Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[Folio 128v]
[fol. 128v]

Het iij. Capittel.

Het vierde gesichte, te weten, de Hoogepriester Iosua, in wiens persoon afgebeeldet wort, dat Godt sijne Kercke lief heeft, haer hare sonden vergeeft, haer heylight, ende tegen den duyvel beschut, vers 1, etc. Christus wort belooft, die alle onse sonden verdelght, ende den waren vrede mede brengt, 8.

1

DAer na toonde Ga naar margenoot1 hy my Ga naar margenoot2 Iosua Ga naar margenoot3 den Hoogenpriester, staende Ga naar margenoot4 voor het aengesichte van den Engel des HEEREN, ende Ga naar margenoot5 de satan stont Ga naar margenoot6 aen sijne rechter hant, Ga naar margenoot7 om hem te wederstaen.

2

Doch Ga naar margenoot8 de HEERE seyde tot den satan, Ga naar margenoot9 Ga naar margenoota De HEERE Ga naar margenoot10 schelde u, ghy satan, ja de HEERE schelde u, die Ierusalem Ga naar margenoot11 verkiest: en is Ga naar margenoot12 dese niet Ga naar margenoot13 een vyerbrant Ga naar margenoot14 uyt den vyere geruckt?

3

Iosua nu was bekleet Ga naar margenoot15 met vuyle kleederen, als hy voor het aengesichte Ga naar margenoot16 des Engels stont.

4

Doe Ga naar margenoot17 antwoordde Ga naar margenoot18 hy, ende sprack Ga naar margenoot19 tot de gene die voor sijn aengesichte stonden, seggende, Doet dese vuyle kleederen van hem wech: daer na sprack hy Ga naar margenoot20 tot hem, Ga naar margenootb Ga naar margenoot21 Siet, ick hebbe uwe ongerechtigheyt van u Ga naar margenoot22 wech genomen, ende ick sal u Ga naar margenoot23 wisselkleederen aendoen.

5

Ga naar margenoot24 Dies segge ick, Laetse eenen reynen Ga naar margenoot25 hoet op sijn hooft setten: ende sy setteden dien reynen hoet op sijn hooft, ende sy togen hem Ga naar margenoot26 kleederen aen, ende de Engel des HEEREN Ga naar margenoot27 stont [daer by:]

6

Doe betuyghde d’Engel des HEEREN Iosua, seggende:

7

Soo seyt Ga naar margenoot28 de HEERE der heyrscharen, Indien ghy in mijne wegen sult wandelen, ende Ga naar margenoot29 indien ghy mijne wacht Ga naar margenoot30 sult waer nemen, Ga naar margenoot31 soo sult ghy oock mijn huys richten, ende oock Ga naar margenoot32 mijne voorhoven bewaren: ende Ga naar margenoot33 ick sal u wandelingen geven onder dese die [hier] staen.

8

Hoort nu toe Iosua ghy Hoogepriester, ghy ende Ga naar margenoot34 uwe vrienden, die voor u aengesichte sitten: want sy zijn Ga naar margenoot35 een wonder teecken: want siet Ga naar margenoot36 ick sal Ga naar margenoot37 mij-[kolom]nen knecht Ga naar margenoot38 de Ga naar margenootc SPRUYTE doen komen.

9

Want siet, aengaende Ga naar margenoot39 dien steen, welcken ick geleyt hebbe voor het aengesichte van Iosua, Ga naar margenoot40 op dien eenen steen sullen Ga naar margenoot41 seven oogen wesen: siet Ga naar margenoot42 ick sal sijn graveersel graveeren, spreeckt de HEERE der heyrscharen, ende ick sal de ongerechtigheyt Ga naar margenoot43 deses lants Ga naar margenoot44 op eenen dagh wech nemen.

10

Te dien dage spreeckt de HEERE der heyrscharen, Ga naar margenoot45 sult ghylieden een yegelick sijnen naesten noodigen tot onder den wijnstock, ende tot onder den vygeboom.

margenoot1
T.w. de Engel, siet bov. 2.3, 4.
margenoot2
Van desen Iosua wort oock mentie gemaeckt Hag. 1. versen 1, 12. ende 2.3. Hy wort alhier gestelt als een beelt der Kercke, dewijle hy te dier tijt als de voornaemste opsiender of voorstander der selver op aerden geweest is, zijnde Hoogepriester: Doch andersins, ten aensien dat hy het volck uyt de Babylonische gevangenisse geleyt, ende den tempel herbouwt heeft, ende Hoogepriester was, is hy oock geweest een voorbeelt Iesu Christi, in den name, ende in de daet.
margenoot3
Hebr. den grooten Priester.
margenoot4
Iosua stont voor dien Engel, Dat is, Christum, als een beschuldighde voor sijnen richter, de satan zijnde de aenklager. Andere nemen hier staen voor dienen, als Psalm 135. vers 2.
margenoot5
Dit beteeckent eenen tegenpartijder, of wederstander. siet Iob 1. op vers 6.
margenoot6
T.w. aen Iosuae rechter hant.
margenoot7
D. dat hy hem (T.w. Iosua) voor Christo aenklaeghde ende beschuldighde, als niet weerdigh zijnde, dat de tempel onder sijn beleyt soude herbouwt worden. Siet Apoc. 12. vers 10. De Hebreeusche woorden die hier gebruyckt worden, luyden soo veel als of wy seyden, De tegenstander stont om hem tegen te staen. Vergelijckt met de woorden des texts, Ephes. cap. 6. vers 12.
margenoot8
Te weten, de Sone Godes, dien hy te voren den Engel des Heeren genoemt heeft.
margenoot9
Dat is, Godt de Vader.
margenoota
Iude vers 9.
margenoot10
Dat is, drijve u te rugge met uwe valsche aenklaghte, hy make u te schande, verstoote ende verdoeme u, ende rechtveerdige sijnen getrouwen dienaer Iosua. Siet Iude vers 9.
margenoot11
Siet boven cap. 1. vers 17. ende cap. 2. vers 12.
margenoot12
Te weten, de Hoogepriester Iosua.
margenoot13
Siet Iesa. cap. 7. op vers 4. Anders, [als] een vyerbrant, uyt den vyere gereddet?
margenoot14
Dat is, uyt de Babylonische gevangenisse: Ofte, uyt den algemeynen ondergangh gereddet: op dat ick mijne genade aen hem bewijsen soude? waerom begeert ghy dan, dat ick hem soude te schande maken? Siet Amos cap. 4. vers 11.
margenoot15
Dat is, met besoetelde, onreyne, bevleckte kleederen, daer mede sijne sonden ende onreynigheden wierden aengewesen, als blijckt uyt vers 4.
margenoot16
Te weten, des Engels, van den welcken vers 1. gesproken is, die de Heere Christus was.
margenoot17
Dat is, sprack.
margenoot18
T.w. Christus, die de sonden vergeeft, ende den onrechtveerdigen rechtveerdigh spreeckt: Alsoo oock stracks wederom, daer na (Te weten, na dat sy hem de vuyle kleederen hadden uytgetrocken) sprack hy, Te weten, Christus.
margenoot19
Dat is, tot d’ander Engelen, die sijne dienaers zijn, altijdt veerdigh staende om sijne bevelen te verrichten, Hebr. cap. 1. vers 14.
margenoot20
Te weten, tot Iosua.
margenootb
Mich. 7.18.
margenoot21
Dat is, hier uyt sult ghy de waerheyt deser sake vernemen, dat ick uwe ongerechtigheden van u hebbe wech genomen, die door het vuyl kleet vers 3. wierden beteeckent. Vergel. Iesa. 6.7. Ierem. 1.9.
margenoot22
Siet 2.Sam. cap. 12. op vers 13.
margenoot23
Aldus worden genoemt nieuwe, suyverlicke, schoone kleederen, die men alleen op feestdagen aen dede. Siet Iudic. cap. 14. vers 12. Hier wort door de wisselkleederen verstaen de gerechtigheyt Christi, ware heyligheyt, of geestelicken cieraet. Vergelijckt Matth. cap. 22. vers 11. Luce cap. 15. vers 22.
margenoot24
Anders, doe seyde ick, Te weten, by my selven, als zijnde woorden des Propheten, wenschende dat sulcks door den wille des Heeren mochte geschieden.
margenoot25
Van het woort hoet siet de aenteeckeninge Exod. cap. 28. op vers 4. De hoet beduydt het Priesterlick ampt, daer toe de Heere Iosua heeft verordineert ende bevestight, na dat hy hem van sijne sonden gereynight ende geheylight hadde. siet 1.Petr. cap. 2 vers 9.
margenoot26
T.w. wisselkleederen, als vers 4.
margenoot27
Te weten, veerdigh om des Vaders bevel uyt te voeren.
margenoot28
Te weten, Godt de Vader, die voor de weldaden daer mede hy de menschen begenadight, danckbaerheyt is vereyschende, namelick gedurige oeffeninge in de Godtsaligheyt, Luce cap. 1. versen 74, 75. 1.Petr. cap. 1. versen 15, 16.
margenoot29
Dat is, indien ghy mijne instelligen ende geboden neerstelick sult onderhouden, gelijck ick die wil onderhouden hebben.
margenoot30
Hebr. sult wachten.
margenoot31
D. soo sult ghy oock de opsicht ende regeeringe over mijne Kercke hebben, gelijck het uwe voorouderen gehadt hebben. siet 2.Chron. 19.11. de Kercke wort meermaels Godes huys genoemt, als Num. 12.7. Ierem. 11.15. ende 12.7. Hebr. 3.2.
margenoot32
D. ghy sult in u Hoogepriester-ampt gedurighlick blijven, ende d’opsicht over mijne Kercke hebben, ende behouden. Het is even het selve ’t welck hy stracks met andre woorden geseyt heeft.
margenoot33
D. na dit leven sal ick u opnemen in het eeuwigh leven, ende sal u doen wandelen onder de heylige Engelen die hier staen, ende andere hemelsche scharen. Vergelijckt Matth. 22.30. 2.Tim. 4.8. Hebr. 12.22.
margenoot34
D. uwe metgesellen, de Priesters onder uwe opsicht staende. Ofte in ’t gemeyn, de vrome die het met u houden.
margenoot35
Of, een wonder. Hebr. mannen des wonders. Eenige verstaen dit alsoo, dat sy voor een wonder by de boose menschen gehouden wierden, overmits sy des Heeren woort hoorden. siet Iesa. 8.18. Doch sommige verstaen, dat sy voor een wonder wierden aengesien, overmits sy soo wonderbaerlick uyt de Babylonische gevangenisse verlost, ende in haer lant wedergebracht waren, zijnde het selve een teecken van de verlossinge door Christum. siet Psalm 71. op vers 7.
margenoot36
T.w. de Vader; wiens woorden hier de Heere Christus verhaelt. siet boven vers 6.
margenoot37
D. Christum. siet Ies. 42. op vers 1. ende 52.13. De sin is, Desen sal ick in de werelt doen verschijnen in de volheyt des tijts, ende hy sal mijnen wille doen, gelijck een getrouwe knecht den wille ende het bevel sijnes heeren doet.
margenoot38
Te weten, den Messiam, die een Spruyte is uyt de stamme Isai. Siet Ierem. 23. op vers 5. ende 33.15. ende Zachar. c. 6. vers 12. Eenige houden het Hebreeusch woort, Zemach in den text.
margenootc
Iesa. 4.2. ende 11.1. Ierem. 23.5. ende 33.15. Zachar. 6.12.
margenoot39
Namelick Christum, (stracks een Spruyte genoemt, vers 8) die het fondament ende de hoecksteen sijner Kercke is, Gelijck Christus eertijts door den hoecksteen des tempels wiert afgebeeldet, Psalm 118.22. Iesa. 28.16. Alsoo wederom hier, doe de tempel is gefondeert ende vernieuwt geworden in de tegenwoordigheyt van Iosua.
margenoot40
Ofte, in dien steen, T.w. in Christo, sal zijn, voor eerst de volheyt der Godtheyt, ende daer na overvloet van geestelicke gaven, ende voorts volkomene sorge voor sijne Kercke. Anders, over. Verstaende de groote sorge des Vaders over Christum ende sijn Rijck.
margenoot41
Vergel. met de woorden deses vers, de woorden Zachariae, ond. 4.10. ende Apoc. 5.6.
margenoot42
Dat is, ick sal hem kostelick uythouwen, gelijck men eenen kostelicken steen fraey polijst ende glat maeckt. D. ick sal hem (te weten Christum) vercieren met menigerleije geestelicke gaven. Hebr. Ick sal sijne openingen openen, welcke woorden eenige duyden op het lijden, ende op de wonden onses Heeren Iesu Christi, daer mede onse ongerechtigheden zijn uytgedelght, ende de saligheyt verworven is.
margenoot43
T.w. der Kercke der Ioden ende Heydenen.
margenoot44
T.w. op dien dagh als Christus sal gekruyst worden.
margenoot45
D. ghy sult in vrede leven, ende van alles genoegh hebben. siet 1.Reg. 4.25. Mich. 4.4. Doch verstaet dit niet soo seer van eene tydelicke vrede ende welstant, als van eene gerustigheyt des gemoedts, ende vrede der conscientie door het geloove, dat Godt met ons om Christi wille versoent is. Vergelijckt Iesa. 2.4, 5. ende 25.6, 7. Hose. 2.14, 17. ende cap. 14. versen 5, 6, 7. Ioël 3.18. Amos 9.13, 14, 15. Mich. 4.4. ende 5.4, 5. In welcke plaetsen, onder verbloemde redenen, de vrede der Kercke, ende eenes yederen lidtmaets der selver wort afgebeeldet.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken