgen, 6. ende haer ruste ende vrede geven, 8. ende haer door de bekeeringe der Heydenen vermeerderen, 10.

1

Ga naar margenoot1 OM Ga naar margenoot2 Zions wille, en sal ick Ga naar margenoot3 niet swijgen, ende om Ierusalems wille, en sal ick Ga naar margenoot4 niet stille zijn: tot dat Ga naar margenoot5 hare gerechtigheyt Ga naar margenoot6 voort kome als een glantz, ende haer heyl als een fackel die brant.

2

Ende de Heydenen sullen Ga naar margenoot7 uwe gerechtigheyt sien; ende alle Koningen uwe heerlickheyt: ende ghy sult met Ga naar margenoota Ga naar margenoot8 eenen nieuwen name genoemt worden, welcken des HEEREN mont Ga naar margenoot9 uytdruckelick noemen sal.

3

Ende Ga naar margenoot10 ghy sult een cierlicke kroone zijn Ga naar margenoot11 in de hant des HEEREN, ende Ga naar margenoot12 eenen Konincklicken hoet in de hant uwes Godts.

4

Tot u en sal niet meer geseyt worden, Ga naar margenoot13 de Verlatene, ende tot u lant en sal niet meer geseyt worden, Ga naar margenoot14 het Verwoeste; maer ghy sult genoemt worden, Ga naar margenoot15 Mijn lust is aen haer, ende Ga naar margenoot16 u lant, Ga naar margenoot17 het Getrouwde: want de HEERE heeft eenen lust aen u, ende Ga naar margenoot18 u lant sal getrouwt worden.[kolom]

5

Want [gelijck] een jongelingh eene jonckvrouwe trouwt: [alsoo] sullen uwe kinderen Ga naar margenoot19 u trouwen: ende [gelijck] de bruydegom vrolick is over de bruyt, [alsoo] sal Ga naar margenoot20 uw’ Godt over u vrolick zijn.

6

Ga naar margenoot21 O Ierusalem, ick hebbe Ga naar margenoot22 wachters op uwe mueren bestelt, die gedurighlick al den dagh, ende al den nacht Ga naar margenoot23 niet en sullen swijgen: Ga naar margenoot24 O ghy die des HEEREN doet gedencken, Ga naar margenoot25 en laet geen stilswijgen by u-lieden wesen.

7

Ende en swijght niet stille Ga naar margenoot26 voor hem, tot dat hy bevestige, ende tot dat hy Ierusalem stelle Ga naar margenoot27 een lof op aerden.

8

Ga naar margenoot28 De HEERE heeft gesworen Ga naar margenoot29 by sijne rechterhant, ende Ga naar margenoot30 by den arm sijner sterckte: Ga naar margenoot31 Indien ick Ga naar margenoot32 u koorn meer sal geven Ga naar margenoot33 [tot] spijse voor uwe vyanden, ende indien Ga naar margenoot34 de vreemde sullen drincken uwen most daer aen ghy gearbeyt hebt!

9

Maer Ga naar margenoot35 die het insamelen sullen, die sullen het eten, ende sy sullen den HEERE prijsen: ende Ga naar margenoot36 die hem vergaderen sullen, die sullen hem drincken Ga naar margenoot37 in de voorhoven mijnes heylighdoms.

10

Ga naar margenootb Gaet door, gaet door, door de poorten, Ga naar margenoot38 bereyt den wegh des volcks: verhooght, verhooght Ga naar margenoot39 een bane, Ga naar margenoot40 ruymt de steenen wech, Ga naar margenoot41 steeckt een baniere om hooge tot de volckeren.

11

Siet de HEERE Ga naar margenoot42 heeft doen hooren, tot aen het eynde der aerde, Segget Ga naar margenoot43 der dochter Zions, Siet, Ga naar margenoot44 u heyl komt: siet, Ga naar margenoot45 sijn loon is met hem, ende Ga naar margenoot46 sijn arbeytsloon is voor sijn aengesichte.

12

Ende sy sullen Ga naar margenoot47 se noemen Ga naar margenoot48 het heylige volck, Ga naar margenoot49 de verloste des HEEREN: ende Ga naar margenoot50 ghy sult genoemt worden, Ga naar margenoot51 de Gesochte, Ga naar margenoot52 de Stadt die niet verlaten en is.

margenoot1
Dit zijn de woorden des Propheten Iesaie, soo in sijnen, als in anderer Propheten ende Dienaren Godes name.
margenoot2
D. der Kercke, ofte des volcks Godes, stracks Ierusalem genoemt: een voorbeelt der Kercke des Nieuwen Testaments, Hebr. 12. vers 22. Apoc. 14.1. ende 21.2.
margenoot3
D. ick en sal niet op houden de troostelicke beloftenissen die Godt my geopenbaert heeft, sijner Kercke te verkondigen. siet Psal. 122.6. ende 2.Tim. 4.2.
margenoot4
Of, niet rusten.
margenoot5
T.w. der stadt Ierusalems, D. der Kercke. De sin is, Tot dat Christus, die onse gerechtigheyt ende Heylant is, der werelt geopenbaert worde.
margenoot6
Of, op ga. Hebr. uyt ga, T.w. gelijck de sonne uyt hare kamer gaet, als sy op gaet. siet Psalm 19.6.
margenoot7
T.w. die gerechtigheyt, O Zion, of Ierusalem, met dewelcke ghy van uwen bruydegom Christo Iesu sult zijn verciert geworden.
margenoota
Iesa. 65.15.
margenoot8
D. ghy sult vernieuwt ende in eenen beteren staet gebracht worden, als ghy te voren waert, ende desen nieuwen ende beteren staet sal oorsake zijn van den nieuwen name: die van nature zijn kinderen des toorns, Ephes. 2.3. sullen uyt genade genoemt worden kinderen Godes, 1.Ioan. 3.1. ende de gene aen dewelcke hy een welgevallen ofte lust heeft, vers 4. desen nieuwen name en kent niemant, dan die hem ontfanght, Apoc. 2.17.
margenoot9
Siet van het Hebr. woort Genes. 30. op vers 28.
margenoot10
D. ghy sult den Heere seer lief ende weert zijn. siet Exod. 19.5.
margenoot11
D. ghy sult bewaert ende van Godt beschermt worden. Siet Deut. 33.3. Ioan. 10.28, 29.
margenoot12
Verst. hier door den Konincklicken hoet, of mijter, ’t Konincklicke Priesterdom daer Petrus van spreeckt 1.Petr. 2.9.
margenoot13
T.w. van Godt haren bruydegom, als of ghy niet meer sijne bruyt of sijn volck en waert. siet Ies. 60.15.
margenoot14
Hebr. verwoestinge, D. het verwoeste. siet Hose. 1.10. 1.Petr. 2.10.
margenoot15
D. Godt heeft een welgevallen aen haer, T.w. aen Ierusalem.
margenoot16
Dat u de Heere gegeven hadde te bewoonen: ofte, u lant, D. de inwoonders uwes lants.
margenoot17
D. het bewoonde.
margenoot18
D. u lant sal bewoont worden, gelijck een vrouwe haren man by woont.
margenoot19
T.w. O ghy lant, ofte, onder u, by u, T.w. O ghy Kercke.
margenoot20
Christus wort meermaels in de Heylige Schrift een bruydegom genoemt, ende sijne Gemeynte een bruyt, Ioa. 3. vers 29. Apoc. 21. versen 2, 9. welcker onderlinge liefde ende vreught verhaelt wort Cant. 4.1. etc.
margenoot21
Dit spreeckt de Heere.
margenoot22
D. Propheten, Herders, Leeraers, Zielsorgers. Siet Ies. 21.11. Ezec. 3. vers 17. ende 33.7. Apoc. 21.12.
margenoot23
Maer sy sullen u steeds het woort ende de beloften Godes voor houden. siet vers 1.
margenoot24
Of, O ghy gewaghmakers, of, O ghy vermelders van den Heere. Dit spreeckt de Propheet tot de Leeraers des H. Euangelii.
margenoot25
Maer betuyght steeds, ende verkondight vrymoedelick de waerheyt.
margenoot26
T.w. den Heere. Hebr. En geeft hem, ofte, voor hem, geen stilswijgen. De sin is, En houdt niet op van bidden en smeken, maer houdt aen in den gebede, ja valt hem soo lange lastigh, tot dat ghy verhoort wort, tot dat Godt arbeyders in sijnen oogst uytstoote, Matt. 9. vers 38. ende tot dat hy haren arbeyt zegene, 1.Cor. cap. 3. vers 6.
margenoot27
D. in sulck eenen heerlicken staet, datse elck een moet loven.
margenoot28
Dit zijn nu wederom de woorden des Propheten.
margenoot29
D. by sijne eygene kracht, D. by hemselven, geenen grooteren hebbende om by te sweeren, Hebr. 6.13.
margenoot30
D. by sijnen stercken arm.
margenoot31
De sin is, Sekerlick ick en sal u den moetwille uwer vyanden ende vervolgeren niet over geven. Siet van dese maniere van eedtsweeren Num. 14. d’aent. op vers 23.
margenoot32
O Ierusalem.
margenoot33
Godt dreyght dickwils dat de vreemde, ende de vyanden sijnes volcks, van wegen desselven sonden, de vruchten hares lants souden eten, als Deut. 28.30, 33, 51. ’t welck oock meermaels in der daet alsoo geschiet is, Iud. 6.3, 4. Eccl. 6.1, 2. Dit moet men verstaen mede begrepen te zijn onder de vloecken der wet, die door Christum zijn wech genomen, Gal. 3.13. Siet oock Ps. 128. vers 2. ende 1.Cor. 15.58.
margenoot34
Hebr. de kinderen des vreemden.
margenoot35
Hebr. de insamelaers des selven, T.w. des koorns.
margenoot36
Hebr. de vergaderaers, ofte, de t’samenbrengers des selven, T.w. mosts.
margenoot37
D. met openbare danckseggingen, die sy den Heere in sijne Kercke voor sijne weldaden sullen doen. Een maniere van spreken genomen van de Priesters, die het geheylighde vleesch aten in den voorhof des Tabernakels, ende nader hant in de voorhoven des Tempels. Siet Levit. 6.16. ende 10.18. Ezech. 42.14.
margenootb
Iesa. 40.3. ende 57.14.
margenoot38
Dit is een aensprake tot de inwoonders van Ierusalem, haer vermanende, dat sy de stadts poorten vry wijt op souden stellen, ende de wegen schoon ende suyver maken souden, op dat de Heydenen, die by groote menighten haer tot de Kercke Christi begeven souden, eene opene bane vinden souden. siet Ies. 57.14. And. Bereyt den volcke den wegh.
margenoot39
Door dewelcke sy tot u, O ghy burgers van Ierusalem, D. tot de Christelicke Kercke gebracht worden, ende in gaen mogen. siet Ies. 40.3.
margenoot40
Of, suyvertse van steenen, siet Ies. 57.14. De sin is, Weert alle verhindernissen ende aenstoot uyt den wegh, Rom. 14.13, 21.
margenoot41
D. predickt het Euangelium opentlick. Siet Iesa. 11.12. ende 49.22.
margenoot42
T.w. door de predicatie des H. Euangelii. siet Rom. 10.18. ende hy heeft doen hooren] T.w. ’t gene dat hier volght, Segget, etc.
margenoot43
D. den volcke Zions, D. der Kercke Godes, als Zac. 9.9. Matt. 21.5. Ioa. 12.15.
margenoot44
D. uwe saligheyt ende verlossinge: Of, uw Heylant ende Salighmaker, T.w. Iesus, die sijn volck verlost van hare sonden, Matth. 1.21. Luce 2.30.
margenoot45
Dien hy geven sal allen den genen die hem trouwelick dienen, Ies. 40.10. Apoc. 22.12. siet Ps. 127. op vers 3.
margenoot46
Hebr. sijn werck, D. sijnen arbeytsloon. siet Ies. 40. op vers 10. Levit. 19.13.
margenoot47
T.w. de geloovige, die haer tot de Christelicke Gemeynte sullen vervoegen, soo uyt de Ioden, als uyt de Heydenen.
margenoot48
Hebr. het volck der heyligheyt.
margenoot49
D. die van den Heere verlost zijn.
margenoot50
O Zion, ghy Kercke Godes.
margenoot51
’t Hebr. woort, het welck eenige in den text setten, beteeckent, de gesochte, of nagesochte, of besorghde, T.w. die de Heere uyt genaden weder besocht ende vergadert heeft, daer sy te voren om harer sonden wille, eenen tijt langh was verlaten ende verstroyt geweest. Siet Iesa. 54.6, 7. ende de aenteeck. Deut. 11. op vers 12.
margenoot52
Of, de onverlatene stadt.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken