Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het Eerste Capittel.

Afkomste, ende tijt der propheteeringe van Amos, vers 1. hy verkondight Godts schrickelicke oordeelen, 2. over Syrien, 3. over de Philistijnen, 6. over Tyrus, 9. over Edom, 11. ende over Ammon, 13. principalick om de vervolginge ende verdruckinge sijns volcks.

1

DE Ga naar margenoot1 woorden van Amos, die onder de vee- Ga naar margenoot2 herderen was, van Ga naar margenoot3 Thekoa: dewelcke hy Ga naar margenoot4 gesien heeft over Israël, in de dagen van Ga naar margenoot5 Uzia Koningh van Iuda, ende in de dagen van Ierobeam, sone van Ioas, Koningh van Israël; twee jaren voor Ga naar margenoota Ga naar margenoot6 de aerdbevinge.

2

Ende hy seyde; De HEERE sal Ga naar margenootb Ga naar margenoot7 brullen uyt Zion, ende sijne stemme verheffen uyt Ierusalem: ende de Ga naar margenoot8 wooningen der herderen sullen treuren, ende de Ga naar margenoot9 hooghte van Carmel sal verdorren.

3

Alsoo seyt de HEERE; Ga naar margenoot10 Om drie overtredingen van Ga naar margenoot11 Damascus, ende om viere, en sal ick Ga naar margenoot12 dat niet afwenden: om datse Ga naar margenoot13 Gilead met Ga naar margenoot14 ysere dorschwagens hebben gedorscht.

4

Daerom sal ick een Ga naar margenoot15 vyer in Hazaëls huys senden, dat sal Benhadads palleysen verteeren.

5

Ende ick sal den Ga naar margenoot16 grendel van Damascus Ga naar margenootc verbreken, ende sal uytroeijen den inwoonder uyt Ga naar margenoot17 Bikeat-Aven, ende dien die den Ga naar margenoot18 scepter houdt, uyt Beth-Eden: ende ’t volck van Syrien sal gevangelick wech gevoert worden na Ga naar margenootd Ga naar margenoot19 Kir, seyt de HEERE.

6

Alsoo seyt de HEERE; Om drie [kolom] overtredingen van Ga naar margenoote Ga naar margenoot20 Gaza, ende om viere, en sal ick dat niet afwenden; Om dat sy [mijn volck] Ga naar margenoot21 gevangelick hebben wech gevoert Ga naar margenoot22 met eene volkomene wechvoeringe, om aen Edom over te leveren.

7

Daerom sal ick een vyer senden in den muer van Gaza, dat sal hare palleysen verteeren.

8

Ende ick sal den inwoonder uytroeijen uyt Ga naar margenoot23 Asdod, ende dien, die den scepter houdt, uyt Askelon: ende ick sal mijne Ga naar margenoot24 hant wenden tegen Ekron, ende het overblijfsel der Philistijnen Ga naar margenoot25 sal vergaen, seyt de Heere HEERE.

9

Alsoo seyt de HEERE; Om drie overtredingen van Ga naar margenoot26 Tyrus, ende om viere, en sal ick dat niet afwenden: om dat sy [mijn volck] met eene volkomene Ga naar margenoot27 wechvoeringe hebben overgelevert aen Edom, ende niet gedacht aen het Ga naar margenoot28 verbont der broederen.

10

Daerom sal ick een vyer senden in den muer van Tyrus: dat sal hare palleysen verteeren.

11

Alsoo seyt de HEERE; Om drie overtredingen van Ga naar margenoot29 Edom, ende om viere, en sal ick dat niet afwenden: om dat hy sijnen Ga naar margenoot30 broeder met den sweerde heeft vervolght, ende sijne Ga naar margenoot31 barmhertigheden verdorven; ende dat sijn toorn eeuwighlick verscheurt, ende hy sijne Ga naar margenoot32 verbolgentheyt altoos behoudt.

12

Daerom sal ick een vyer senden in Ga naar margenoot33 Theman: dat sal de palleysen van Ga naar margenoot34 Bozra verteeren.

13

Alsoo seyt de HEERE; Om drie overtredingen der Ga naar margenoot35 kinderen Ammons, ende om viere, en sal ick dat niet afwenden: om dat sy de swangere [vrouwen] van Ga naar margenoot36 Gilead hebben Ga naar margenoot37 opgesneden, om hare Ga naar margenoot38 lantpale te verwijden.

14

Daerom sal ick een vyer aensteken in den muer van Ga naar margenoot39 Rabba, dat sal Ga naar margenoot40 hare palleysen verteeren, met een Ga naar margenoot41 gejuych ten dage des strijts, met een Ga naar margenoot42 onweder ten dage des wervelwints.

15

Ende haerlieder Ga naar margenoot43 Koningh sal gaen in gevangenisse: hy, ende sijne Vorsten te samen, seyt de HEERE.

margenoot1
Of, saken, dingen.
margenoot2
Siet ond. 7.14. het Hebr. woort staet oock 2.Reg. cap. 3. vers 4. alwaer het van den Moabitischen Koningh gebruyckt wort, voor een veehandelaer.
margenoot3
Siet 2.Sam. 14. op vers 2.
margenoot4
D. die hem door gesichten van Godt zijn geopenbaert: alsoo Micha 1.1. siet Ezech. cap. 13. op vers 3, etc.
margenoot5
Hier uyt blijckt, dat dese Propheet ten selven tijde oock gepropheteert heeft, als Hosea. siet Hos. 1. vers 1.
margenoota
Zach. 14.5.
margenoot6
Vergel. Zach. 14. vers 5. De Ioden gelooven, dat dese aerdbevinge geschiet zy ter tijt, als Uzia met melaetsheyt van Gode gestraft wert, om dat hy tradt in het ampt der Priesteren, 2.Chro. 26.19. Andere meynen, datse geschiet zy na deses Ierobeams doot, voor de schricklicke conspiratien ende moorderijen, die daer na in Israël (insonderheyt onder de groote) gevolght zijn, ende van den Propheet Hosea dickwils vermeldt worden.
margenootb
Ierem. 25.30. Ioël 3.16.
margenoot7
Siet Ierem. 25.30. Ioël 3.16. met d’aent.
margenoot8
Ofte, weyden, schoone landouwen, daer de herders hare hutten hebben, ende het vee gaen weyden: Die sullen jammerlick gestelt zijn, als lijdende om der menschen sonden. Vergel. ond. 4.6, 7. Uyt dese woorden nemen sommige af, dat Godt hier propheteert van eene groote drooghte in Israël, die hy door eenen Propheet in Iuda soude laten voorseggen, ende uyt Zion (als sijne woonstede) uytsenden. Vergel. onder 3.8.
margenoot9
Hebr. het hooft. Van Carmel, siet Ierem. 50. op vers 19.
margenoot10
D. om vele grove sonden (insonderheyt tegen mijn volck begaen) die sy van tijt tot tijt hebben opgehoopt, mijne lanckmoedigheyt schandelick misbruyckende. Een seker getal voor een onseker. Vergel. Iob 5. op vers 19. ende 33.29. alsoo versen 6, 9, 11, 13. ende 2.4, 6.
margenoot11
D. Syrien, ende voorts, de Syriers. Van Damascus, siet Genes. 14. op vers 15. 2.Sam. cap. 8. vers 5.
margenoot12
T.w. het oordeel, dat in ’t volgende verhaelt wort, niet langer ophouden ofte uytstellen. Sommige nemen ’t aldus, Om drie, etc. ja om viere en sal ick haer niet vergelden, [maer] om dat sy Gilead, etc. als of de Heere seyde: Vele voorgaende sonden soude ick noch hebben oversien, ende haer om die soo hardt niet hebben gestraft, maer nu sy soo tyrannighlick met mijn volck hebben gehandelt, sal ick met mijn oordeel voort gaen: alsoo in ’t volgende. Anders, en sal ick hem niet weder brengen, T.w. soo verre in mijne gunste, dat ick hem soude verschoonen.
margenoot13
D. Israël, woonende in Gilead, gelegen over de Iordane, na Syrien toe. siet Gen. 31. op vers 21.
margenoot14
Vergelijckt 2.Sam. cap. 12. op vers 31. ende ond. vers 13. Dit kan men verstaen van Hazaëls ende Benhadads wreetheyt (siet 2.Reg. 8.12. ende 10.32, 33. ende 12.18. ende c. 13. versen 3, 7.) welcke twee tyrannen in ’t volgende genoemt worden.
margenoot15
Plage van krijgh ende verwoestinge, etc. Siet Ierem. 49.27. met de aenteeckeninge. alsoo in het volgende dickwils.
margenoot16
Dat is, de macht, sterckte ende vastigheyt des Koninckrijcks van Syrien, ende in het bysonder van de hooftstadt Damascus. Siet 2.Reg. cap. 16. vers 9. ende Iesa. 17. vers 1.
margenootc
Iesa. 17.1, etc. Ierem. 49. vers 23, etc.
margenoot17
Dit schijnen twee steden ofte Konincklicke lustplaetsen geweest te zijn in Syrien, uyt vergelijckinge van vers 8. Bikeat-Aven, is te seggen, valleije der ydelheyt: Beth-Eden, huys des wellusts, ofte, lusthuys. siet van Eden, Genes. cap. 2. op vers 8.
margenoot18
Dat is, den Regent: want sulcks een teecken was van regeeringe. siet Genes. cap. 49. op vers 10. Ezech. cap. 19. versen 11, 14.
margenootd
2.Reg. 16.9.
margenoot19
Siet 2.Reg. 16. op vers 9. ende vergelijckt onder 9.7.
margenoote
2.Chron. 21.16, 17. ende 28.18.
margenoot20
Siet Iudic. 16. op vers 1. Hier onder worden de andere hooftsteden der Philistijnen mede verstaen. siet vers 8.
margenoot21
Hebr. om haer gevangelick wech voeren, etc. siet 2.Chro. cap. 21. versen 16, 17. ende 28.18. Ioël 3. versen 4, 6.
margenoot22
Ofte, [in] eene volkomene gevangenisse, [haer] overleverende aen Edom.
margenoot23
Asdod, ende de andere steden, in dit vers genoemt, waren alle hooftsteden der Philistijnen, in de Schrifture bekent.
margenoot24
D. mijne macht uytstrecken. Siet de maniere van spreken 2.Sam. c. 8. vers 3. Ezech. 38.12.
margenoot25
Hebr. sullen, D. d’overgeblevene sullen vergaen.
margenoot26
Siet Iosu. 19. op vers 29. ende wijders van Tyrus, Ies. c. 23. Ier. 47.4. Ezech. capp. 26. 27. en 28.
margenoot27
Vergel. Ioël 3. versen 4, 6. met d’aent.
margenoot28
Om dat David ende Salomo met Hiram, den Koningh van Tyrus, een verbondt hadden gemaeckt, ende malkanderen broederen genoemt. siet 2.Sam. c. 5. vers 11. 1.Reg. 5. vers 1. ende 9.13.
margenoot29
Siet Ies. 21.11. Ierem. c. 49. vers 7. Ezech. c. 25. vers 12. Obad. vers 1.
margenoot30
Dat is, bloetverwant, N. Israël ofte de Israëliten, afkomstigh van Iacob, Esaus broeder, die der Edomiten vader is geweest. siet Genes. c. 27. vers 40. Deuter. 23.7.
margenoot31
D. de natuerlicke affectie ende mededoogentheyt, die bloetverwanten malkanderen behooren toe te dragen, ende te bewijsen.
margenoot32
Die Esau eerst tegen sijnen broeder Iacob opgenomen heeft, (Genes. 27.41.) ende schandelick van de nakomelingen vervolght ofte gecontinueert is. siet Psalm 137.7, etc.
margenoot33
Siet Ierem. 49. op vers 7.
margenoot34
Der Edomiten, als Iesa. 34.6. ende 63.1. Ierem. 49.22. want het schijnt gantschlick, datter een ander Bozra geweest is, gehoorende tot Moab, Ierem. 48.24. Anders (na sommiger gevoelen) genoemt Bezer, Iosu. 21.36. daer vele weyden ende schapen waren. siet Micha 2.12. ende vergel. 2.Reg. 3.4. ’t en ware dat de Edomiten Moabs Bozra, door krijghsuchtigheyt, als niet verre van hare grenzen gelegen mochten hebben overmeestert, ende aen haer getrocken.
margenoot35
Siet Ier. 49.1. Ezech. 25.2.
margenoot36
Siet bov. op vers 3.
margenoot37
Verst. onder dese eene grouwelicke soorte van tyrannije, alle d’andere, als bov. vers 3. ende Hose. 14.1.
margenoot38
Dewijle der Ammoniten lant aen Gilead grenzede, beyde in’t Oosten over de Iordane gelegen.
margenoot39
Siet 2.Sam. 11. op vers 1.
margenoot40
Van de stadt Rabba, der Ammoniten hooftstadt.
margenoot41
Of, [basuynen] geklanck, veltgeschrey, alsoo onder 2.2.
margenoot42
Van oorlogh, dat haer door Godes swaren toorn haestelick ende schrickelick sal overvallen, als een storm, wervel, of, draeywint. siet Iob 9.17. Prov. 1.27. ende 10.25. Hose. 8.7. met d’aent.
margenoot43
And. Malcam, D. der Ammoniten afgodt, sal wech gevoert worden in gevangenisse, na de wijse der volckeren, wanneer sy een lant overwonnen. Siet Iesa. 46.1. Ierem. 48.7. ende 49.1, 3. Hose. 10.6. met d’aenteeck.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken