Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het ij. Capittel.

Het gebedt van Iona, vers 1, etc. de visch spouwt Iona, op Godts bevel, aen lant, 10.

1

ENde Iona badt, tot den HEERE sijnen Godt: uyt des visssches ingewandt.

2

Ende hy Ga naar margenoot1 seyde; Ga naar margenoota Ick Ga naar margenoot2 riep Ga naar margenoot3 uyt mijne benauwtheyt tot den HEERE, ende hy antwoordde my: uyt den buyck des Ga naar margenoot4 grafs schreyde ick, [ende] ghy hoordet mijne stemme.

3

Want Ga naar margenoot5 ghy hadt my geworpen [in] de diepte, in het Ga naar margenoot6 herte der zeen, ende de stroom omvingh my: alle uwe Ga naar margenootb baren ende uwe golven gingen over my henen.

4

Ende ick Ga naar margenoot7 seyde; Ick ben Ga naar margenoot8 uytgestooten van voor uwe oogen: nochtans sal ick den Ga naar margenoot9 tempel uwer heyligheyt Ga naar margenoot10 weder aenschouwen.

5

De wateren hadden my omgeven tot de Ga naar margenoot11 ziele toe; den afgront omvingh my: het Ga naar margenoot12 wier was aen mijn hooft gebonden.

6

Ick was nedergedaelt tot de Ga naar margenoot13 gronden der bergen. De Ga naar margenoot14 grendelen der aerde waren om my henen, Ga naar margenoot15 in eeuwigheyt: maer ghy hebt mijn leven uyt den Ga naar margenoot16 verderve opgevoert, ô HEERE mijn Godt.

7

Als mijne ziele in my Ga naar margenoot17 overstelpt was, Ga naar margenoot18 dacht ick aen den HEERE: ende mijn gebedt Ga naar margenoot19 quam tot u, in den Ga naar margenoot20 tempel uwer heyligheyt.

8

Die de Ga naar margenoot21 valsche ydelheden onderhouden; Ga naar margenoot22 verlaten haerlieder weldadigheyt.

9

Maer ick sal u offeren met de stemme Ga naar margenootc der Ga naar margenoot23 dancksegginge; dat ick Ga naar margenoot24 belooft hebbe sal ick betalen: Ga naar margenootd Ga naar margenoot25 het heyl is des HEEREN.[kolom]

10

De HEERE nu Ga naar margenoot26 sprack tot den visch: ende hy spouwede Iona uyt op het Ga naar margenoot27 drooge.

margenoot1
T.w. daer na, als hy verlost was. Want het blijckt uyt de volgende woorden, dat de Propheet dit gebedt na sijne verlossinge by een gestelt heeft, als een kort begrijp van sijnen inwendigen strijt, mitsgaders alle heylige gedachten, beweegingen, ende gebeden, die de Geest des Heeren hem in den tijt van drie dagen ende drie nachten in den buyck des walvischs hadde ingegeven, waer uyt hy wel hadde konnen afnemen, dat hem Godt in dese harde kastijdinge wonderbaerlick bewaerde, sterckte, ende eyndelick verlossen soude.
margenoota
Psalm 120.1.
margenoot2
Siet Iob 36. op vers 13.
margenoot3
Ofte, vermits, van wegen.
margenoot4
Dat is, des walvischs, daer in ick, als in een graf, besloten was, ende die als mijn graf scheen te sullen zijn.
margenoot5
Door de hant der schippers, welcker doen ghy regeerdet.
margenoot6
D. midden in de diepte der zee. Vergelijckt Deut. 4.11. Ezech. 27.2. met de aenteeckeninge.
margenootb
Psalm 42.8.
margenoot7
T.w. by my selven, D. dachte. Vergel. Psalm 31.23. met de aenteeck.
margenoot8
Ofte, uytgedreven, uytgeworpen.
margenoot9
D. uwen heyligen tempel, daer Godt met sijne genade bysonderlick tegenwoordigh was.
margenoot10
Hebr. ick sal toedoen ofte voortvaren t’aenschouwen, D. weder aenschouwen. Dit bysonder vertrouwen werckte Godts Geest in den Propheet, waer door hy de victorie behieldt over ’t vleesch. And. ick sal nochtans voortvaren te sien na uwen heyligen tempel, D. ick sal evenwel niet laten te wachten op uwe hulpe, dien ghy my uyt uwen tempel, (Dat is, om des Messia wille, van welcken de tempel een voorbeelt was) sult toeschicken. Vergel. onder vers 8.
margenoot11
D. soo, datse my mijn leven dreyghden te benemen, my versmoort souden hebben, ende mijne ziele uyt my doen gaen, ’t en ware ghy daer in genadelick hadt versien. Vergel. Psalm 69.2. ende siet Genes. 19. op vers 17. anders worden door wateren oock nooden ende benaeuwtheden verstaen. siet 2.Sam. 22. op vers 17.
margenoot12
Of, zee-gras, was om mijn hooft gewickelt, verstaet, als ick in de zee dreef, ofte in den buyck des walvischs lagh, die het wier inslockte.
margenoot13
Hebr. afsnijdingen, D. het uyterste, onderste, de wortelen ofte gronden der bergen ofte klippen.
margenoot14
Hebr. de aerde, hare grendelen, D. ick was in de gront van de zee, als in eene vaste gevangenisse, besloten, ende aen alle kanten van de aerde, hooge bergen, ende klippen omcingelt. And. de aerde [met] hare grendelen was, etc.
margenoot15
Sulcks datter geene apparentie van uytkomen en was, ’t en ware ghy my mirakeleuslick hadt verlost.
margenoot16
Ofte, groeve. Vergel. boven vers 3. ende siet Psalm 7.16. ende 16.10. met de aenteeck.
margenoot17
Vergel. Psal. 61.3. met d’aenteeck.
margenoot18
Gelijck, Godt vergeten, godtloosheyt beteeckent, (siet Psalm 9.18. met d’aenteeck.) alsoo is, sijner niet vergeten maer gedencken, hem voor oogen houden, dienen, tot hem toevlucht nemen, op hem vertrouwen. siet Psalm 20.8. ende 42.7. ende 44.18. ende 77.4, etc.
margenoot19
Als Psalm 102.2.
margenoot20
Siet boven vers 5. ende vergel. 1.Reg. 8.44. met de aenteeck. Sommige verstaen den hemel, ende setten’t over palleys uwer heyligheyt. Siet Psalm 11.4. mede afgebeelt door den tempel.
margenoot21
Hebr. ydelheden der valsheyt, ofte, des leugens, der nietigheyt, vergeefsheyt, D. die de afgoden in noot aenroepen, ende dancken, als haer goet is geschiet. siet 2.Reg. 16.15. Psal. 31.7. ende 62.11. Ier. 2. versen 5, 8, 11. met d’aenteeck.
margenoot22
D. sy en gedencken noch behertigen de weldadigheyt ofte goedertierenheyt niet, die ghy haer bewesen hebt, maer schrijven ’t ondanckbaerlick haren afgoden toe: ofte, sy verlaten u, die ghy haer weldoender, ende d’eenige ware Godt zijt. siet Psalm 59.11. Ierem. 2.2. met d’aenteeckeninge.
margenootc
Psalm 50.14, 23. ende 116.7. Hose. 14.2. Hebr. 13.15.
margenoot23
Of, des lofs. siet Psalm 50.14, 23. ende 116.17. Hose. 14.2. Hebr. 13.15, etc.
margenoot24
Siet Psalm 50.14. ende 61.6. met d’aenteeck.
margenootd
Psalm 3.9.
margenoot25
And. al het heyl, D. alle verlossinge, soo des lichaems als der ziele, komt alleen van hem. siet Psalm 3.9. ende 36.6, 7, 8.
margenoot26
Hebr. eygentl. seyde. Godts seggen, is sijn gebieden, regeeren, beschicken ende doen. siet Gen. cap. 1. op vers 3. De sin is, hy regeerde desen visch alsoo, dat hy dat dede.
margenoot27
Dat is, op het lant. als boven 1.9, 13.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken